Inhoudsopgave
Immunologie les 1 – Vaccinatie (werkcollege) ................................................................................................... 1
Immunologie les 2 – Aangeboren immuunsysteem en ontsteking – h2 & h3 .................................................... 2
Immunologie les 4 – Antilichamen en introductie complement ......................................................................... 9
Immunologie les 6 en 7 – Ontwikkeling van T- en B-cellen (lymfocyten) ......................................................... 14
Immunologie les 8 en 9 – MHC en antigeenpresentatie (hoofdstuk 4) ............................................................ 19
Immunologie les 10 en 11 – Cellulaire immuniteit ........................................................................................... 24
Immunologie les 12 en 13 – Verworven humorale immuniteit ........................................................................ 29
Immunologie les 14 – Serologie ........................................................................................................................ 35
Immunologie les 1 – Vaccinatie (werkcollege)
Principe van vaccinatie
- Je spuit een onschuldig antigeen in: verzwakt of dood gemaakte virus of bacterie, of
een onschadelijk gemaakt toxine (toxoid)
- Het immuunsysteem reageert en maakt antilichamen en geheugencellen → primaire
immuunrespons
- Komt het individu later in aanraking met de niet verzwakte virus of bacterie of met
het echte toxine dan zullen die geheugencellen sneller en beter reageren, zodanig
dat het individu niet of veel minder ernstig ziek wordt → secundaire immuunrespons
Immunologisch geheugen
Secundaire respons is:
- Sneller dan primaire respons
- Effectiever: IgG ipv IgM (klasse-switch)
- Hogere affiniteit voor het antigeen
IgM respons is net zo hoog maar sneller op gang.
IgG respons is veel hoger en ook sneller op gang.
Actieve en passieve immunisatie
Actieve immunisatie = toediening van antigenen van ziekteverwekkers. De immuunrespons
die ontstaat biedt lange tijd bescherming tegen deze ziekteverwekkers (werk niet direct, wel
geheugencellen dus langere tijd beschermt)
Passieve immunisatie = toediening van specifieke antilichamen tegen een specifieke
ziekteverwekker (werkt direct, geen geheugen opgebouwd)
Soorten (actieve) vaccins
Verzwakte vaccins
- Voordelen: zeer effectief omdat de immuun respons wordt gestimuleerd door een
groot aantal antigenen. Daarnaast contact immuniteit
- Nadelen: geven een milde infectie die in zwangeren en mensen met een verzwakt
immuunsysteem gevaarlijk kan zijn. Daarnaast kan het micro-organisme muteren tot
een virulente vorm
,Geïnactiveerde vaccins/ toxoid vaccins
- Hele agens vaccins met het geïnactiveerde, gehele microbe of toxine
- Subunit vaccins met daarin alleen het immuun-stimulerende antigenen van een
microbe
- Voordelen: ongevaarlijk omdat het micro-organisme zicht niet kan reproduceren
- Nadelen: aantal toegediende antigenen is beperkt waardoor adjuvantia en meerdere
booster toedieningen noodzakelijk zijn
Vaccins die gebruik maken van recombinante gen technieken:
- mRNA vaccins
Immunologie les 2 – Aangeboren immuunsysteem en ontsteking – h2 & h3
Immuunsysteem beschermt tegen infecties
- Mechanische en fysische barrière van huid en slijmvliezen beschermt tegen infectie
(1e verdedigingslinie)
Wanneer toch weefselinvasie:
Aangeboren immuniteit → 2e verdedigingslinie
Verworven immuniteit → 3e verdedigingslinie
Commensalen → normale microbiota mens die beschermen tegen ziekmakende bacteriën
Huid 1: hoornlaag
Huid 2: Tight junctions komen voor in de huid maar ook in veel andere organen (bv darmen)
→ Zitten dicht tegen elkaar aan → impermeabel voor pathogenen
Bescherming van ciliën → op luchtwegepitheel → voeren in slijm gevangen bacteriën, stof
en schimmelsporen etc. af
(Goblet cellen: eencellige kliercel als onderdeel van het epitheel: excretie van slijm)
Metaplasie in luchtwegepitheel
- Metaplasie is een reversibel proces, waarbij een bepaald soort epitheel wordt
vervangen door een ander soort epitheel
- Metaplasie in luchtwegen kan veroorzaakt worden door virussen, maar ook door
roken
- Metaplasie in luchtwegepitheel geeft vaak aanleiding tot bacteriële infecties
Trilhaarepitheel is vervangen door meerlagig onverhoornend plaveiselepitheel
Geen trilharen → bacteriën hechten zich beter aan het epitheel
Antimicrobiële eiwitten
Lysozym = enzym (bron: neutrofiele granulocyten, macrofagen)
- Breekt de celwand proteoglycanen van Gram+ bacteriën af (in stukken knippen)
- Bacterie gaat dood
Interferonen (bron: macrofagen, fibroblasten, endotheelcellen, epitheelcellen)
- Antiviraal effect
- Remmen virusreplicatie
- Via autocriene en paracriene stimulatie
Autocrien – cel produceert stoffen, waarvoor hij zelf recepteren heeft
Paracrien – cel produceert stoffen, waar naburige stoffen receptoren voor hebben
, - IFN-alfa, IFN-beta, IFN-gamma
- Dubbelstrengs RNA stimuleert productie van interferonen (alleen in virussen)
- Interferonen stimuleren enzymen die virusreplicatie remmen
Als de fysische barrière faalt: (= Infectie)
- Aangeboren immuunsysteem – direct in actie (ontstekingsreactie)
Voordeel: snelle respons
Nadeel: niet zo specifiek
- Verworven immuunsysteem – wordt geactiveerd en helpt
Voordeel: zeer specifiek (effectief)
Nadeel: duurt 5 tot 7 dagen tot respons op gang is
Aangeboren immuunsysteem = 1e lijns / 2e lijns defensie
Functies:
- Doden en opruimen van micro-organismen (bijv. door macrofaag)
- Ontsteking (vindt altijd plaats) (neutrofiele granulocyten en mestcellen, histamine)
- Antigeentransport, activatie en sturing van het verworven immuunsysteem
(dendritische cel)
Ontstekingsreactie:
De reactie van gevasculariseerd weefsel op een beschadigende prikkel
- Gericht op het verwijderen van de prikkel en het herstellen van het weefsel
- Kenmerk: altijd weefselschade
Treedt op bij:
- Bv infectie, trauma, chemische schade
Ontwikkelt zich binnen minuten na de prikkel en lost binnen minuten tot dagen op (acuut)
- Gekarakteriseerd door polymorf nucleaire cellen (met name neutrofiele
granulocyten)
Wanneer de prikkel blijft voortduren (kan niet goed verwijderd worden) wordt acuut
chronisch
- Gekarakteriseerd door mononucleaire cellen (m.n. macrofagen, lymfocyten,
plasmacellen)
Globaal 4 fases van ontstekingsreactie
Fase 1: Hyperemie (toename van doorbloeding)
- Herkenning van prikkel (weefselmacrofragen en dendritische cellen (DC))
- Productie van vasoreactieve mediatoren:
Histamine, bradykinine, NO
Geactiveerde macrofagen en mestcellen
- Versterkte doorbloeding
Vaatverwijding en openen capillair bed
Resultaat: doorbloeding van weefsel gaat omhoog, stroomsnelheid daalt
Rubor, Calor en dolor (= roodheid, warmte en pijn)
Weefselmacrofagen en DC →belangrijkste functie: herkennen van infectie, ontsteking
bevorderen en opruimen prikkel door fagocytose
, Macrofaag is een fagocyt
Monocyt = in bloed → in weefsel = macrofaag (is beter in fagocyteren)
Macrofaag heeft meer pseudopodia en lysosomen.
Macrofaag kan zich nog verder ontwikkelen wanneer hij wordt geactiveerd (door LPS en INF-
gamma)
→ Macrofaag kan bv MHC II presenteren na activatie → antigeen presenterende cel (aan t
helper cel) → activatie van verworven immuunsysteem
Hoe herkennen macrofagen en DCs een infectie:
- Herkenning van moleculaire patronen op micro-organismen (pathogen associatied
molecular patterns = PAMPs) via receptoren (Pattern recognition receptors = PRRs)
Toll like receptors (= belangrijke groep PRRs) → bv TLR1, TLR2
PAMPS (Pathogen Associated Molecuar Patterns)
- Patronen op pathogene en niet-pathogene micro-organismen
- Komen niet voor op humane lichaamseigen cellen
- Voorbeelden: lipopolysaccharide (LPS) (bacterie) / dubbelstrengs RNA (virus) /
zymosan (gisten)
- Globaal onderscheid tussen lichaamsvreemd en lichaamseigen via verbinding aan
pattern recognition receptors (PRRs)
PRRs (Pattern Recognition Receptors) (o.a. Toll-like receptors)
- Binden moleculaire patronen op micro-organismen
- Komen tot expressie op cellen van het aangeboren immuunsysteem (maar ook
epitheelcelen, lymfocyten, etc.)
- Zorgen voor activatie van cellen, complement en fagocytose
Activatie van de cel via PRRs: → ontstekingsreactie begint
Belangrijkste functies:
Cytokinen en chemokinen:
- Ontstekingsreactie
- Verworven immuniteit
Co-stimulatoire moleculen en MHC-klasse-II:
- Cd4+ Th-lymofcyten
Activatie fagocyten:
- Doden van micro-organismen
- Secretie van antimicrobiële eiwitten
PRR stimulaite van macrofagen en DCs
Macrofaag/DC herkent met een PRR een PAMP → productie van cytokines en costimulatoire
moleculen CD80, CD86 via een transcriptiefactor → activatie van andere cellen
Tegelijkertijd wordt een macrofaag/DC geactiveerd tot fagocytose (endocytose
bevorderende receptor → bacterie wordt opgeruimd en MHC-II wordt gepresenteerd aan t-
helper cel (verworven immuunsysteem)
Productie van ontstekingsbevorderende stoffen