RT samenvatting periode 3
1.3cRT1 Wiggen
Er is maar één maat wig, als je een dikkere wig instelt, zit de wig er langer in.
Een wig is er om de homogeniteit in het PTV te verhogen. Het bestaat meestal uit lood, koper of
messing.
Doordat de bundels niet 180 graden van elkaar af staan maar dichter bij elkaar, is er sprake van
overlap waardoor er op dat punt meer straling komt.
Je gebruikt een wig als de bundelhoek kleiner wordt dan 180 graden.
Bij een compensatie van een schuin oppervlakte.
Met een wig kun je de dosis in de diepte sturen.
Een wig is geen afblokking maar het absorbeert de straling voor een deel.
Wig kies je bij optie modifiers. Je kiest de wighoek in de planning, van 0 tot 60
graden. Het kan zijn dat je maar een gedeelte van de bestraling de wig gebruikt. De
bestraling gaat even op pauze bij het terugschuiven van de wig.
Dynamische wig: MLC schuift open en dicht tijdens de bestraling zo kun je een wig
nabootsen.
Een steile DVH betekent een homogene bundel.
Wighoek:
- Meten a.h.v. isodoselijnen
- Wordt gemeten op 10 cm diepte (op 10cm is de hoek letterlijk 45 graden)
- Lijn loodrecht op bundelas
De hoek die een isodoselijn op een diepte van 10cm maakt met een vlak loodrecht op de bundelas.
Wigfactor: de wigfactor is het getal waarmee men het aantal ME moet vermenigvuldigen om in dmax
van de bundel met een wig dezelfde dosis te krijgen als bij eenzelfde bundel zonder wig.
ME: Door de bestralingskop gegeven eenheden die gelijk staan aan een dosis van 1 cGy op diepte
Dmax bij een veld van 10 x 10 en een FHA = 100 cm
zRT1
Het ‘Normalized volume’ is het procentuele volume, dus de percentages van het volume. Het hele
volume van de structuur is 100%. De ‘Absolute volume’ is de daadwerkelijke CCs van het orgaan, dus
het daadwerkelijke volume.
De ‘Relative dose’ wordt weergegeven door de isodoselijnen (95%, 100% etc.), gerelateerd aan je
maximale volume. De ‘Absolute dose’ is de daadwerkelijke dosis in cGy die in het gebied komt.
Bij ‘Auto compute max’ gaat het programma uit van de maximale dosis en stelt deze in op 100%. Bij
‘Specify max dose’ kun je zelf een maximum dosis instellen die op 100% gesteld wordt.
Route van de patiënt Casus 12 Cervix
Huisarts: Mw. Jansen gaat naar de huisarts met klachten van post-menopauzaal bloedverlies. Ze laat
een uitstrijkje maken, hieruit volgt PAP-V (kankercellen zijn aangetroffen)
CT-scan: uit de CT-scan blijkt dat ze cervixcarcinoom heeft, op de CT-scan worden de loodpuntjes
aangebracht
Radiotherapeut: legt uit over de procedure bij de bestraling en vertelt over de bijwerkingen
Uitwendige radiotherapie: er wordt bestraald met een 3-velden techniek. Ze is met het hoofd eerst
gescand met de armen op de borst. Ze krijgt 25x een dosis van 180 cGy dus een totaal dosis van 4500
cGy
,Brachytherapie: na uitwendige radiotherapie krijgt ze inwendige radiotherapie.
Praatje:
U bent bij de radiotherapeut geweest en die heeft u verteld hoe de bestraling eruit gaat zien. Hij
heeft u ook verteld dat u een volle blaas moet hebben tijdens de bestraling. Bent u een uur voordat u
hier kwam naar het toilet geweest en heeft u daarna 2 glazen water gedronken? U wordt 25x
bestraald met een 3-velden techniek dus u wordt van 3 kanten bestraald, 2 bundels aan de zijkant
van uw lichaam en 1 bundel aan uw buikzijde. U hebt ook een CT-scan laten maken, hierbij lag u op
uw rug met uw hoofd eerst in het apparaat, de handen had u op de borst. Zo gaan we u nu ook weer
op het bed leggen. Tijdens de CT-scan zijn er ook tatoeage puntjes gezet, zitten deze er nog steeds
op? Aan de hand van deze puntjes gaan we u weer hetzelfde positioneren. De bestraling duurt een
kwartiertje, u merkt verder niks tijdens de bestraling, het kan alleen zijn dat het apparaat geluid
maakt. Wij bevinden ons in een andere ruimte tijdens de bestraling maar we houden u goed in de
gaten via een camera dus als er iets aan de hand is, kunt u uw hand opsteken of iets zeggen en dan
komen we direct naar u toe. Als wij uit deze ruimte zijn, zullen we eerst een foto maken om te
controleren of u goed ligt, hier merkt u niks van. Hierna starten wij de bestraling, dit zullen we
aangeven via de intercom. De radiotherapeut heeft u verteld wat de mogelijke bijwerkingen zijn, zo
kunt u last krijgen van een rode huid of vermoeidheid door de bestraling. Neem voldoende rust als u
zich moe voelt. Het kan zijn dat u vaker moet plassen of mogelijk een blaasontsteking krijgt. U kunt
ook last krijgen van buikkrampen en diarree. Hiervoor is het belangrijk dat u voldoende drinkt zodat
de kans op deze bijwerkingen kleiner wordt. Als u bijwerkingen krijgt, zult u dit pas na ongeveer twee
weken merken. We zien u elke dag hier in het ziekenhuis dus als er vragen optreden of als u ergens
last van krijgt kunt u dit altijd aangeven. Dit was alle informatie die ik u wilde vertellen, heeft u nog
ergens vragen over?
cRT2 Monitoreenheden
Monitoreenheden: eenheid om uit te kunnen leggen hoeveel dosis een apparaat af moet geven.
cGy = geabsorbeerde energie = schade
Vanuit de voorgeschreven dosis moet bepaald worden hoeveel monitoreenheden nodig zijn om de
benodigde schade aan te richten
Monitoreenheden: door de bestralingskop gegeven eenheden die gelijk staan aan een dosis van 1
cGy op diepte Dmax bij een veld van 10x10 en een FHA van 100cm. Hoeveel energiepakketjes moet
je geven om 1cGy schade te geven.
De egalisatiefilter en de dwarsprofielen in de kop van de versneller, zorgen ervoor dat de bundel
niet puntvormig is maar mooi egaal.
De ionisatiekamer meet de energie die uit de kop komt. Als de ionisatiekamer 1cGy meet, weet hij
hoeveel energiepakketjes er voorbij gekomen zijn en dit wordt geregistreerd als 1 ME. Dit is
berekend op de diepte van Dmax met een veld van 10x10 en een FHA van 100 cm omdat niet alle
omstandigheden altijd hetzelfde zijn dus dit is een standaard berekening.
Het protocollenboek sluit aan bij de standaard situatie:
- De waarden komen tot stand door de waterbakmeting
- FHA = 100cm
- Veldgrootte 10x10cm
- Dmax = 100%
In standaard omstandigheden staat 400cGy gelijk aan 400 ME’s
, Fa= afstandscorrectiefactor: als de FHA-afstand anders is dan 100cm. Een toename van de FHA geeft
een kwadratische afname van de absolute dosis, dus minder ME’s. Afname van de FHA geeft meer
ME’s want dan is de intensiteit van de bundel groter.
Fa= (nieuwe FHA + diepte dmax)2/(oude FHA + diepte dmax)2
Diepte van dmax in cm = ¼ van de energie in MV. Oude FHA is 1m
Fv: veldgroottecorrectiefactor: bij een groter veld heb je een hogere PDD bij een kleiner veld heb je
een lager PDD dus moet je langer stralen voor dezelfde dosis. De factor wordt dan hoger dan 1.
- Fv wordt a.d.h.v. dosismetingen bepaald
- Fv is te vinden in het protocollenboek (Tabel 15)
- Fv is gemeten voor vierkante velden
- Equivalente vierkant: (2xaxb) / (a+b) (Tabel 4)
Fg: gewichtsfactor: je gaat per bundel uitrekenen hoeveel ME’s er nodig zijn. Alle bundels samen zijn
altijd 100%. Je bekijkt dan de relatieve bijdrage van elke afzonderlijke bundel, dit ligt tussen (0-1). Bij
planparallelle velden is het verhoudingsgetal meestal 0.5-0.5 (50%). Bij meerdere bestralingsbundels
kan het % verschillen.
Pref: referentie punt: wat er in je NP gebeurt. Omdat er in het NP altijd 100% komt, vul je hier 100 in.
M0: PDD die je in het tabellenboek afleest, het ongenormeerde percentage dus de PDD waarde op
een betreffende diepte. Dit is het normeringspercentage. Je moet dit wel nog gaan corrigeren indien
je een andere PDD hebt doordat je te maken hebt met een andere FHA of veldgrootte. Bij een
toename van de FHA neemt de PDD ook toe dus de relatieve dosis ook.
Om te corrigeren voor de PDD gebruik je de Mayneordfactor. Dit doe je als de FHA100cm
met
Diepte van Dmax in cm = ¼ van de energie in MV of protocollenboek eerste vakje
Diepte meetpunt = doorsnede patiënt / 2
PDDoud is de PDD uit je protocollenboek
Fw = ME met wig / ME zonder wig
D: Dosis is de dagdosis in cGy