Eigen huis II
College 1
Belastingsubject/belastingplichtige: natuurlijke persoon (art. 1.1 Wet IB) voor zover
hij/zij inkomen geniet.
Het is ingedeeld in het boxenstelsel, we kennen 3 boxen.
Binnen het boxenstelsel zijn er verschillende tarieven.
- Box 1: progressief. Deze is gebaseerd op draagkrachtbeginsel
- Box 2: vast tariefpercentage
- Box 3: vast tariefpercentage
Hoofdregel: het inkomen kan altijd maar in één box tegelijkertijd worden belast. Het
kan onderling wel verschuiven (dus eerst in box 1 maar later in box 3, verhuur huis
bijv.).
Rangorderegeling is van belang. Op moment dat inkomen eventueel in twee boxen
tegelijkertijd zou kunnen vallen dan wordt eruit gegaan dat de regeling van de box
die als eerste in de wet wordt genoemd bepalend is. Box 1 wordt als eerste benoemd
in de wet.
Inkomstenbelasting = aanslagbelasting.
Aanslagbelasting: belasting betalen op moment dat je aanslag binnen hebt (niet
direct).
Aangiftebelasting: omzetbelasting. Belasting die je direct moet afdragen op
moment van het doen van aangifte afdragen.
Box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Box 1: verschillende inkomsten:
1. Winst uit onderneming (gaat niet om bv of nv, maar om de eenmanszaak, vof
of maatschap).
2. Loon uit dienstbetrekking
3. Inkomsten uit overige werkzaamheden (werkzaamheden die niet juridisch
gezien worden als uit dienstbetrekking)
4. Periodieke uitkeringen en verstrekkingen
5. Inkomsten uit eigen woning
Indien de AOW-leeftijd nog niet bereikt in 2020:
Tot € 68.508 37,35%
Vanaf € 68.508 49,50%
Voorbeeld berekening box 1
Harry (42) heeft een leuke baan bij transportbedrijf. Hij verdient hier op jaarbasis
€ 73.000 mee. Hoeveel inkomstenbelasting is Harry verschuldigd op grond van dit
inkomen?
Tot € 68.508 = € 25.587,74.
73.000 – 68.508 = 4.492 x 49,50% = € 2.223,54. Totaal = € 27.811,28.
,Box 2: aanmerkelijk belang heb je op het moment dat je 5% of meer aan aandelen in
een vennootschap met in aandelen verdeeld kapitaal hebt. Belast wordt de voordelen
uit die vennootschap. Vast tarief van 26,25% in 2020.
Box 3: denk bijvoorbeeld aan:
- Spaargeld
- Aandelen (minder dan 5%)
- Tweede woning
Inkomen uit sparen en beleggen kent een eigen grondslag: bezittingen – schulden –
heffingsvrij vermogen (€ 30.846).
Daarover heen wordt bepaald wat belast mag worden. Je gaat bekijken wat het
fictieve rendement is en die wordt vervolgens belast.
Over het fictieve is vast tarief van 30% aan belasting.
Belastbaar inkomen uit eigen woning
Eigen woning (art. 3.111 Wet IB): zijn aantal voorwaarden waaraan moet zijn
voldaan:
1. Het moet gaan om een gebouw, schip of woonwagen. Duurzaam verenigd zijn
met de grond, bijv. zijn sanitaire voorzieningen aangelegd en elektriciteit;
2. Van de belastingplichtige of iemand van zijn huishouden (huurwoning kan niet
kwalificeren als eigen woning in de zin van IB);
3. Dienend als hoofdverblijf. Wordt o.g.v. omstandigheden bepaald
Hetgeen wat aan de woning vastzit behoort ook tot de eigen woning (denk aan
garage en schuur).
Uitzonderingen op de eigen woning (art. 3.111 lid 2 t/m 6 Wet IB):
- Woning bestemd tot verkoop gedurende een bepaalde tijd.
Op 1 april 2019 verkoop woning, andere woning aangeschaft. In
tussenliggende periode is oude woning nog verkocht. Datum op moment dat
je in nieuwe woning trekt is dat je eigen woning, je hebt dan 2 woningen.
De woning die bestemd is voor verkoop mag je in bepaalde gevallen mee
nemen in box 1.
Geldt alleen gedurende het eerste jaar waarop woning niet meer wordt
bewoond en drie opvolgende jaren.
- Woning bestemd om als eigen woning te gaan dienen.
Woningen in aanbouw. Alleen binnen een bepaald tijdvak wordt gebouwd.
- Uit elkaar gaan van fiscaal partners.
Als een ander alvast woning aanschaft, dan mag ieders zijn eigen deel van de
woning gedurende de 24 maanden toch aangeven in box 1.
- Opname verzorgingshuis/verpleeginrichting.
Op dat moment wordt dat je nieuwe hoofdverblijf. Mocht het zo zijn dat eigen
woning nog niet is verkocht dan is de regel gedurende tijd van maximaal 2 jaar
de eigen woning mag worden meegenomen in box 1.
- Aanhouden woning bij vertrek, mits aan de voorwaarden is voldaan: bijv. niet
verhuren in tussenliggende periode.
,Eigen woningforfait: EWF = fictieve bijtelling van de eigen woning. Gaan uit van de
waarde in het economisch verkeer (waarde van vrij van gebruik en verhuur).
Doorgaans wordt de WOZ-waarde gebruikt.
Dit bereken je zo:
Je gaat kijken naar de tabel en naar de WOZ-waarde. Bijv. 75 ton is de WOZ-waarde
dan is het eigenwoningforfait 0,60%. Dit percentage x de waarde van de woning.
Voordeel uit eigen woning: eigenwoningforfait + voordeel uit kapitaalverzekering –
aftrekbare kosten.
Eigenwoningschuld:
1) situatie voor 1 januari 2013 (overgangsregeling 31 december 2012)
Geldt voor alle hypotheeksoorten. Hier geldt ook geen aflossingsverplichting, maar
wel 30 jaar renteaftrek.
Het moest gaan om een lening die betrekking had op aankoop, verbetering of
onderhoud van de eigen woning. Was je niet eerlijk dan was dat deel een box 3
schuld.
Het is belangrijk dat je kijkt wanneer iemand de lening heeft afgesloten. In 2005
afgesloten en doet in 2020 aangifte. Dan geldt alsnog oude regime. Datum aangaan
van lening geldt.
2) situatie na 1 januari 2013
Art. 3.199a lid 1 Wet IB:
1. Doel van de lening: verwervingskosten eigen woning. Onder
verwervingskosten bedoelen we alle kosten die je maakt om eigen woning aan
te schaffen (notariskosten, overdrachtsbelasting, koopsom maar ook
eventuele financieringskosten voor die eigen woning).
2. Annuïtaire aflossing moet in tenminste 360 maanden afgelost zijn. Annuïtaire
hypotheek heb je vast maand bedrag waar stukje rente en aflossing in zit.
3. Verplichte aflossing bepaalde toetsmomenten. 31 dec in kalenderjaar is
eerste moment, vervreemding eigen woning (overdracht) is tweede moment.
Kan zijn dat maandelijkse rentevoet wijzigt dat is ook toetsmoment. Laatste
moment waarop voorgaande schuld bestond is ook toetsmoment.
Op deze toetsmomenten moeten het zo zijn dat wettelijke toegestane schuld
niet hoger is dan op basis van formule in art. 3.119a lid 1 Wet IB staat
vermeld.
4. Informatieverplichting (geldt al voor banken). Je bent verplicht de
belastingdienst te informeren over de hoogte van je eigenwoningschuld.
Loop je ergens een achterstand op bij het aflossen van je lening dan is er niet altijd
direct iets aan de hand op moment dat je die tijdig weet weg te werken. Kan zijn dat
eventueel nieuw aflossingsschema moet worden opgesteld.
Berekening eigenwoningschuld
Verwerpingskosten: overdracht, notaris. Alle kosten die je maakt om woning aan te
schaffen, daar moet eigenwoningsreserve worden afgehaald. Eventueel bekijken
over er sprake is van bijzondere schenking die haal je er allemaal van af.
, Eventueel plus je op bedrag verbouwing en financieringskosten die je maakt en dan
heb je de eigenwoningschuld.
Eigenwoningreserve: verkoopprijs oude woning – verkoopkosten – oude
eigenwoningschuld.
Uitkomst eigenwoningschuld mag slechts worden meegenomen in de
inkomstenbelasting.
Aftrekbare kosten:
- rente en kosten van schulden die kwalificeren als eigenwoningschuld. Dat
mag worden meegenomen. Dat gaat zowel over de rente maar ook de kosten
die je moet maken om eigenwoningschuld te financieren.
- Periodieke betalingen op grond van rechten van erfpacht, opstal of
beklemming voor de eigenwoning.
Dit doe je op het moment:
- Jaar waarin het is voldaan
- Vooruitbetaling: tot max 1 juli van jaar van vooruitbetaling. (geldt voor de duur
van 6 maanden, over eerste 6 maanden in aftrek nemen in jaar)
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld: dit is een extra aftrekpost en
geld met name voor woning waar lage eigenwoningschuld op zit of weinig rente
wordt betaald.
Berekening: 93,33% van (eigenwoningforfait – aftrekbare kosten)
Voorwaarde: eigenwoningforfait – aftrekbare kosten = groter dan 0.
College 2
Aankoop van de eigen woning, twee situaties:
1. Voor het eerst een eigen woning kopen
- Eigenwoningschuld
- Hypotheekrenteaftrek en EWF (eigenwoningforfait)
- Eenmalige aftrekbare kosten
2. Een andere eigen woning kopen
- Bijleenregeling
Eigenwoningschuld:
1. Aankoopsom van de eigen woning;
2. Aankoopkosten van de eigen woning (kosten koper);
3. Hypotheek of lening voor onderhoud of verbouwing van uw woning;
4. Hypotheek of lening voor afkoop van de rechten van erfpacht, opstal of
beklemming.
Jaarlijks mag je de rente van eigenwoningschuld in aftrek brengen
Aankoopkosten: makelaarskosten, overdrachtsbelasting of notariskosten voor de
overdracht.
Gaat niet om kosten op de hypothecaire schuld.