Beeldtaal
1.2 Wat bedoelen we met beeld?
Beeld: alle communicatieve middelen die niet primair tekst zijn, door middel van een
tweedimensionaal medium tot ons komen en primair een communicatief-retorische functie hebben.
Dus geen ruimtelijke beelden, maar wel driedimensionale voorstellingen die via het platte vlak tot
ons komen.
1.3 Beeld en vorm
Wanneer het belangrijk is het onderscheid helder te houden, worden lijnen, vierkanten, driehoeken
en dergelijke ‘vormen’ genoemd, de mensen, bomen en huizen die daaruit zijn samengesteld
‘beeldelementen’, en het totaal van een voorstelling heet ‘het beeld’.
1.5 De kracht van beeld met tekst
Visuele communicatie is volgens Horn de integratie van beelden en vormen (visuele elementen) én
woorden (verbale elementen) tot één enkele communicatie-eenheid. Tekst kan beelden een andere
betekenis geven. Ook kunnen beelden tekst een heel andere betekenis geven. De hersenen hebben
overigens op één moment slechts aandacht voor óf tekst óf beeld. We kunnen snel overschakelen,
maar als veel middelen gelijktijdig worden ingezet is sprake van information overload.
1.6 Communicatief-retorisch
Aan esthetische beelden (kunst) worden andere eisen gesteld dan aan beeld dat bedoel is om te
communiceren of overtuigen. Is je doel bij communicatief-retorisch beeld informeren, dan is
duidelijkheid noodzakelijk. Is je doel overtuigen, dan kun je soms ook overtuigend zijn zonder
volslagen duidelijkheid.
1.7 Drie theoretische scholen
In het boek wordt vanuit drie theoretische ‘scholen’ naar het materiaal gekeken, vanuit degene die
het beste past. Ze bieden een scala aan inzichten die een verklarend en normatief kader met de
nodige verdieping bieden:
- Gestalttheorie: verklaart de perceptie van visuele communicatie (zien).
- Semiotiek: verklaart dat je de betekenis ervan begrijpt (begrijpen).
- Moderne visuele retorica: verklaart hoe visuele communicatie je overtuigt (overtuigd
worden).
De drie theorieën worden samengevat in de GSR-beeldanalyse. Het interpreteren van beeld is een
iteratief proces: je beweegt heen en weer tussen de theorieën en vult het een met het ander aan. Je
kunt het best eerst geweldig onder de indruk raken (visuele retorica) en je daarna pas afvragen hoe
dat komt (semiotiek), daardoor nog meer onder de indruk raken (visuele retorica) en je vervolgens
realiseren dat de elementen van de foto door hun kleur zo mooi in elkaars verlengde liggen
(Gestaltwetten).
2.1 Definities genoeg
Verschillende definities beeldgeletterdheid:
- De mogelijkheid visuele boodschappen te begrijpen te produceren (beeld = vorm van taal).
- De vaardigheid om te decoderen, interpreteren, vervaardigen, bevragen en evalueren van
teksten die voornamelijk communiceren met visuele middelen.
- De mogelijkheid om beeld te kunnen creëren en te kunnen gebruiken om te communiceren
(nadruk om maker).
2.2 Twee perspectieven
, In dit boek refereert visuele geletterdheid aan wat de maker van beeld moet kunnen én wat de
gebruiker moet kunnen en weten.
2.3 Vaardigheden en kennis
Visuele geletterdheid houdt niet alleen in dat we beelden kunnen begrijpen, communiceren,
bekritiseren, produceren, decoderen, interpreteren, evalueren en lezen, maar ook dat we het
kunnen herkennen en evalueren.
Context – Beeldgeletterdheid-lijstje
Volgens Anne Bamford kan een beeldgeletterde o.a.:
- Het onderwerp van beeld benoemen;
- De betekenis van beeld begrijpen in de culturele context waarin het werd gemaakt en wordt
gebruikt;
- Grammatica, stijl en compositie ervan analyseren;
- De gebruikte technieken analyseren;
- De esthetische kwaliteit ervan evalueren;
- De kwaliteit ervan in termen van doel en publiek evalueren.
Daaraan voegt het boek toe:
- De beeldconventies herkennen (traditionele stilzwijgende aanvaarde opvattingen omtrent
rol, betekenis en gebruik van bepaalde beelden).
- Stereotypen herkennen die een uiting zijn van vooroordelen over de (groepen) personen op
een afbeelding.
2.4 Gestalt, semiotiek, visuele retorica
Gestalt staat voor ‘een totaalbeeld’, waarbij het geheel méér is dan de som van de samenstellende
delen. De Gestalttheorie biedt met name verklaringen bij vragen over het begripsproces en de
verklaring voor het feit waarom bepaalde zaken minder duidelijk zijn dan andere. Vragen hierbij zijn:
‘Wat zien we, welke vorm, structuur?’, ‘Hoe komt het dat we zien en (niet) onderscheiden wat we
zien?’ en ‘Wat zijn de onderdelen van het beeld en wat hoort bij elkaar?’.
De semiotiek kijkt naar beeld in termen van tekens en tekensystemen. Onder tekens vallen letters,
verkeersborden en algemeen geaccepteerde iconen, zoals een gebaar, voorwerp of andersoortige
betekenisdragers. De semiotiek onderscheidt drie soorten tekens:
- Iconische tekens die een gelijkenisrelatie vertonen met dat waar ze naar verwijzen.
- Indexicale tekens die verwijzen naar een natuurlijk verband, bv. een verband van oorzaak-
gevolg.
- Symbolen/symbolische tekens die op een conventionele overeenkomst berusten.
De semiotiek probeert de vraag te beantwoorden naar het proces van hoe betekenis wordt
gereconstrueerd en begrepen (duidelijkheid/informativiteit van beeld). Vragen hierbij zijn: ‘Wat
betekent wat we zien?’, ‘Welke symbolen herkennen we?’ en ‘Hoe komt het dat we dat weten?’.
De moderne visuele retorica stelt de vraag naar de overtuigingskracht van communicatiemiddelen.
Vragen hierbij zijn: ‘Waarvan wilt dit beeld ons overtuigen?’, ‘Hoe komt het dat dit beeld zo sterk
werkt?’ en ‘Waardoor raken we geroerd, overtuigd, opgetogen, boos?’.
Context - Beeldclichés als buitenkans
Bepaalde beelden worden zo vaak hergebruikt dat het beeldclichés zijn geworden. Je kunt erop
variëren, ernaar verwijzen en er zelfs een persiflage van maken. Een beeldcliché wordt vaak gebruikt
als metafoor.
H3: functies van beeld
- Maakt complexe informatie overzichtelijk : sommige complexe zaken zijn vrijwel onmogelijk
in woorden duidelijk te maken. Je kunt zaken schematiseren en vereenvoudigen. Dat heeft
zijn beperkingen: computeranimaties en 3D-programma’s scheppen een virtuele