Samenvatting Gezondheidspsychologie
H1 Wat is gezondheid?
1.1 Wat is gezondheid? Veranderende perspectieven
Vroeger werden ziekten toegeschreven aan kwade geesten of goden. Hippocrates, een Griekse arts uit de
Oudheid, schreef ziekte toe aan een verstoord evenwicht tussen vier circulerende lichaamsvloeistoffen
Humores: Gele gal, slijm, bloed en zwarte gal. Bij gezond persoon in evenwicht en ziekten treden op als dit
evenwicht door externe ‘pathogenen’ werd verstoord. Lichaam en geest = één. Lichaamssappen in verband
met typen persoonlijkheden.
Gerelateerd aan seizoenswisselingen en aan omstandigheden:
Lente: Bloed (nat-warm) optimistische/sanguine persoonlijkheid
Zomer: Gele gal (warm-droog) overmatig = cholerisch/boosaardig temperament
Herfst: Zwarte gal (koud-droog) overmatig = droefenis
Winter: Slijm (koud-nat) kalm/flegmatisch temperament
Genezing door de Humores opnieuw te balanceren via aderlaten, vasten, speciaal dieet of door
geneesmiddelen (homeopathische artsen, die de homotoxineleer aanhangen)
Door disbalans van de neurotransmitters dopamine, melatonine en serotonine ontstaan mentale stoornissen
als depressies. Door het innemen van ontbrekende stoffen zou een disbalans gecompenseerd kunnen worden.
Dit standpunt werd ook gedeeld door Galenus, een invloedrijke Griekse arts in het oude Rome. Hij dacht dat er
een lichamelijke of pathologische basis was voor alle ziekten (lichamelijk en geestelijk).
Etiologie: De oorzaak van een ziekte
Eed van Hippocrates: de kern = dienstbaarheid, vertrouwelijkheid en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Theorie: Een algemene aanname of aannamen over een aspect van de wereld waarin we leven of over de
mensen in die wereld die al dan niet door bewijs wordt ondersteund.
Tijdens de renaissance (wedergeboorte) werd het individuele denken belangrijker en werd het religieuze
perspectief er één van vele. In het begin van de zeventiende eeuw stelde de Franse filisoof René Descartes, dat
lichaam en geest afzonderlijke entiteiten waren. Tevens dat er interactie mogelijk was tussen de twee
‘domeinen’. Uit anatomische onderzoek, autopsie en cellulaire pathologie bleek dat ziekten in menselijke
cellen waren gelokaliseerd en niet een verstoord evenwicht van de humores.
Dualisme: Het idee dat lichaam en geest afzonderlijke eenheden zijn (vergelijk met Descartes)
Mechanistische benadering: Een benadering die het gedrag reduceert tot het niveau van het orgaan of de
lichamelijke functie. Geassocieerd met het biomedisch ziektemodel. technischer, meer gericht op
diagnostiek en op de beschikbare lichamelijke bewijzen.
Dualisten ontwikkelden de idee van het lichaam als machine, dat alleen kon worden doorgrond in termen van
zijn onderdelen (moleculair, biologisch, biochemisch, genetisch) en waarbij inzicht ni ziekten werd verkregen
via het bestuderen van cellulaire en fysiologische processen.
Biomedisch ziektemodel: De opvatting dat ziekten en symptomen een achterliggende fysiologische verklaring
hebben en dat daarmee ook genezing mechanisch en rechtlijnig werkt. Ook wel diagnose-receptmodel.
Wordt aangenomen dat het wegnemen van de oorzaak van de ziekte zal leiden tot het verdwijnen van de
symptomen en dus herstel van de gezondheid. Oorsprong ziekte = buiten het lichaam (bacteriële infecties) of
via inwendige veranderingen zoals celmutaties.
Het reductionisme negeert dat verschillende mensen op verschillende wijzen kunnen reageren op eenzelfde
ziekte, omdat ze verschillen in persoonlijkheid, cognitie, sociaal ondersteuningsnetwerk of culturele aannamen.
1
,Bracken en Thomas (2002) merken op dat het ‘conceptualiseren van ons geestelijk leven als een soort van
begrensde wereld die binnen onze schedel leeft, geen recht doet aan de realiteit van de menselijke ervaring’.
Sigmund Freud heeft het probleem van lichaam en geest opnieuw gedefinieerd als een probleem van
‘bewustzijn’. Hij postuleerde het bestaan van een ‘onbewuste geest’ die zichtbaar werd bij een aandoening die
hij ‘conversiehysterie’ noemde. De patiënt heeft ernstige pijn, zonder te verklaren hoe dat kan. de pijn is reëel
en kan wel tijdelijk bestreden worden, maar komt daarna weer terug.
Biopsychosociaal ziektemodel: Het standpunt dat ziekten en symptomen door een combinatie van
lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen worden verklaard. Verrijkt met de interactie
tussen biologische processen en psychologische en sociale invloeden.
Door fysiotherapeuten gebruikt om de behandeling op het individu toe te spitsen door de invloeden op het
individu in samenspraak in kaart te brengen en een adequaat proces aan te gaan.
Kritiek is dat het onduidelijk is hoe zwaar de verschillende aspecten in algemene zin kunnen worden gewogen.
International Classification of Functioning, Disability and Health. Classificatie problemen in het functioneren
van de mens in kaart brengen. Het model zorg vaststellen die iemand nodig heeft.
Invaliditeit beschouwd als een onvermijdelijke consequentie van een vorm van beperking en een
onvermijdelijke voorloper van een handicap. Kwam voort uit 2000 evaluatie van bestaande casussen en 3500
evaluaties van samenvattingen van casussen uitgevoerd in 27 talen in 61 landen.
• Menselijk organisme: beschrijven van functies, bijvoorbeeld: verminderd geheugen
• Menselijk handelen: wat kan iemand zelf, bijvoorbeeld: huis schoonhouden
• Participatie: beschrijven of iemand kan meedoen aan het maatschappelijk verkeer, bijvoorbeeld:
deelnemen aan het verkeer
Daarbij onderscheid het ICF verschillende factoren die het functioneren kunnen beïnvloeden:
• Medische factoren (zoals de aandoening)
• Persoonlijke factoren (zoals leeftijd, gewoonten)
• Externe factoren (huis, hulpmiddelen, mantelzorg)
Gezondheid is niet de afwezigheid van ziekte, maar het vermogen van mensen om met de fysieke, emotionele
en sociale uitdagingen van het leven om te gaan en zo veel mogelijk eigen regie te voeren.
Voor het meten van gezondheid onderscheidt Huber lichaamsfuncties, mentale functies/beleving,
spirituele/existentiële dimensie, kwaliteit van leven, sociaal-maatschappelijke participatie en dagelijks
functioneren.
Stijging levensverwachting in de westerse wereld gedurende de twintigste eeuw
mede het gevolg van de vooruitgang van de medische technologie en verbeterde
behandelingen. Traditionele geneeskunde effectief en het vermogen had ziekten uit
te roeien.
Grote verschillen in levensverwachting kunnen voor een groot deel worden verklaard
door verschillen in manier van leven, leefomstandigheden en voeding.
Enige bezorgdheid dat de levensverwachting bij kinderen met toenemende obesitas
mogelijk zal dalen (met name in VS en Europa)
Mortaliteit (overlijden): meestal uitgedrukt in de vorm van sterftecijfers, ofwel het
aantal sterfgevallen in een gegeven populatie en/of in een gegeven jaar
toegeschreven aan een bepaalde aandoening.
2
,Groot deel van de daling van de mortaliteit in de wereld vond plaats voorafgaand aan de grote
vaccinatieprogramma’s, door successen in het verbeteren van de volksgezondheid na veranderingen van de
sociale omstandigheden en de leefomgeving.
Belangrijkste vijf doodsoorzaken in 2020:
• Hartaandoeningen
• Keel- en longkanker
• Cerebrovasculaire ziekten met inbegrip van herseninfarcten
• Chronische longziekten zoals mazelen en malaria
• Infecties van het onderste deel van de luchtwegen
Tegenwoordig kijken we naar de effecten van ziekte op het werkende
leven en naar de effecten van werk en werkomstandigheden op de
gezondheid.
Andere verandering heeft te maken met de aanname dat de reguliere geneeskunde ons van alle ziekten kan
genezen. Door een discussie hierover kwam als gevolg de ‘alternatieve’ geneeskunde.
Gezonde levensverwachting en subjectief welzijn worden als het belangrijkst beschouwd volgende de WHO.
1.2 Individuele, culturele en leeftijd gerelateerde perspectieven op gezondheid
Barbara Bauman (1961) vroeg aan patiënten met ernstige ziekten wat gezondheid voor hen betekende. Drie
verschillende antwoorden:
1. ‘een overwegend gevoel van welzijn’
2. ‘de afwezigheid van symptomen van ziekte’
3. ‘de handelingen waartoe een lichamelijk gezond persoon in staat is’
Sociale representatie van gezondheid: Datgene wat bepaalde groepen mensen onder gezondheid verstaan
Gezondheidsgedrag: Gedrag, ongeacht de gezondheidstoestand waarin men zich bevindt, dat is bedoeld om de
gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden, bijvoorbeeld het eten van gezonde voeding.
Onderzoek Blaxter verschillende opvattingen van gezondheid:
• Gezondheid als niet ziek: geen symptomen, geen bezoek aan artsen
• Gezondheid als bezit: sterke familie, snel herstellen na operaties
• Gezondheid als gedrag: zijn gezond omdat ze goed voor zichzelf zorgen, sporten etc.
• Gezondheid als lichamelijke fitheid en vitaliteit: mannen voelen zich fit en vrouwen energiek en zien
het als sociaal perspectief
• Gezondheid als psychosociaal welzijn: in mentaal opzicht, trots voelen of gezelschap van anderen
• Gezondheid als functie: vermogen om taken te verrichten, doen wat en wanneer je wilt, zonder
belemmeringen van een slechte gezondheid of lichamelijke beperkingen
Wereldgezondheidsorganisatie definieert gezondheid als ‘toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en
sociaal welzijn.
Bircher beschrijft bijvoorbeeld een contextbewuste kijk op gezondheid en definieert het als ‘een dynamische
toestand van welzijn die wordt gekarakteriseerd door een lichamelijk en geestelijk potentieel dat voldoet aan
de eisen van het leven die passen bij de leeftijd, de cultuur en de persoonlijke verantwoordelijkheid’.
Individu centraal in de beleving van gezondheid en ziekte, bij die van de Wereldgezondheidsorganisatie niet.
Chalmers merkt op dat westerse mensen de geest, het lichaam en de ziel zodanig onderscheiden dat elk van
deze ‘terreinen’ aan afzonderlijke zorgverleners wordt toegewezen, respectievelijk aan psychologen en
psychiaters, aan artsen en aan geestelijken.
Holistische benadering: Bij een holistische benadering kijkt men niet alleen naar het zuiver lichamelijke of
waarneembare, maar naar het hele wezen.
3
, Collectivistische benadering: Een culturele filosofie die de nadruk legt op het individu als deel van een groter
geheel en op handelingen die meer door collectieve dan door individuele behoeften en wensen worden
gemotiveerd.
Individualistische benadering: Een culturele filosofie die de verantwoordelijkheid in handen legt van het
individu; het zijn de individuele behoeften en wensen die het gedrag motiveren.
Ziekteattributie: Toekenning van de oorzaak van een ziekte.
Gebreken of beperkingen van het cognitieve functioneren zijn van invloed op de mate waarin mensen
medische instructies begrijpen, de mate waarin zij kunnen praten over hun emoties of in hoeverre zij de arts en
verzorgers kunnen meedelen welke behoefte aan medische zorg zij hebben.
Door gebrekkige communicatie en geringe gezondheidsvaardigheden zijn mensen soms minder bereid om zich
in sociale situaties te begeven; ook kunnen ze minder goed in staat zijn om pijn of zorgen te melden aan
zorgverleners of familieleden.
Piaget: cognitieve ontwikkeling van baby tot volwassene doorloopt volgende stadia:
1. Sensomotorische stadium: baby verkent wereld door middel van zintuiglijke waarnemingen en het
maken van bewegingen
2. Preoperatieve stadium: magisch aandoende opvatting van de wereld, nog geen sprake van het leggen
van concrete relaties
3. Stadium van de concrete bewerkingen: kind kan relaties leggen tussen dingen, mits deze in
werkelijkheid ook aanwezig zijn
4. Stadium van de abstracte bewerkingen: concrete aanwezigheid van de dingen niet meer vereist
Kinderen zijn traag in het waarnemen of overnemen van het standpunt of perspectief van anderen: deze
vaardigheden zijn noodzakelijk voor het vermogen tot empathie. Daarom is een preoperationeel kind niet erg
begaan met een ziek familielid en begrijpt het niet waarom dit betekent dat het kind zelf minder aandacht
krijgt.
Kwalitatieve methoden: Maken gebruik van beschrijvingen van de ervaringen, aannamen en gedragingen van
een bepaalde groep mensen.
Kwantitatieve methoden: Gaan uit van berekeningen van de frequentie of de hoeveelheid ervaringen,
aannamen en gedragingen van een grote, representatieve groep mensen.
Kinderen jonger dan zever jaar verklaren ziekte op ‘magisch’ nieuwe, gebaseerd op associaties ipv op kennis
• Onbegrip: Het kind geeft irrelevante antwoorden of ontwijkt vragen
• Fenomenalisme: Er is meestal sprake van een teken of geluid dat het kind op enig moment met de
ziekte in verband heeft gebracht, maar er is weinig begrip van oorzaak en gevolg.
• Aangestoken worden: Ziekte is meestal afkomstig van een persoon of voorwerp dat dichtbij is, maar
waarmee het kind niet noodzakelijkerwijs contact heeft. Kind kan ziekte toeschrijven aan iets wat
eraan voorafging.
Bibace en Walsh beschrijven verklaringen van ziekten van kinderen rond het achtste tof elfde jaar als concreter
en gebaseerd op een logische reeks gebeurtenissen van oorzaak en gevolg:
• Besmetting: Kinderen begrijpen in deze fase dat ziekte verschillende symptomen kan hebben en ze
erkennen dat bacteriën of zelfs hun eigen gedrag ziekten kunnen veroorzaken.
• Internalisatie: Ziekte bevindt zich in het lichaam, maar het proces waardoor symptomen zich
voordoen, begrijpen ze slechts gedeeltelijk.
Het kind moet worden gestimuleerd om over zijn angsten te praten. Ouders moeten een evenwicht zien te
vinden tussen het managen van de gezondheid en het gedrag van een ziek kind enerzijds en een overmatig
beschermende houding anderzijds, omdat die een negatieve invloed kan hebben op de sociale, cognitieve en
persoonlijke ontwikkeling van het kind; ook kunnen gevoelens van afhankelijkheid en beperking hierdoor
worden versterkt.
4