Hoofdstuk 9
9.1 Conjunctuurverloop
Op korte termijn kan de economische groei boven of onder de trendmatige groei liggen. Dat
komt doordat de groei van de bestedingen een golfbeweging vertoont. Deze golfbeweging in
de groei van de bestedingen en de productie rondom de groei van de productiecapaciteit
noemen we de conjunctuur.
(tabel 9.1, blz 187, conjunctuurgolven naar oorzaak en duur van de cyclus)
Volgens economen leidt de toepassing van ICT in de economie niet tijdelijk, maar permanent
tot een combinatie van hoge groei en lage inflatie.
(tabel 9.2, blz 187, lange golven in e economie)
De trendlijn geeft de ontwikkeling weer van de normale bezetting van de
productiecapaciteit.
(figuur 9.1, blz 188, schematische weergave van de conjunctuurcyclus)
We onderscheiden in de conjunctuurcyclus de volgende fasen:
1. Conjuncturele opgang (herstel)
2. Hoogconjunctuur (hausse)
3. Conjuncturele neergang (afkoeling)
4. Laagconjunctuur (baisse)
In de conjuncturele opgang of de fase van conjunctureel herstel nemen de bestedingen en
de productie toe. Doordat de prijzen nog niet stijgen in deze periode spreken we in de
herstelfase van een hoeveelheidsconjunctuur: de hoeveelheden veranderen, de prijzen nog
niet.
De opgaande fase mondt uit in een periode van hoogconjunctuur. De bezettingsgraad van de
productiecapaciteit is dan zo sterk opgelopen dat er belemmeringen in het productieproces
ontstaan. De hoeveelheidsconjunctuur is nu overgegaan in een prijsconjunctuur. Niet alleen
de prijzen van eindproducten gaan omhoog. De grote vraag naar grondstoffen en arbeid
leidt ook tot een stijging van de grondstoffenprijzen en de lonen.
In de hoogconjunctuur ontstaat de basis voor de omslag. In de eerste plaats overschatten
bedrijven – door hun al te rooskleurige blik op toekomst- de marktgroei. In de tweede plaats
verslechtert de lopende rekening van de betalingsbalans. Ten slotte kunnen de overheid en
de centrale bank de omslag versnellen door respectievelijk de belastingen en de rente te
verhogen. De optimistische kijk op de toekomst van ondernemers en consumenten maakt
langzamerhand plaats voor voorzichtigheid en pessimisme. Hierdoor neemt dee groei van
bestedingen en productie af.
(figuur 9.2, blz 190, ervaren productiebelemmeringen in de bouw (% van de respondenten,
2017 en 2018))
De conjuncturele neergang mondt uit in een periode van laagconjunctuur. In deze fase zien
we de omgekeerde verschijnselen van de hoogconjunctuur. De groei van bestedingen en de
productie is laag, evenals de inflatie. De lage bezettingsgraad van de productiecapaciteit, de
, tegenvallende afzet en wint, en het lage producentenvertrouwen leiden ertoe dat
ondernemers steeds minder investeren.
Als het bbp tenminste twee kwartalen achter elkaar daalt spreken we van een recessie. Als
het bbp langdurig en sterk daalt, spreken we van een depressie. Vervangingsinvesteringen
zijn de eerste bestedingsimpuls voor herstel.
(figuur 9.3, blz 191, aantal faillissementen in de Nederlandse economie)
Investeringen spelen een grote rol in de conjunctuurcyclus. Het belang van de investeringen
voor de conjunctuur kunnen we toelichten met de begrippen multiplier en accelerator. De
multiplier geeft aan hoeveel extra productie ontstaat door een toename van de bestedingen.
De accelerator geeft aan hoe sterk de investeringen reageren op veranderingen in de
productie. De conjunctuurcyclus kunnen we nu verklaren uit de wisselwerking tussen de
multiplier en de accelerator. (figuur 9.4, blz 192, wisselwerking tussen multiplier en
accelerator)
9.2 Conjunctuur in Nederland
De conjunctuur is de schommeling van de groei van de bestedingen en de productie rondom
de groei van de productiecapaciteit. De belangrijkste graadmeter voor de conjunctuur is
daarom de groei van het bruto binnenlands product (bbp)
(figuur 9.5, blz 193, de groei van het bbp in de wereld, de eurozone en Nederland (1996-
2019))
(figuur 9.6, blz 195, groei van het bbp in Nederland (%, kwartaal op kwartaal))
In de praktijk gebruikt men ook de industriële productie als graadmeter voor de conjunctuur.
De reden hiervoor is dat cijfers over de industriële productie sneller beschikbaar komen dan
cijfers over het bbp. Door de industriële productie als maatstaf voor de conjunctuur te
gebruiken, heeft men dus sneller zicht op conjuncturele omslagpunten.
(figuur 9.7, blz 196, De groei van de industriële productie in Nederland (%, kwartaal op
kwartaal))
De conjunctuuruitslagen in de groei zijn relatief klein omdat Nederland in eerste plaats zich
steeds verder van industrieland naar dienstensland ontwikkelt. In de tweede plaats is de
collectieve sector in Nederland groot. De uitgaven van de collectieve sector zijn veel minder
conjunctuurgevoelig dan die van de particuliere sector. Een automatische
conjunctuurstabilisator als progressief belastingstelsel zijn voorbeelden van anticyclisch
beleid. Ten slotte hangt de relatief stabiele economische groei in Nederland samen met de
belangrijke positie die de agribusiness in de Nederlandse economie inneemt.
(figuur 9.8, blz 198, ontwikkeling van het nettovermogen (bezittingen – schulden) van
Nederlandse huishoudens (in 1000 euro))
Een groot deel van het bbp van Nederland komt direct of indirect tot stand door handel met
het buitenland. Schommelingen in de groei van de wereldhandel hebben dus een sterke
invloed op de Nederlandse conjunctuur. In de eerste fase van het conjuncturele herstel
kunnen vroegcyclische sectoren (chemie, staalindustrie, transportsector) de extra vraag nog
makkelijk aan met de bestaande capaciteit. Maar als het herstel doorzet, neemt de