College 1
Model van positieve gezondheid en sociaal-emotionele ontwikkeling is een soort zeshoek met
allemaal verschillende aspecten. (Huber en sociaal emotionele ontwikkeling)
Leerwerkplaats --> met leerwerkcoach praktische zaken besproken
Theorieën en conceptenlijn --> methodiek, psychologie en sociologie
Wat is psychologie?
De geest en de studie daarvan (psyche/logos). Nu dus de wetenschap van gedrag en
geestelijke processen. Het gaat om grote aantallen mensen met de focus op het individu, niet
zoals bij sociologie de focus van een groep mensen.
Belangrijke vragen in de psychologie:
1. Wat is (normaal en afwijkend) gedrag?
2. Wat versta je onder geestelijke processen?
3. Hoe ontstaan die processen?
4. Wat is van invloed op die geestelijke processen op gedrag?
5. Hoe ga je om met geestelijke processen --> youtube.com/watch?v=3-
2OE4AFCRE
Wat is gezondheid?
WHO: een toestand van volledig fysiek, geestelijk en sociaal welbevinden en niet louter het
ontbreken van ziekte of gebrek.
Engel (1977) biopsychosociaal model: voorbeeldmodel en venn diagram
1. biologische factoren
1. fysieke gezondheid
2. iq
3. beperkingen
4. temperament
5. effect medicatie
6. dna/erfelijkheid
2. Psychologische factoren
1. zelfvertrouwen
2. draagkracht
3. relaties
4. sociale vaardigheden
5. trauma
3. sociale factoren
1. familie
2. school
3. vrienden
4. clubs/verenigingen
Voorbeelden van belemmeringen
sociaal --> gescheiden ouders, familie alleen heel ver weg (corona)
Model van positieve gezondheid (Huber, 2012)
,Gezondheid wordt niet meer gezien als de aan- of afwezigheid van ziekte maar als het
vermogen van mensen om met de fysieke emotionele en sociale levensuitdagingen om te
gaan en zoveel mogelijk eigen regie te voeren
In het model staan de volgende dimensies:
1. lichaamsfuncties
2. mentaal welbevinden: bijvoorbeeld je stresslevels, of je je gelukkig voelt of
depressief
3. zingeving: datgene waarvoor je leeft, religie
4. kwaliteit van leven: de perceptie van mensen op hun leven binnen de context
van hun cultuur, normen en waarden en verwachtingen. Daarnaast ook autonomie
en gezondheid
5. sociaal maatschappelijk participeren: deelname aan het leven,
vrijwilligerswerk, publieke functies
6. dagelijks functioneren: kun je je dagelijkse dingen doen? leven, bezig zijn met
vrienden
Ontwikkelingsfasen Erikson --> schemaatje met de 8 fasen
Er zijn verschillende levensfasen, nu bespreken we adolescentie en vroege volwassenheid
want dit zijn de fasen waar de deelnemers van de cursus het meeste in zitten.
Er zijn drie dimensies van de veranderingen waar men doorheen gaat
1. lichamelijk
2. psychosociaal
3. sociaal/emtioneel
Begrippen
Adolescentie (vijfde fase)
o belangrijkste fase waarin de persoon de eigen identiteit en
zelfstandigheid ontwikkelt
o begint op 11/12 jaar, tegelijk met het begin van de pubertijd
o gaat over in de fase van vroege volwassenheid (zie Erikson) leeftijd is
daardoor niet zo concreet, over het algemeen eindigt begin, halverwege de
20
Pubertijd (deel van de vijfde fase)
o is de fase van lichamelijke rijping (groeispurt, seksualiteit). Valt samen
met het begin van de adolescentie
o Meisjes: 1e menstruatie
o Jongens: vruchtbaar zaad, vanaf ongeveer 13/14
o Groeispurt bij meisjes start eerder dan bij jongens
o Lichamelijke processen: hormonen etc.
Temperament
o ook wel persoonlijkheid genoemd
o Temperament is al bij de geboorte aanwezig, de manier waarop baby's
op de omgeving reageren zegt al wat over hun temperament ofwel
persoonlijkheid.
o Het ligt echter niet alleen maar aan biologische factoren, het ligt ook
aan opvoeding.
Socialisatie
, o een levenslange ontwikkeling van gedragspatronen, normen, waarden,
vaardigheden etc. die door de leefomgeving gewenst zijn
o Waarden worden voornamelijk gevormd van 0-10
o Gedrag wordt voornamelijk aangeleerd na de leeftijd van 10, in de
maatschappij
o Normen, waarden en vaardigheden vallen onder socialisatie
De belangrijke vorm van socialisatie vindt plaats van 0-10. Er zijn vier verschillende
opvoedstijlen die je als ouders kunt hebben, in de praktijk lopen deze stijlen echter vaak door
elkaar. Het ligt vaak aan de specifieke situaties welke opvoedstijl het meest gepast is op dat
moment. Sommige ouders zijn in het algemeen meer geneigd om een stijl te hanteren, terwijl
andere ouders een andere voorkeur aanhouden.
1. autoritatief
1. Wat zeer betrokken met veel aandacht voor de behoeftes en wensen
van hun kind, terwijl ze ook duidelijke regels stellen
2. Opvoedgedrag warm, oplettend en gevoelig voor behoeften en
interesses van het kind
3. uitkomst meestal gelukkig, minder lastig, succesvol, zelfstandig
2. autoritair
1. Wat ouders zijn niet erg betrokken maar zijn wel streng en stellen veel
regels zonder uitleg en straffen hun kind snel
2. Opvoedgedrag koel, afwijzend, bepalend
3. uitkomst nerveus, onzeker
3. permissief
1. Wat ouders zijn wel betrokken en hebben veel aandacht voor de
wensen en behoeftes van hun kind, maar ze stellen te weinig regels en
geven het kind bijna altijd zijn in
2. Opvoedgedrag warm, verwennend, geven kind meestal hun zin
3. uitkomst afhankelijk, impulsief, veeleisend
4. verwaarlozend
1. Wat ouders geven weinig warmte en steun en stellen geen of weinig
regels
2. Opvoedgedrag teruggetrokken, onoplettend, emotioneel weinig
betrokken en onverschillig
3. uitkomst vaak onzeker, ongepast gedrag en trekken op negatieve
manier de aandacht
Cultuur
Een belangrijk onderdeel van opvoeding is cultuur. Voorbeelden van verschillen in cultuur
zijn bepaalde overgangsrituelen die plaatsvinden rond het begin van de pubertijd. Dit gaat om
de overgang van kind naar volwassene, bijvoorbeeld bar mitswa.
Moderne rituelen: mobieltje krijgen als je naar de middelbare school gaat, rijbewijs
halen, Quincenera
Cognitive ontwikkeling tijdens adolescentie
in de pubertijd zijn de hersenen nog niet volledig ontwikkeld