Samenvatting kennistoets 2.1
VT 2.1 – Het juiste meten op het juiste moment!
De vitale parameters (ademhaling, hartslag, bloeddruk, temperatuur) op een juiste
wijze meten/bewaken (met en zonder meetinstrumenten)
De vitale parameters (ademhaling, hartslag, bloeddruk, temperatuur) beoordelen op
normale of afwijkende waarden
Meetinstrumenten voor het meten van de vitale parameters op de juiste wijze
gebruiken
Ademhaling bewaken
> normale waarden of afwijkingen vaststellen
4 kwaliteiten van ademhaling:
1. Frequentie, in – en uitademingen per minuut
2. Diepte, oppervlakkig/diep
3. Regelmaat
4. Ademhalingspatroon, terugkerend patroon?
Snelle ademhaling zonder benauwdheid komt voor:
- Bij opwinding
- Bij hogere temperatuur
- Als diep ademhalen pijnlijk is (bij gebroken rib of longvliesontsteking)
Normale ademfrequentie:
- Volwassenen 9-14 p/m
- Tieners 12-20 p/m
- Ouderen 20-30 p/m
- Baby’s 30-50 p/m
Afwijkingen:
Apneu (=ademstilstand)
Dyspneu (=benauwdheid)
Hyperventilatie
Kussmaul (=diep/snakkend ademen
Cheyne-stoke
Zuchtende ademhaling
Gasping (=happende ademhaling)
Atactische ademhaling
Meten met:
- Polsteller
- Secondewijzer op horloge/klok
- Stopwatch
Circulatie bewaken
De circulatie of bloedsomloop zorgt ervoor dat de weefsels vna zuurstof en voedingsstoffen
worden voorzien en dat afvalstoffen en koolzuur worden afgevoerd. Gebeurt dat niet, kunnen
er ernstige stoornissen ontstaan.
> polsslag bepalen of bloeddruk meten
4 kwaliteiten:
1. Frequentie, aantal slagen per minuut
2. Regelmaat
3. Zijn de polsen gelijk gevuld?
, 4. Kracht van de pols
Tachycardie = meer dan 100 slagen p/m
Bradycardie = minder dan 50 slagen p/m
Irregulair = onregelmatig
Inequale pols = niet elke slag even krachtig
Arteria radialis: pols
Arteria temporalis: slaap
Arteria femoralis: lies
Arteria brachialis: arm bij de elleboog
Arteria carotis: hals
Meetinstrumenten:
- Digitale bloeddrukmeters (of elektronisch)
- Manometerbloeddrukmeters
- Continu registratie
Hypertensie = hoge bloeddruk
Hypotensie = lage bloeddruk
Lichaamstemperatuur meten
Ouderen 36-37,5
Volwassenen 36,5-37,5
Pasgeborenen 35,5-37,5
Hulpmiddelen: elektronische thermometers, orale digitale thermometers, oorthermometers,
sondes voor continu registratie, wegwerpthermometers.
Het bewustzijn observeren en meten
De mate waarin iemand kan reageren op prikkels uit de omgeving is het bewustzijn. Door
een constante toestroom van prikkels wordt het bewustzijn onderhouden. Wanneer iemand
slaapt, is de toestroom van prikkels verminderd en is er sprake van een verminder
bewustzijn.
Verminderd of afwezig bewustzijn door:
- Herseninfarct (bloedpropje)
- Hersenbloeding
- Hersenschudding/hersenletsel
Meetinstrumenten:
- Glasgow Coma Scale EMV-score (hoe reageert iemand motorisch, verbal en met
open op pijnprikkel).
- Delerium Observatie Screening Schaal (DOSS) (bij verdenking van delier).
, - Pupilreflextest (neurologische afwijkingen).
Zorg bij het bewaken van de vitale functies bestaat uit het volgende:
- Observeer veranderingen bij de ademhaling, bloeddruk en lichaamstemperatuur.
- Adviseer bij kortademigheid ademhalingsoefeningen in overleg met de fysiotherapeut
en pas je tempo aan.
- Adviseer niet te veel zout en vet te gebruiken in de voeding.
Adviseer voedingsmiddelen die de bloeddruk verlagen zoals selderij.
- Pas de kleding aan op de lichaamstemperatuur en de buitentemperatuur.
- Zorg voor een constante omgevingstemperatuur.
- Adviseer inspanningen te vermijden bij warm weer.
- Adviseer bij koude extra dekens op het bed te leggen en de woonkamertemperatuur
ook in de nacht niet te koud te zetten.
VT 2.2 – Spaans benauwd!
Klinische verschijnselen in verband brengen met de saturatiewaarden bij zorgvragers.
Onderbouwen wanneer zuurstoftoediening aan zorgvragers gegeven wordt.
Beargumenteren welk zuurstof-toedieningssysteem het beste kan worden toegepast.
De opname van zuurstof
Om na te gaan hoeveel zuurstof en hoeveel koolzuur in het bloed aanwezig is, laat de arts
de bloedgaswaarden bepalen. Dit wordt ook wel ‘astrup’ genoemd. Hierbij neemt de arts een
arterieel bloedmonster af. Bij zorgvragers die met zuurstof worden behandeld, worden de
bloedgaswaarden vaak meerdere malen bepaald, om het effect van de behandeling vast te
stellen en om te bepalen hoeveel zuurstof de zorgvrager nodig heeft.
Zuurstoftherapie:
- Zuurstofcilinder
In de zuurstofcilinder bevindt zich zuurstof onder hoge druk en bevat gaszuurstof. De
zuurstofcilinder moet altijd rechtop gehouden worden en mag niet worden ingepakt.
Voordeel: maakt geen geluid tijdens gebruik.
- Concentrator
Bevat zelf geen zuurstof, maar haalt zuurstof uit de lucht. Het is een elektrische
luchtzeef, die water, stikstof en overige gassen uit de lucht zeeft, zodat zuurstof
overblijft.
Nadeel: zorgvragers die mobiel zijn, hebben naast de concentrator nog flessengas
nodig. Het apparaat is niet geluidloos.
- Vloeibare zuurstof
Door zuurstof af te koelen tot 183 graden onder nul, wordt hij vloeibaar. Als de
zuurstofkraan van het vat wordt geopend, verdampt de vloeibare zuurstof tot
gasvormige zuurstof. De zuurstof in het ziekenhuis die ‘uit de muur’ komt, is
afkomstig uit een groot vat met vloeibare zuurstof. De zuurstof wordt via leidingen
getransporteerd naar een wandaansluiting. Voor de toediening is alleen maar een
flowmeter met speciale aansluiting nodig.
- Hulpstukken bij zuurstof
o Een zuurstoftoedieningssysteem: een zuurstofkatheter in de neus, een
zuurstofbril, een zuurstofmasker of een transtracheale katheter;
o Een drukregelaar of flowmeter (waarmee de voorgeschreven hoeveelheid per
minuut wordt afgesteld);
o Een luchtbevochtiger (Aquapak);
o Een manometer (drukmeter) met een reduceerventiel (waarmee de druk in de
cilinder gereduceerd (verminderd) kan worden).
, Druk (atmosfeer) x de inhoud van de cilinder in liters / Aantal te geven liters per minuut x 60
= looptijd in uren.
Toedieningssystemen
- Neuskatheter
- Zuurstofbril
- Transtracheale katheter (tracheacanule) (= kleine stoma in hals)
- Zuurstofmasker
Onderhoud van de toedieningssystemen:
- Vervang onderdelen die nodig zijn voor de zuurstoftoediening
- Controleer de doorgankelijkheid door de neuskatheter even dicht te knijpen
- Bereken regelmatig de hoeveelheid zuurstof die nog in de cilinder zit
Saturatie meten
Welke zuurstofpercentages zijn acceptabel?
Zuurstofpercentage tussen 96% - 100%: acceptabel bij gezonde mensen.
Zuurstofpercentage tussen 92% - 100%: acceptabel bij COPD en hartfalen.
Zuurstofpercentage < 95%: toediening van zuurstof overwegen (in overleg met arts).
Zuurstofpercentage < 90%: desaturatie, zuurstof toedienen (in overleg met arts).
Indicaties:
- Ontwennen/afbouwen van beademing of zuurstof
- Benauwdheidsklachten
- Cyanose (van de huid, vingers, nagelbed, lippen)
- Heel langzame of heel snelle ademhaling
- Heel langzame of heel snelle pols
- Veranderingen in het bewustzijn van de zorgvrager
Toedienen van zuurstof
Indicaties:
- Hypoxie, zich (onder andere) uitend in lage zuurstofsaturaties
- Diffusiestoornissen, bijvoorbeeld een longembolie
- Ademnood (bijvoorbeeld bij een longinfectie)
- Acuut myocardinfarct
- Sedatie (het, als gevolg van sedatie, te weinig en te ondiep ademhalen)
- Anemie
Contra-indicaties:
Er mag geen zuurstof worden toegediend via een bril of katheter bij zorgvragers:
- Met verwondingen in de neus/keelholte;
- Met een schedel- of hersentrauma;
- Met aangezichtsletsel.
Extra aandacht is nodig bij het zuurstof toedienen aan zorgvragers met COPD. Dit in
verband met hypoxic drive, een toestand waarin de zorgvrager zijn ademhaling niet langer
reguleert aan de hand van het koolstofdioxidegehalte, maar van het zuurstofgehalte in het
bloed.
Benodigdheden:
zuurstofbron, zuurstofklok, zuurstofcilinder, aquapak, zuurstofbril/katheter of masker,
verbindingsslang, koppelstukje zuurstofklok, koppelstukje verbindingsslang, tissues,
saturatiemeter.