Inleiding Psychologie 8e editie
Hoofdstuk 1
1.1 Wat is psychologie en wat is het niet?
Psychologie= wetenschap van gedrag en mentale processen. (Oudgrieks: psyche= 'geest' en -ologie=
'gebied van studie')
Psychologie bestaat zowel uit interne geestelijke processen (zoals denken, voelen en begeren) als
externe waarneembare gedragingen (zoals praten, glimlachen en lopen).
De wetenschap van de psychologie is gebaseerd op objectieve, verifieerbare gebeurtenissen.
Psychologen vallen in drie grote gebieden uiteen, waarbij enige overlap tussen de groepen bestaat:
1. Experimenteel psychologen (onderzoekspsychologen)= psychologen die onderzoek doen naar
nieuwe psychologische kennis en de meesten geven daarnaast les op de universiteit.
2. Docenten psychologie= psychologen met als primaire taak lesgeven aan diverse opleidingen,
waarbij ze op de universiteit ook onderzoek doen. Soms behandelen ze daarbij nog mensen.
3. Toegepaste psychologen= psychologen die de vergaarde kennis gebruiken om problemen van
mensen op te lossen.
Enkele toegepaste specialisaties: arbeid- en organisatiepsychologen, sportpsychologen,
schoolpsychologen, klinische psychologen of counselors, forensisch psychologen,
omgevingspsychologen (milieuvriendelijk) en gerontopsychologen (helpen van ouderen).
Verschil tussen psychologie en psychiatrie:
Psychiatrie= een medisch specialisme (termen als 'patiënt' en 'ziekte') dat zich richt op de diagnose
en behandeling van mentale stoornissen, meestal m.b.v. geneesmiddelen die alleen psychiaters
mogen voorschrijven.
Psychiatrie is een veel kleiner vakgebied dan psychologie: het hele terrein van gedrag en geestelijke
processen, van hersenfuncties tot sociale interacties.
Pseudopsychologie= niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd. Voorbeeld: astrologie en paranormaliteit.
Pseudopsychologie is gebaseerd op het 'gezonde verstand', hoop, bevestiging van vooroordelen,
anekdotes/meningen en de goedgelovigheid van de mens.
Echte psychologie en pseudopsychologie kun je onderscheiden door kritische denkvaardigheden:
1. Wat is de bron?
Afvragen of de persoon feitelijke kennis heeft of spreekt uit eigen ervaring en/of iets
belangrijks te winnen heeft bij de bewering (eigen belang).
2. Is de bewering redelijk of extreem?
Wees sceptisch over beweringen die als doorbraak of revolutionair worden gezien en/of in
strijd zijn met bestaande kennis. Voor een moeilijk probleem is er zelden een eenvoudige,
snelle oplossing.
3. Wat is het bewijsmateriaal?
Weet dat het riskant is om anekdotisch bewijsmateriaal, ervaringen van iemand of enkele
personen die ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden aangezien, aan te nemen.
Wat voor enkele personen geldt, hoeft niet voor iedereen te gelden.
Gebruik wetenschappelijk bewijsmateriaal d.m.v. een wetenschappelijk onderzoek.
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Ken de omstandigheden waaronder er een grote kans op bias bestaat en herken de
veelvoorkomende soorten bias.
, Bias= een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op basis van
persoonlijke ervaringen en waarden.
Emotionele bias= de neiging om te oordelen gebaseerd op gevoelens i.p.v. op een rationele
analyse van het bewijsmateriaal.
Expectancy bias= de neiging om verwachtingen van het onderzoeksresultaat te laten toestaan.
Confirmation bias= de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of
bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
5. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden?
Weet dat 'gezond verstand' een stelling zowel kan ondersteunen als onderuit halen.
Gebruik een zorgvuldige analyse van bewijzen voor en tegen de stelling voor een betrouwbaar
antwoord.
Weet dat als twee dingen die tegelijkertijd voorkomen niet per se het een het ander doet
veroorzaken, correlatie-causaliteit-denkfout. Neem andere interpretaties over de relatie in
overweging en vindt meer ondersteunende gegevens.
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
Weet dat het riskant is om uit te gaan van een eenvoudige aanname. Gebruik verschillende
invalshoeken voor een probleem die een complexere oplossing nodig heeft.
1.2 Wat zijn de zes belangrijkste perspectieven van de psychologie?
Zes belangrijke perspectieven vormen het snel veranderende spectrum van de moderne psychologie:
het biologische, cognitieve, behavioristische, whole-person-, ontwikkelings- en socioculturele
perspectief. Allen komen ze voort uit radicaal nieuwe ideeën over geest en gedrag.
Bepaald gedrag is niet altijd vanuit één perspectief te verklaren, vandaar is een combinatie mogelijk.
Samen helpen deze zes perspectieven allemaal om een holistisch (visie van totaliteit) beeld van
menselijk gedrag te ontwikkelen.
René Descartes stelde het eerste radicaal nieuwe idee voor: een scheiding tussen de spirituele geest
en het fysieke lichaam.
Descartes behoorde tot het rationalisme, een filosofische stroming die het verstand (ratio) als enige
middel zag om aan wetenschap en filosofie te doen.
Veel kritiek van een filosofische stroming die beweert dat waarnemingen, ervaringen en
experimenten de enige bronnen van kennis zijn, empirisme.
Biologische wetenschappers hadden aangetoond hoe zintuigen stimulatie omzetten in
zenuwimpulsen en spierreacties. Dankzij de nieuwe ontdekkingen en Descartes' idee konden
wetenschappers aantonen dat zenuwactiviteit, aldus biologisch processen, onderliggend is voor
sensaties en reflexmatige gedragingen i.p.v. mysterieuze spirituele krachten.
Descartes' revolutionaire perspectief vormt de basis voor het moderne biologische perspectief waar
later lichaam en geest weer worden samengevoegd en de geest als een product van de hersenen
wordt beschouwd.
Biologisch perspectief= psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in het
functioneren van genen, hersenen en zenuw- & hormoonstelsel.
Het biologisch perspectief heeft zich ontwikkeld in twee richtingen:
1. Neurowetenschap-> richt zich op begrip van hoe hersenen gedachten, gevoelens, motieven,
bewustzijn en andere mentale processen creëren.
2. Evolutionaire psychologie-> beschouwt gedrag en mentale processen op basis van hun
genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting.
Wilhelm Wundt wilde de menselijke geest op eenzelfde manier simplificeren als het periodiek
systeem van elementen de scheikunde had vereenvoudigd, hierdoor had hij wel een revolutionair
,inzicht; wetenschappelijke methoden konden ook gebruikt worden om zowel geest als het lichaam te
bestuderen.
In 1879 richtte Wundt het eerste psychologisch laboratorium op waar onderzoek werd gedaan naar
sensorische en emotionele reacties op verschillende prikkels, introspectie, dit is een beschrijving van
je eigen innerlijke bewustzijnservaringen.
Volgens Wundt waren de 'elementen' van het bewustzijn geheugen, aandacht, emotie, denken, leren
en taal (met inbegrip van gewaarwording en waarneming). Onze verstandelijke activiteit zou uit
verschillende combinaties van deze elementaire processen bestaan.
-> Trichener bracht dit naar Amerika en noemde het structuralisme, historische stroming die
probeert de basisstructuren van de geest en de gedachten te ontrafelen. Structuralisten zochten de
‘elementen’ van de bewuste ervaring.
Gestaltpsychologen concentreerden zich juist op het geheel van bewustzijnservaringen en
probeerden te begrijpen hoe we 'perceptuele gehelen' vormen.
William James vond dat de psychologie zich moest richten op de functie van het bewustzijn en niet
alleen op de structuur ervan. James sloot aan bij de ideeën van Darwin: een diepe belangstelling voor
emoties (niet alleen een 'element' van het bewustzijn) en hun relatie tot lichaam en gedrag, maar
ook het idee dat organismen zich aan hun omgeving aanpassen.
Functionalisme= historische, psychologische stroming die meende dat psychische processen het
beste begrepen kunnen worden in het licht van hun aanpassingsnut en functie. Ze ontwikkelden de
eerste toegepaste psychologie m.b.t. de verbetering van het menselijk leven.
Over introspectie (en gestaltpsychologie) waren het structuralisme en functionalisme het eens,
alleen was de methode subjectief en niet wetenschappelijk.
Structuralisme, functionalisme en gestaltpsychologie vormen uiteindelijk het cognitieve perspectief
wat de nadruk legt op geestelijke processen (cognitie) zoals waarnemingen, interpretaties,
verwachtingen, overtuigingen en herinneringen, hieruit komen gedachten en handelingen.
Het cognitieve perspectief kan tegenwoordig objectief gebruik maken van
hersenobservatiemethoden d.m.v. brain imaging-technieken.
Rond 1900 ontstonden de behavioristen met het empiristische idee; er kan alleen zekerheid
verworven worden over datgene wat je kunt waarnemen en dat de mens bij de geboorte een tabula
rasa (schone lei, onbeschreven blad) is . En zij vonden als enige dat het bestuderen van de geest geen
deel van psychologie zou moeten uitmaken.
Behaviorisme= historische psychologische stroming waarbij werd gestreefd om van de psychologie
een objectieve wetenschap te maken die zich alleen richtte op het gedrag en niet op mentale
processen.
Volgens John B. Watson: een werkelijk objectieve psychologische wetenschap zou zich uitsluitend
met waarneembare gebeurtenissen bezighouden, dus de bron van onze handelingen wordt gezocht
in stimulati vanuit de omgeving en de waarneembare reacties daarop, behavioristische perspectief.
Perspectieven vanuit de gehele persoon ('whole person') draaien om een globaal inzicht in de
persoonlijkheid.
Sigmund Freud ontwikkelde een methode voor het behandelen van psychische stoornissen die
gebaseerd is op het idee; persoonlijkheid en psychische stoornissen ontstaan voornamelijk uit
processen in het onbewuste.
Psychoanalyse= een methode van de psychologie die is gebaseerd op veronderstellingen van
Freud die de nadruk legt op onbewuste processen.
-> De psychoanalytische theorie van Freud stelde voor dat deze uitgebreide methode de gehele
persoon kon verklaren en niet slechts bepaalde onderdelen zoals de andere stromingen in de
psychologie hadden gedaan.
-> De psychoanalytische behandelmethode werd ontwikkeld als medische techniek voor de
behandeling van psychische stoornissen.
, Psychoanalytici (artsen specialisme in psychiatrie en freudiaanse methoden) leggen de nadruk
op de analyse van dromen, versprekingen en vrije associatie. Dit is een techniek om
aanwijzingen te verkrijgen voor onbewuste conflicten en verlangens die door het bewustzijn
worden onderdrukt.
Veel psychologen zijn kritisch over de psychoanalyse, aangezien het niet meetbaar en niet
toetsbaar is met de feitelijke werkelijkheid.
Psychodynamische psychologie= een perspectief die de nadruk legt op het begrijpen van het
menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en
conflicten. Vooral de onbewuste geest (psyche) is een opslag van energie (dynamica) voor
persoonlijkheid.
Carl Rogers en Abraham Maslow waren de aanvoerders van het zogenaamde humanisme en ze
hadden als radicale invalshoek; psychologie moet de nadruk juist leggen op het positieve in
plaats van op psychische stoornissen. Ook kwamen ze in opstand tegen het behaviorisme: de
mens is geen speelbal van prikkels uit de omgeving en innerlijke processen zijn even belangrijk.
-> Mensen worden gezien als organismen met een vrije wil, op basis hiervan kunnen we keuzes
maken.
-> De opvattingen die je hebt over jezelf en je fysieke en emotionele behoeften hebben een
grote invloed op je gedachten, emoties en handelingen
die op hun beurt allemaal invloed hebben op de groei en de ontwikkeling van je potentieel
(vermogen, verwezenlijking).
Humanistische psychologie= een klinisch perspectief waarbij mogelijkheden, groei, potentie en
organismen met een vrije wil worden benadrukt.
Vanuit de oude Grieken; verschillen tussen mensen ontstaan uit verschillen in consistente
kenmerken en neigingen die karaktertrekken en temperamenten worden genoemd.
Er wordt veronderstelt dat individuele, fundamentele karaktereigenschappen voor een deel
biologisch van aard zijn en naar verwachting vaak consistent zijn in de tijd en in verschillende
situaties.
Psychologie van karaktertrekken en temperament= psychologisch perspectief dat gedrag en
persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
Mensen veranderen op voorspelbare wijze naarmate invloeden van erfelijkheid ( nature) en
omgeving (nurture) zich in de loop van de tijd ontplooien.
-> Lichamelijk is de ontwikkeling te zien in voorspelbare processen zoals groei, puberteit en
menopauze.
-> Psychologisch is de ontwikkeling waarneembaar in het verwerven van taal, logisch nadenken en
het aannemen van verschillende rollen op verschillende momenten in het leven.
Biologische psychologen leggen de nadruk op nature en de behavioristen benadrukken de nurture,
deze interactie is het ontwikkelingsperspectief.
Ontwikkelingsperspectief= perspectief dat nadruk legt op erfelijkheid en omgeving, en op
voorspelbare veranderingen tijdens de levensloop.
Socioculturele en crossculturele psychologen hebben als idee; sociale en culturele invloeden kunnen
de invloed overstemmen van alle andere factoren die gedrag beïnvloeden.
Cultuur= een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten en tradities die wordt gedeeld met een
groep mensen in dezelfde omgeving.
Crossculturele psychologen zijn geïnteresseerd in de manieren waarop psychologische processen
verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
Het socioculturele perspectief benadrukt dus het belang van sociale interactie, sociaal leren en een
culturele invalshoek.
Het socioculturele perspectief ontkent de effecten van erfelijkheid, leren en/of onbewuste processen
niet, alleen volgens hen is de kracht van de (sociale en culturele) situatie het sterkst.