Oefentoets blok 4
Taak 1: Evolutie in actie!
1. Wat houdt intensieve sociale samenwerking bij de jagers-verzamelaars in?
a. Alle jagers-verzamelaars gingen jagen, vervolgens deelden ze het vlees wat ze
samen hadden verkregen.
b. De jagers-verzamelaars leefden samen in een kamp, alle mensen in dit kamp
beschouwden ze als familie.
c. Iedereen werd als gelijk beschouwd, samen zorgde iedereen voor elkaar, waarbij
er verschillende taken werden verdeeld.
2. Wat was een groot voordeel van het eten van plantaardig voedsel voor de jagers-
verzamelaars?
a. Er zitten veel gezonde voedingsstoffen in, waardoor het een energy-boost geeft.
b. Er is veel van te vinden en het slaat niet op de vlucht net als een prooi.
c. Er zitten veel goede vezels in, wat zorgt voor een goede darmperistaltiek.
3. Hoe kan het zijn dat de mens voortaan per gram voedsel met minder inspanning meer
calorieën kan opslaan?
a. We eten tegenwoordig veel bewerkt voedsel, wat uit kleinere deeltjes bestaat.
Het energiegebruik tijdens het eten daalt dan met meer dan 10 procent.
b. We eten tegenwoordig meer suikers, wat uit kleinere deeltjes bestaat. Het
energiegebruik tijdens het eten daalt dan met meer dan 20 procent.
c. We eten tegenwoordig meer vetten, wat uit grotere deeltjes bestaat. Het
energieverbruik tijdens het eten daalt dan met meer dan 10 procent.
d. We eten tegenwoordig meer vlees, wat uit grotere deeltjes bestaat. Het
energieverbruik tijdens het eten daalt dan met meer dan 20 procent.
4. Wat houdt een renjacht in?
a. Jagers-verzamelaars sprinten in een grote groep naar een dier toe, waarna ze het
doden met hun instrumenten.
b. Jagers-verzamelaars keken naar de gieren in de buurt van een karkas, hier gingen
ze met z’n allen zo snel mogelijk heen om het karkas op te halen.
c. Jagers-verzamelaars jaagden een dier op totdat het oververhit raakt en neervalt,
waarna ze het doden met hun instrumenten.
5. Waardoor werd de baby- en kindertijd bij de mens langer?
a. De mens werd steeds ouder, waardoor alle levensfasen automatisch verlengd
werden.
b. De mens kreeg een beter spijsverteringsorgaan, die meer tijd nodig had om te
ontwikkelen tijdens de baby- en kindertijd.
c. De mens kreeg grotere hersenen, die meer tijd nodig hadden om te ontwikkelen
tijdens de baby- en kindertijd.
d. De mens had meer tijd nodig om een reservevoorraad energie op te bouwen,
voordat ze als volwassenen de wereld in gingen.
, 6. Stelling: de gemiddelde jager-verzamelaar verbrandde gemiddeld bijna 2 keer meer
calorieën per kilo lichaamsgewicht per dag dan de gemiddelde Amerikaan/Europeaan.
Is dit juist of onjuist?
a. Juist
b. Onjuist
7. Stelling I: Een mismatch aandoening wordt veroorzaakt door omgevingsfactoren waar
we niet aan gewend zijn.
Stelling II: Een mismatch aandoening wordt alleen veroorzaakt door te nieuwe
prikkels uit de omgeving.
Welke stelling(en) is/zijn juist?
a. Stelling I en II zijn juist.
b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist.
c. Stelling II is juist, stelling I is onjuist.
d. Stelling I en II zijn onjuist.
8. Wat wil dysevolutie zeggen?
a. Het is een theorie van adaptatie aan de veranderende interactie tussen genen en
de leefomgeving.
b. Het is een mismatchaandoening die blijft bestaan doordat interactie tussen de
culturele evolutie en de biologie tot een vicieuze cirkel heeft geleid.
c. Het gaat om evolutionaire veranderingen die relatief nieuw zijn voor ons en die
geen negatief effect hebben op ons.
d. A, b en c zijn alle drie correct.
9. Vul in: mismatchaandoeningen die tot dysevolutie leiden hebben … invloed op de
voorplanting.
a. Veel
b. Een redelijke
c. Weinig
10. Welke maat geeft het rustmetabolisme weer?
a. RMR
b. PAL
c. TEE
Taak 2: voeding voor energie!
11. Stelling: zetmeel met veel amylose kan snel worden verteerd. Zetmeel met veel
amylopectine wordt minder snel verteerd. Is dit juist of onjuist?
a. Juist
b. Onjuist
12. Wat is een negatief effect van veel vezelinname?
a. Het kan zorgen voor een verminderde opname van de mineralen calcium, fosfor
en ijzer in de darmen.
b. Het LDL-cholesterol wordt erdoor verhoogd, waardoor het risico op hart- en
vaatziekten groter wordt.
, c. Het LDL-cholesterol wordt erdoor verlaagd, wat kan leiden tot slagaderverkalking.
13. Hoe worden vezels in het lichaam afgebroken?
a. Ze kunnen niet worden afgebroken.
b. Ze worden net als andere voedingsstoffen afgebroken.
c. Bepaalde soorten worden afgebroken door bacteriën in de dikke darm.
d. Bepaalde soorten worden afgebroken door bacteriën in de dunnen darm.
14. Wat zijn functies van koolhydraten?
a. Ze geven bescherming aan belangrijke organen.
b. Ze worden alg belangrijke energiebron gebruikt.
c. Ze zorgen voor thermische isolatie
d. Ze zijn hongeronderdrukkers.
e. Ze helpen bij het opbouwen van eiwitweefsel.
15. Waaraan zijn eiwitten te herkennen?
a. Een glycerol met 3 vetzuren.
b. Lange ketens met veel monosacharides.
c. Een aminegroep, een zuurgroep en een R-groep.
16. Wat is GEEN functie van eiwitten?
a. Het activeren van vitamines die een belangrijke rol spelen in ons lichaam.
b. De pH van het lichaam in stand houden.
c. Stikstof opnemen in verschillende cellen.
d. Het vormen van belangrijke bouwstenen voor het synthetiseren van weefsels.
e. Vitaminen A, D, E en K transporteren door het lichaam.
f. Het vormen van hoofdbestanddelen van plasmamembranen en intern
celmateriaal.
17. Welke stelling is juist?
a. Omega 3 en omega 6 zijn essentiële vetten. Omega 3 is te vinden is vis en
walnoten, omega 6 is te vinden in plantaardige oliën.
b. Omega 3 en omega 6 zijn niet-essentiële vetten. Omega 3 is te vinden is vis en
walnoten, omega 6 is te vinden in plantaardige oliën.
c. Omega 3 en omega 6 zijn essentiële vetten. Omega 6 is te vinden is vis en
walnoten, omega 3 is te vinden in plantaardige oliën.
d. Omega 3 en omega 6 zijn niet-essentiële vetten. Omega 6 is te vinden is vis en
walnoten, omega 3 is te vinden in plantaardige oliën.
18. Welk cholesterol wordt verhoogd door transvetzuren?
a. Het LDL-cholesterol.
b. Het HDL-cholesterol.
19. Wat is de eerste stap in het proces waarbij macronutrienten worden omgezet in
energie?
a. De aminozuur-, glucose-, vetzuur- en glyceroleenheden worden afgebroken tot
acetyl-CoA.