Leerkracht 2, periode 3
College 1: Introductie pedagogisch klimaat
De student kan uitleggen wat de pedagogische opdracht van het onderwijs is.
De student kan de visie op opvoeding van zichzelf en de praktijkschool plaatsen op de lijn
tussen 'Führen oder wachsen lassen'.
De student kan kenmerken van een goed pedagogisch klimaat benoemen.
De student kan kenmerken van de pedagogische rol van de leerkracht benoemen en
uitleggen hoe deze eruit ziet als de leraar tegemoet wil komen aan de basisbehoeften van
kinderen.
De student kan verschillende leiderschapsstijlen uitleggen en kan aangeven op welke
manier deze van invloed zijn op het pedagogisch klimaat.
Alkema, E., Kuipers, J., Lindhout, C. & Tjerkstra, W. (2015). Meer dan
onderwijs. Assen: Van Gorcum. Hoofdstuk 1.2, 1.6, 7.2.
Wat verstaan wij onder de pedagogische opdracht of de pedagogische kwaliteit van de basisschool?
Kinderen begeleiden bij menswording, dat wil zeggen bij het leren meeloper en dwarsligger te
worden én bij het leren betrokken. Sociale volwassenen te worden. Onderwijs is dus in de eerste
plaats gericht op leren leven, leren mens te zijn; taal, rekenen en alle andere vakken staan in dienst
van dat doel.
Ouders, de gemeenschap waarin kinderen opgroeien en de school hebben hierin een taak.
De pedagogische opdracht vormt als het ware de kern van het onderwijs. Vanuit die kern stellen we
in een school vragen als; wat zijn de belangrijke zaken die wij kinderen willen leren, hoe doen we dat,
welke doelen hebben we als team voor ogen?
Opvoeden is het begeleiden van kinderen op weg naar hun menswording.
Bij opvoeden kan je onderscheid maken tussen:
1. Het kind dat iets leert, ervaring opdoet;
De manier waarop een kind ervaring opdoet en leert, is afhankelijk van zijn aard, zijn
ontwikkelingsniveau en zijn gevoeligheid voor de invloed van volwassenen op hem uitoefenen. Er zijn
perioden in het kinderleven waarin een al te nadrukkelijke invloed een tegenovergestelde reactie
teweegbrengt. Bijvoorbeeld rond de leeftijd van 2 à drie jaar, waarin sprake is van koppig gedrag, en
ook de adolescentiefase (periode tussen de jeugd en volledige volwassenheid. Waarin je emotioneel
volgroeit in bent, tussen 10-20 jaar)
2. De opvoeder die invloed uitoefent;
De opvoeder wil invloed uitoefenen. Hij heeft kennelijk bepaalde bedoelingen met het kind; hij wil
dat het kind zich goed gedraagt of dat het leert luisteren naar anderen. Opvoeden is dus doelbewust
bezig zijn. De wijze waarop de opvoeder zijn doelen wil bereiken, kan verschillen.
In het mensbeeld van de pedagoog Langeveld (1981) valt op dat hij het voor de mens typerend vindt
dat deze op opvoeding is aangewezen. Hij bedoelt daarmee dat we ons niet tot volwaardig mens
kunnen ontwikkelen als er geen sprake is van opvoeding. De opvoeding is volgens hem een gebeuren
waarin de opvoeder, de opvoedeling en allerlei factoren op elkaar inspelen. Hij onderscheidt in het
geheel van de opvoeding:
Het opvoeden als het handelen dat bewust wordt verricht om een opvoeding doel te
bereiken
Het actief deelnemen van de opvoedeling zelf aan zijn opvoeding
De omgang
Het milieu
,Er is sprake van opvoeden wanneer de opvoeder bewust met het oog op een doel (bijvoorbeeld
zelfstandig worden) een opvoedingsmiddel (bijvoorbeeld een compliment) hanteert. In gewone
omgangssituaties wordt er niet aldoor bewust opgevoed, maar zijn de opvoedingsmomenten in
aanleg aanwezig. Volgens Langeveld.
Afnemend gezag; Eerst handelt de opvoeder plaatsvervangend voor het kind met het oog op zijn
toekomst. Gaandeweg leert het kind daardoor wat goed is en wat verboden is. In de loop van de
opvoeding verandert de gezagsrelatie. De eigenverantwoordelijkheid neemt toe, kan steeds meer
zelf keuzes maken en betekenis van het kind neem toe.
De pedagogische opdracht
De pedagogische opdracht van het onderwijs: Waartoe willen bij op school kinderen opvoeden?
Daar valt de visie van de school onder maar in het algemeen gaat het vooral om dat we kinderen
willen opvoeden tot burgers die zelfstandig zijn, die autonoom kunnen handelen, die zich
verantwoordelijk kunnen voelen voor zichzelf en voor anderen en de omgeving. Ook willen we dat ze
om kunnen gaan met veranderingen, aangezien de samenleving continu veranderd. Ook leren
samenwerken, moreel handelen (verschil weten tussen goed en kwaad). Kinderen leren dat het beste
in een rijke leeromgeving. Veilig pedagogisch klimaat is ook belangrijk.
Als de school een belangrijke pedagogische opdracht centraal stelt (Bijvoorbeeld autonomie
bevorderen), dan moet dat ook zichtbaar zijn aan de manier waarop leraren met de kinderen
omgaan. Je kunt het ook vaak terug zien in hoe de school is ingericht (veel zelfstandige werkplekken),
maar ook in hoe je omgaat met regels en afspraken Bijvoorbeeld samen met de kinderen opstellen).
Leren van het kind afhankelijk van:
Aanleg van het kind
Temperament
Zijn ontwikkeling
Zijn gevoeligheid voor de invloed van de volwassenen om hen heen.
Je kan verschillende opvoedingsmiddelen inzetten om het leren van het kind te bevorderen
(belonen, straffen), maar het ene kind is het andere kind niet dus je zou erin moeten variëren.
Ook de opvoedingsrelatie met het kind is van belang (vertrouwd het kind je, voelt het zich veilig bij
je). Leraren zijn niet de natuurlijke opvoeders van het kind, dat zijn de ouders. Wij zijn
beroepsopvoeders. Wij kunnen niet zonder ouders, de ouders moeten erbij worden betrokken.
Opvoeding heeft een intentioneel karakter (een opzettelijke bedoeling om op te voeden) en een
functioneel karakter (onbedoeld opvoeden).
Als je omschrijving van het begrip ‘opvoeden’ van Imelman goed leest, kun je daar twee dingen uit
afleiden:
1. Het gaat over het doel van opvoeden
2. Er is geen verschil tussen opvoeden en onderwijzen
, Führen oder wachsen lassen
Führen wachsen lassen
Kinderen leren doordat anderen Zone van naaste ontwikkeling Kinderen kunnen het zelf, je moet
invloed op ze uitoefenen. vertouwen hebben in de natuurlijke
Je wilt aansluiten bij wat het kind
Het kind met begeleid worden ontwikkeling. Wanneer ze het
nodig heeft. Je bent een meer
(behaviorisme) kunnen laten ze het vanzelf wel zien.
wetende partner voor het kind om
Kinderen moeten alles leren
dat te ontwikkelen.
Kind als ongeschreven blad. Wordt ook wel gevoelige perioden
Op de schaal tussen Führen en genoemd door montessori.
wachsen lassen. Hij nijgt meer naar
Gedifferentieerde ontwikkeling führen, omdat wij toch die
begeleiding geven in de activiteit, Lineaire ontwikkeling
maar dat doen we pas als het kind er
Nurture echt aan toe is.
Nature
Pedagogisch klimaat
Het pedagogisch klimaat is het geheel van aanwezige en creëerde omgevingsfactoren, die invloed
hebben op het welbevinden van de leerlingen. En het welbevinden heeft weer invloed op de
ontwikkeling en het leervermogen. De leervoorwaarden en de persoonsvorming staan daarbij
centraal.
Wat je in het pedagogisch klimaat goed kan inzetten in jou eigen pedagogische tact; is het gevoel dat
je hebt, wat je moet doen in bepaalde situaties bij kinderen. Is essentieel, is iets wat je langzaam
ontwikkeld maar wat ook al in je zit. Het om wie jij bent als leerkracht en hoe je dat laat zien in die
situaties die je niet kunt voorbereiden.
Interventies van de leraar (vragen stellen, discussies aangaan, leersituaties ontwerpen, maar soms
ook niets doen), doen er echt toe. Dit handelen kun je pedagogisch handelen noemen omdat de
leraar er een doel mee heeft, namelijk een sfeer creëren, zodat het kind beter en sneller leert.
Opvattingen
Maria Montessori
Drang om te leren
Gevoelige periode
Natuurlijke ontwikkeling
Veel vrijheid
Pavlov
Inspirator van behaviorisme
Mensen reageren op prikkels, die reactie kun je belonen of straffen
Leraar grote invloed op kinderen
Pedagogisch klimaat gekenmerkt door sterkte structurering .
Veel opdrachten, weinig ruimte voor vrij spel of eigen ontdekkingen