Anatomie en fysiologie
Een inleiding
Hoofdstuk 16 Het spijsverteringsstelsel
Gemaakt door Liza Veul
01-04-2021
,H16.1 Het spijsverteringskanaal
Anabolisme: Synthese van belangrijke verbindingen
Katabolisme: Afbraak om energie te leveren die cellen nodig hebben om te functioneren
Het spijsverteringskanaal bestaat uit een gespierde buis, het spijsverteringskanaal en uit
accessoire organen, zoals de gebitselementen, de tong, speekselklieren, de galblaas, lever
en de pancreas (alvleesklier).
Het spijsverteringskanaal (gastro-intestinale kanaal) en de verschillende onderdelen:
1. De mondholte
2. Farynx (keelholte)
3. Oesofagus (slokdarm)
4. Maag
5. Dunne darm
6. Dikke darm
7. Rectum en anus
16.1.1 functies van het spijsverteringsstelsel
6 samenhangende processen van de spijsvertering:
Ingestie: Innemen van voedsel en drank
Mechanische verwerking: Bewerking van voedsel door de tong en gebitselementen.
Daardoor kan voedsel makkelijker door enzymen worden afgebroken
Vertering: Chemische afbraak van voedsel
Secretie: Afgifte van water, zuren, enzymen en buffers
Opname: Verplaatsing van kleine moleculen, water, elektrolyten, water en vitaminen
Uitscheiding: Verwijderen van afvalstoffen uit de lichaamsvloeistoffen
, De bekleding van het spijsverteringskanaal beschermd omringende weefsels tegen de
slijtage die kan optreden door zuren en enzymen van het spijsverteringskanaal. Daarnaast
beschermd de bekleding deze weefsels tegen bacteriën.
Het darmepitheel en klierproducten vormen de niet-specifieke afweer tegen bacteriën; alle
bacteriën die de weefsels bereikt worden door macrofagen en andere cellen van het
immuunsysteem aangevallen.
16.1.2 Histologische organisatie van het spijsverteringskanaal
Mucosa: Binnenbekleding van het spijsverteringskanaal. Bestaat uit een slijmvlies
(buitenste laag van dekweefsel die door klierproducten wordt bevochtigd) en een
onderliggende laag van los bindweefsel (lamina propria). Langs het grootste deel
van het spijsverteringkanaal ligt de mucosa in plooien (plicae circulares) waardoor
er een grote opnameoppervlak ontstaat en de darm kan uitzetten. De darmvlokken,
oftewel villi worden door de mucosa in de dunne darm gevormd, waardoor het
opnameoppervlak verder vergroot. De mondholte, farynx, oesofagus en anus worden
door gelaagd plaveiselepitheel bekleed. De buitenste laag bestaat uit glad
spierweefsel (muscularis mucosae) met elastische vezels dat de plicae circulares
en de villi beweegt.
Submucosa: Ligt direct onder de muscularis mucosae en is de tweede laag van los
bindweefsel. Dit bindweefsel bevat grote bloedvaten, lymfevaten en zenuwweefsel
(meissnerplexus) Het zenuwweefsel is betrokken bij het reguleren en coördineren
van gladde spierweefsel en bij klierproductie van de spijsverteringsklieren.
Muscularis externa: Bestaat uit gladde spiercellen, verdeeld onder een binnenste
laag kringspieren en een buitenste laag lengtespieren. Contracties van deze lagen
worden geregeld door plexus myentericus.
Serosa: Een sereus membraan, bedekt de muscularis externa. Dit viscerale
peritoneum loopt door in pariëtale peritoneum. Sommige delen zijn opgehangen
aan het mesenteria, bestaande uit sereuze membraan, viscerale- en pariëtale
peritoneum. De mondholte, farynx, oesofagus en endeldarm hebben geen serosa. De
muscularis externa is daar omgeven met een netwerk van collagene vezels die
hierdoor stevig aan de aangrenzende structuren zijn bevestigd.