Samenvatting beeldtaal
H1 – inleiding
Beeld à alle communicatieve middelen die niet primair tekst zijn, door middel van een
tweedimensionaal medium tot ons komen en primair een communicatief-retorische functie
hebben.
Beeldtaal:
- Verbale elementen à woorden
- Visuele elementen à vormen en beelden
Visuele communicatie à de integratie van beelden en vormen én woorden tot één
communicatie-eenheid.
Esthetische beelden à beeld om het mooie, kunst.
GSR-beeldanalyse:
Zien – gestalttheorie à verklaart de perceptie van visuele communicatie.
Overtuigd worden – visuele retorica à verklaart hoe visuele communicatie je overtuigt.
Begrijpen – semiotiek à verklaart dat je de betekenis ervan begrijpt.
H2 – beeldgeletterdheid
Visuele geletterdheid refereert niet alleen aan wat de maker van beeld moet kunnen, maar
ook aan wat de gebruiker moet kunnen en weten.
Visuele geletterdheid houdt niet alleen in dat we beeld kunnen begrijpen, communiceren,
bekritiseren, produceren, decoderen, interpreteren, evalueren en lezen, maar ook dat we het
kunnen herkennen en onthouden. Interpreteren heeft doorgaans te maken met kennis:
kennis over de context van beeld, van waar het beeld vandaan komt, waar het naar verwijst,
enzovoort. En kennis is dan gedacht vanuit de gebruiker.
Een beeldgeletterde kan onder andere:
- Het onderwerp van beeld benoemen;
- De betekenis van beeld begrijpen in de culturele context waarin het werd
gemaakt en wordt gebruikt;
- Grammatica, stijl en compositie ervan analyseren.
- De gebruikte technieken analyseren;
- De esthetische kwaliteit ervan evalueren;
- De kwaliteit ervan in termen van doel en publiek evalueren.
- De beeldconventies herkennen
- Stereotypen herkennen die een uiting zijn van vooroordelen over de personen
op een afbeelding.
De gestalttheorie helpt de ‘lettertekens’ en het vocabulaire van beeldtaal te onderscheiden,
de semiotiek helpt ons bij de semantiek – de betekenis – van het beeld. En de visuele
retorica werp licht op vragen die te maken hebben met de werking, de kracht van beeld.
Gestalt
Het begrip gestalt staat voor ‘een totaalbeeld’, waarbij het geheel méér is dan de som van
de samenstellende delen. Met name bij vragen over het begripsproces en de verklaring voor
het feit waarom bepaalde zaken minder duidelijk zijn dan andere, biedt de gestalttheorie
verklaringen.
Semiotiek
De semiotiek kijkt vervolgens naar beeld in termen van tekens en tekensystemen. De
semiotiek maakt onderscheid in drie soorten tekens:
- Iconische tekens die een gelijkenisrelatie vertonen met dat waar ze naar
verwijzen;
, - Indexicale tekens die verwijzen door een natuurlijk verband bv. Een verband
van oorzaak-gevolg;
- En symbolen of symbolische tekens die op een conventionele overeenkomst
berusten.
De hamvraag die de semiotiek probeert te beantwoorden, is die naar het proces van hoe
betekenis wordt gereconstrueerd en begrepen.
Visuele retorica
De moderne (visuele) retorica tot slot stelt – in navolging van de klassieke retorica – de
vraag naar de overtuigingskracht van communicatiemiddelen.
H3 – waarom beeldtaal?
Bij non-verbale communicatie wisselen mensen boodschappen uit via niet-talige signalen,
tekens, dus ‘zonder woorden’. Lichaamstaal wordt ook wel ‘non-verbaal gedrag’ genoemd.
Beeld is uitstekend te gebruiken om:
- Plaatsen, organismen en objecten te laten zien die zich normaal aan onze
belevingswereld onttrekken.
- Grote hoeveelheden data overzichtelijk te maken.
- Moeilijke begrippen te verduidelijken.
- Complexe relaties inzichtelijk temaken.
Een andere kracht van beeldtaal: sneller dingen duidelijk maken. Semiotiek bestudeert de
betekenis van tekens en het proces van betekenisgeving. Beeld heeft vaak een betekenis,
soms is deze betekenis universeel. Door af te wijken van de norm, val je op en dat is soms
de bedoeling. Een belangrijke functie van beeld is laten zien dat iets echt is gebeurd of echt
bestaat. De bewijskracht van beeld is echter maar betrekkelijk. De retorische functie die
beeld is al sinds mensenheugenis heeft gehad is: bewijzen en overtuigen. Vijf voorbeelden
van beeldmanipulatie die de bewijskracht van beeld stevig onder druk kunnen zetten:
- In scène zetten van het gefotografeerde;
- Bewerken van beeld;
- Selectief afbeelden;
- Verkeerd labelen van een situatie;
- Manipuleren van een beeld.
Vergelijken is een belangrijke functie van beeld. Met behulp van beelden kunnen
eigenschappen van het afgebeelde worden vergeleken. Prikkelende plaatjes spelen een
hoofdrol om de grote groep visueel georiënteerde lezers bij de les te krijgen of the houden.
Ongewoon, nieuw, onbekend en ongebruikelijk zijn daarbij sleutelwoorden. Aansluitend: de
emotionele kant van beeld. Plaatjes kunnen prikkelen en de aandacht trekken, maar ook –
door de maker bedoelde of onbedoelde – emoties opwekken, of zelfs kwetsen.
Dikwijls willen beeldmakers gewoon een aantrekkelijk of leuk plaatje laten zien. Het
onderscheid met prikkelen en de aandacht trekken is moeilijk te maken: ook prikkelende of
aandachttrekkende illustraties kunnen vermaken en verstrooien.
H4 – Gestalt
Voordeel van gestalt: eenvoud maakt ruimte in het brein. Gestalt zorgt bij de visuele
communicatie voor een weldadige orde die de makers van visuele informatie op het rechte
spoort houdt en de gebruikers pleziert. Onze hersenen doen meer dan alleen plaatjes kijken:
ze interpreteren deze, koppelen de visuele informatie aan andere zintuigelijk waarnemingen
– geluid, geur, evenwicht, veranderingen in de tijd, gevoelsprikkels zoals warmte, kou en
pijn, eerdere ervaringen – en proberen iets zinvols van de binnenkomende boodschappen te
maken. Oorzaak en gevolg worden in een flits met elkaar in verband gebracht. Dat alles
maakt dat de waarneming van de omgeving anders kan zijn dan de omgeving zelf is. Er is
altijd sprake van interpretatie: al onze visuele en andere waarnemingen passeren filters die
onze hersens dankzij talloze eerdere waarnemingen hebben opgebouwd.