100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Module 4 Praktische economie; Heden, verleden en toekomst samenvatting €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Module 4 Praktische economie; Heden, verleden en toekomst samenvatting

 178 keer bekeken  2 keer verkocht

Dit is een samenvatting van module 4 uit de boekenreeks Praktische economie van Heden, verleden en toekomst. Deze wordt gebruikt voor HAVO en eventueel VWO. Verder heb ik nog samenvattingen van modules 2 t/m 7.

Voorbeeld 2 van de 14  pagina's

  • 29 maart 2021
  • 14
  • 2018/2019
  • Samenvatting
  • Middelbare school
  • HAVO
  • Economie
  • 4
Alle documenten voor dit vak (1237)
avatar-seller
Maudvisser
Economie
Hoofdstuk 1 : De prijs van tijd

§1.1 Tijd is geld

Produceren kost tijd ; het bedrijf Volkswagen produceert bijvoorbeeld in 1 uur 40
Audi’s A1. Voor een producent heeft tijd dus waarde.
Consumeren kost ook tijd ; bijvoorbeeld uitgaan. Voor een consument heeft tijd ook
waarde. Voor een voetbalfan is bijvoorbeeld 3 kwartier gelijk aan het
consumentensurplus van een halve voetbalwedstrijd.

§1.2 Intertemporele substitutie

De factor tijd maakt het ruilen makkelijker omdat de prijs van geld het mogelijk maakt
om te ruilen over de tijd. Die prijs van het geld noemen we rente. Rente is voor
iedereen gelijk. Daarom heet het de algemene prijs van tijd.

Een consument kan de aankoop uitstellen ; het geld dat hij dan niet uitgeeft zet hij
dan op zijn bankrekening. Sparen levert rente op : in ruil voor de tijd dat de
consument zijn geld op de bank zet, betaalt de bank hem. Dit verschuiven van
consumptie door de tijd heet intertemporele substitutie.

Iemand die spaart loopt het consumentensurplus mis. Dat ongemak heet de
individuele prijs van tijd. Daar in tegen krijgt de consument wel rente. Iemand zal
gaan sparen wanneer de kosten van sparen (individuele prijs van tijd) lager zijn dan
de opbrengsten van sparen (rente). Andersom : de consument geeft zijn geld direct
uit wanneer de kosten hoger zijn dan de rente.
De individuele prijs van tijd verschilt bij elk persoon. De een is bijvoorbeeld
geduldiger dan de ander. Voor iemand die geduldig is, is de individuele prijs van tijd
dus lager dan die van iemand die erg ongeduldig is.

Wanneer de consument een aankoop wil vervroegen maar daar het geld nog niet
voor heeft moet de consument gaan lenen. Over deze lening moet de consument
rente betalen. De consument zal dit alleen doen wanneer de individuele prijs van tijd
hoger is dan de rente.

, §1.3 Inflatie

Voor hetzelfde product moet je door de tijd heen een hogere prijs betalen. Deze
prijsstijging door de tijd heen heet inflatie.

Hoe meer geld er in de omloop komt, hoe hoger de prijzen na verloop van tijd zullen
zijn.
De ECB (Europese Centrale Bank) is de bank van de banken. Als de ECB de rente
verlaagt is het minder aantrekkelijk voor banken om daar hun geld op de rekening te
zetten. Ze zullen daarom ook opzoek gaan nog meer consumenten om hun geld aan
uit te lenen. Om lenen aantrekkelijker te maken, zullen ze een lagere rente rekenen.
Bij een gelijkblijvend aanbod zullen de prijzen stijgen, zo is de inflatie begonnen.

Het veranderen van de rente door de ECB is een voorbeeld van Monetair beleid.
Hiermee willen centrale banken de economie beïnvloeden door bijvoorbeeld de rente
te verlagen/verhogen.

Inflatie gaat over procentuele veranderingen : indexcijfers. Indexcijfers beginnen
altijd bij het basisjaar. Kies eerst een basisjaar en zet daarna de prijs van een
product om naar 100 : het prijsindexcijfer van het basisjaar.
In 1990 (basisjaar) waren aardappels b.v. €0,36, dit is dan prijsindexcijfer 100. In
2014 waren de aardappels €0,94. Het prijsindexcijfer voor aardappels in 2014 was
dus 0,94 : 0,36 x 100 = 261,11. Afgerond 261.
prijs v/h product in vergelijkingsjaar
Prijsindexcijfer = ----------------------------------------------- x 100%
prijs v/h product in basisjaar
Het verschil ten opzichte van het basisjaar is de procentuele verandering. De
procentuele verandering van 1990 naar 2014 is dan dus 261-100 = 161%.
Directe berekening : (0,94 - 0,36) : 0,36 x 100% = 161%.

De berekening van inflatie verloopt in 5 stappen :
1. bepaling goederenmandje
2. bepaling wegingsfactoren
3. omzetting van prijzen in indexcijfers
4. berekening consumentenprijsindex (CPI)
5. berekening verandering in CPI
Uitleg volgende bladzijde

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Maudvisser. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 83430 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  2x  verkocht
  • (0)
  Kopen