BIAZ - Respiratie
Inhoudsopgave
1. Begrippenlijst...................................................................................................................................................... 2
2. Longfysiologie..................................................................................................................................................... 3
2.1. Anatomie en fysiologie.................................................................................................................................. 3
2.2. Ventilatie, perfusie en gasuitwisseling..........................................................................................................4
2.3. Ademhalingspatronen................................................................................................................................... 5
2.4. Surfactant...................................................................................................................................................... 5
2.5. Compliance en elasticiteit............................................................................................................................. 6
2.6. Longvolumes................................................................................................................................................. 6
2.7. Drukken in de longen.................................................................................................................................... 6
3. Respiratoire insufficiëntie.................................................................................................................................... 7
3.1. Cyanose........................................................................................................................................................ 9
3.2. Astma............................................................................................................................................................ 9
3.3. COPD............................................................................................................................................................ 9
3.4. Pneumonie.................................................................................................................................................. 10
3.5. Longembolie................................................................................................................................................ 10
3.6. X-thorax....................................................................................................................................................... 10
4. Zuurbase evenwicht.......................................................................................................................................... 11
4.1. Normaalwaarden......................................................................................................................................... 11
4.2. Bloedgasanalyse......................................................................................................................................... 11
4.3. Interpreteren van bloedgassen................................................................................................................... 11
4.4. Respiratoire acidose................................................................................................................................... 12
4.5. Respiratoire alkalose................................................................................................................................... 12
4.6. Metabole acidose........................................................................................................................................ 12
4.7. Metabole alkalose....................................................................................................................................... 13
4.8. Regulatie via de longen en de nieren..........................................................................................................13
5. Thoraxdrainage................................................................................................................................................. 13
5.1. Indicaties thoraxdrainage............................................................................................................................ 14
5.2. Verschil zuigdrainage en waterslot.............................................................................................................14
5.2.1. Drainagesystemen....................................................................................................................................... 14
5.3. Aandachtspunten bij thoraxdrainage...........................................................................................................15
5.4. Verwijderen thoraxdrain.............................................................................................................................. 15
6. Kapbeademing en intubatie.............................................................................................................................. 15
6.1. Kapbeademing............................................................................................................................................ 15
6.2. Intubatie...................................................................................................................................................... 16
,1. Begrippenlijst
Alveolaire macrofagen = zorgen voor afweer in de longen
AMV = ademminuutvolume
Apneutische adamhaling = eind van de inademing wordt de adem 2-3 sec. vastgehouden, na uitademing een
pauze, 1-2 AH per minuut
ARDS = Adult Respiratory Distress Syndrome
Atactische ademhaling = AH qua diepte en frequentie volledig irregulair
Bronchi = grote bronchiën
Bronchioli = kleinste vertakkingen van de bronchi
Bronchodilatatie = verwijden de luchtwegen omdat de gladde spieren die eromheen bevinden ontspannen
CAP = Communicty Acquierd Pneumonia, pneumonie opgelopen in het dagelijks leven
Capnograaf = apparaat dat de concentratie van koolzuur in de uitademingslucht bepaald
Cheyne-Stokes = ritmisch toe- en afname van diepte en frequentie van de AH gevolgd door een apneu
Cluster ademhaling = clusters van snelle irregulaire ademhalingen gevolgd door apneus
CPAP = Continuous Positive Airway Pressure
ERV = Expiratoir Reserve Volume
FRC = Functionele Residu Capaciteit
FEV = Forced Expiratory Volume
Gasping = snakkende adembewegingen
HAP = Hospital Acquired Pneumonia, pneumonie opgelopen in het ziekenhuis
Hering-Breuer reflex = veroorzaakt bronchodilatatie
Hyperventilatie = ademhaling van 30-50 per minuut
Hypoventilatie = halvering van de alveolaire ventilatie
Hypoxemie = tekort aan zuurstof in het bloed
Hypoxie = tekort aan zuurstof in de weefsels
Intrapleurale ruimte = luchtledige ruimte
IPPV = Intermittent Positive Airway Pressure
IRV = Inspiratoir Reserve Volume
Kyfo scoliose = een combinatie van kyfose (abnormale kromming van de wervelkolom naar achteren) en
scoliose (abnormale kromming van de wervelkolom naar de zijkat)
Mechanoreceptoren = in de long, hebben invloed op de ademhaling (diepte en frequentie)
Mestcellen = productie van histamine en lymfocyten
Mucuscellen = zorgen voor productie van slijm
Nasopharynx = neusholte
Oropharynx = mondholte
PEEP = positieve eind expiratoire druk
Perfusie = bloeddoorstroming
Pleura = longvlies
PRVC = Pressure Regulated Volume Controlled
Shuntfractie = hoeveelheid bloed die helemaal goed zuurstof opneemt
SIMV = Synchronised Intermittent Mandatory Ventilation
Syndroom van cushing = de nier resorbeert teveel natrium en bicarbonaat (HCO3-) terug door een overmaat
aan adrenocorticostreoiden
Tidal volume = ademteug
TLC = Totale Long Capaciteit
T.L.T. = totaal lichaamswater
Trans airway pressure = het verschil tussen de intrapulmonale druk en atmosferische druk
Transpulmonale druk = het verschil tussen de pulmonale druk en de pleuradruk
Transthoracale druk = het verschil tussen de atmosferische druk en de pleuradruk
Transdiagfragmatische druk = het verschil tussen de pleuradruk en de abdominale druk
Trilhaarcellen = zorgen voor mechanische reiniging van de luchtwegen
TV = teugvolume
Uremie = endogene vergiftiging
VC = vitale longcapaciteit
Ventilatie = luchtverversing
Vd = dode ruimte ventilatie
2
, Va = alveolaire ventilatie
VT = tridal volume
2. Longfysiologie
De essentiële componenten die samen de respiratie van het organisme mogelijk maken:
- Ventilatie: dient om CO2 uit te ademen en O2 op te nemen, de fysieke verplaatsing van lucht in en uit de
luchtwegen;
- Oxygenatie: vervoert O2 naar de weefsels en voert CO2 richting de longen, gasuitwisseling.
- Hypoxemie: een zuurstoftekort in het bloed. Oorzaken obstructie
luchtwegen, aspiratie, astma, emfyseem, spasmen, ademdepressies,
diffusiestoornissen (pneumonie, atelectasen, longoedeem).
- Hypoxie: een zuurstoftekort in de weefsels.
- Hypercapnie: een verhoogd gehalte aan CO2 in het bloed. Om dit uit
te ademen moet je voldoende ventileren, bij onvoldoende ventilatie
stapelt het CO2 zich op wat kan leiden tot een respiratoire acidose.
Oorzaken onvoldoende ademarbeid door opiaten, spierrelaxantia,
pijn, spierziekten, ribfracturen, pneumothorax, epilepsie, obstructie
bovenste luchtwegen, long ose, astma en COPD.
De respiratie dient om het lichaam van grondstof (zuurstof) te voorzien waardoor bij de verbranding van
glucose, grote hoeveelheden energie in de vorm van ATP (adenosinetrifosfaat) kan worden opgeslagen.
2.1. Anatomie en fysiologie
Bovenste luchtwegen
De bovenste luchtwegen vormen een passief kanaal voor de passage van ventilatiegassen en zijn een actieve
barrière tegen schadelijke stoffen voor de lagere luchtwegen. De bovenste luchtwegen bestaan uit de neus,
farynx, epiglottis, stembanden en de larynx.
Neus: reinigen, bevochtigen en verwarmen van inspiratielucht;
Farynx: het bovenste deel van de luchtwegen bestaande uit nasofarynx
(neusholte), orofarynx (mondholte) en laryngofarix (keelholte);
Epiglottis: sluit bij het slikken de larynx af zodat het voedsel in de oesophagus
terecht komt;
Stembanden: bij de inademing geopende glottis, bij uitademen sluitende. Door
trillingen ontstaat geluid;
Larynx (boven de stembanden): het strottenhoofd. Is betrokken bij de
ademhaling, bescherming van de luchtpijp en het maken van geluid. Bestaande
uit thyroïd (kraakbeen waar de schildklier tegenaan ligt), cricoïd (vorm van een
zegelring) en cricothyroïde membraan (locatie van een tracheostoma).
Onderste luchtwegen
De onderste luchtwegen bestaan uit het strottenhoofd (beneden de stembanden), de luchtpijp en de longen. De
ademhalingsspieren worden wel tot het ademhalingsstelsel maar niet tot de luchtwegen gerekend.
Thorax
De longen hangen in feite aan de beide hoofdbronchi in de thorax. De linkerlong heeft 2 kwabben en de rechter
heeft er 3. De top van de long heet apex en deze loopt tot boven de eerste rib. De longbasis rust op het
bovenste oppervlak van het diafragma. Hier bevinden zich ook de longvliezen:
- Pleura visceralis: het vlies dat direct om de longen zit (binnenste pleura);
- Pleura pariëtalis: het vlies dat tegen de thoraxwand aan zit (buitenste pleura).
Deze vliezen zijn van elkaar gescheiden door een dun laagje pleuravocht. Dit vocht maakt het mogelijk dat de
vliezen probleemloos langs elkaar heen schuiven tijdens het ademen. De thoraxwand heeft in rust een
trekkende kracht naar buiten, deze kracht wordt outward recoil genoemd. Deze kracht is in ruststand in
evenwicht met de elastische kracht in de longen die zich tegen de uitzetting verzetten inward recoil. Het
volume in de long waarbij de long- en thoraxkrachten in evenwicht zijn wordt het functionele residucapaciteit
(FRC) genoemd. Dit moment valt na een normale expiratie.
3