BEDRIJFSECONOMIE H2, H3, H5 tm H13, H16 tm H23, H25 tm H35
H2 – basis rekenvaardigheden
Promille is 1 duizendste deel, 1‰ = 0,01%
Ongewogen gemiddelde is som van een aantal getallen of grootheden, gedeeld door het
aantal, dus met gewichtsfactoren aan 1 (normale manier).
Gewogen gemiddelde, er wordt rekening gehouden met de wegingen, denk hierbij aan
schoolcijfers. Boven de deelstreep staan alle gehaalde cijfers, het cijfer dat 2x meetelt staat
ook twee keer vermeld. Onder de deelstreep staat het gemiddelde opgeteld, als er twee
cijfers zijn die twee keer meetellen staat er onder de deelstreep 4.
H3 – balans & winst en verliesrekening & liquiditeitsoverzicht
Begrippen bij de balans
Balans Overzicht van de bezittingen en hoe ze gefinancierd zijn met eigen en
vreemd vermogen op een bepaald moment.
Vaste activa Productiemiddelen die langer dan één productieproces of langer dan
één jaar meegaan
Vlottende activa Productiemiddelen die één productieproces of korter dan één jaar
meegaan.
Liquide middelen Kas en bank
Eigen vermogen Vermogen dat is ingebracht door de eigenaren zelf, dit is permanent.
LVV Geleend geld met een looptijd langer dan één jaar, dit is tijdelijk.
KVV Geleend geld met een looptijd korter dan één jaar, dit is tijdelijk.
Debiteuren Verkoop op rekening, de afnemers betalen later. Valt onder de post
vlottende activa.
Crediteuren Dit is een schuld, inkoop op rekening. Valt onder de post kort vreemd
vermogen.
Begrippen bij verlies & winstrekening
V&W Overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode, ook
wel resultatenrekening genoemd.
Scontrovorm Opstelling met debet en creditkant
Paginavorm Opstelling onder elkaar, ook wel staffelvorm.
V&W handel Omzet – inkoopwaarde van de omzet = brutowinst
Brutowinst – bedrijfskosten = nettowinst
V&W diensten Omzet – kosten = nettowinst
Boekingen Er is een boeking op de V&W wanneer de onverdeelde winst
verandert, dus bij kosten of opbrengsten.
Omzet/ opbrengst Alles wat een onderneming in een periode heeft verkocht, uitgedrukt in
geld. Het maakt niet uit of het geld al ontvangen is of niet.
IWO Het bedrag waarvoor de onderneming goederen heeft ingekocht,
hiermee neemt de voorraad toe.
Kosten Wanneer de onverdeelde winst afneemt
Van de regel Wat achter ‘van de’ staat is 100%
Begrippen bij liquiditeitsoverzicht
Liquiditeitsoverzicht Overzicht van alle uitgaven en ontvangsten over een bepaalde periode
Ontvangsten Al het geld dat de onderneming ontvangen heeft.
Uitgaven Dit heb je wanneer je liquide middelen afnemen
Standaard vorm Ontvangsten – uitgaven = saldo ontvangsten uitgaven
Saldo ontvangsten uitgaven + saldo liq midd begin = saldo liq mid eind
H5 – verzekeren, studeren, sparen en lenen
Verzekeren
Bij verzekeringen verplicht de verzekeraar zich om tegen ontvangst van een premie de
verzekerde schadeloos te stellen vanwege een verlies, schade of gemis van een verwacht
voordeel door een onzeker voorval.
, BEDRIJFSECONOMIE H2, H3, H5 tm H13, H16 tm H23, H25 tm H35
Je laat je verzekeren als:
Je het risico niet kan dragen
Je het risico niet wil dragen
Het verplicht wordt
Bij een keuze maken om te verzekeren of niet weeg je de kansen op schade af tegen de
hoogte van de premie.
Onzeker voorval Het is onbekend wanneer iets gebeurt/ of het wel gebeurt.
Verzekeraar De organisatie die in ruil voor premie een bepaald risico dekt.
Premie De vergoeding die de klant periodiek of ineens aan de verzekeraar
betaald.
Polis Document waarin de gemaakte afspraken tussen verzekeraar en
verzekerde staan.
Poliskosten Betaalt de klant één keer bij het afsluiten van een verzekering.
Assurantiebelasting De verzekerde betaalt 21% belasting over de premie en poliskosten, dit
draagt de verzekeraar af aan de belastingdienst.
Twee soorten verzekeringen:
Levensverzekeringen:
verzekeringen waarbij het
draait om leven of dood
Schadeverzekeringen:
alle overige verzekeringen
Verschillende rollen bij
levensverzekering:
Verzekerde: op diens leven
is de verzekering
gebaseerd
De begunstigde: wie het geld ontvangt als de verzekering wordt uitgekeerd
De verzekeringnemer: de persoon die de verzekering heeft afgesloten
De uitkering van de verzekering kan in één keer worden uitgekeerd, maar het kan ook
meerdere bedragen bevatten in een bepaalde periode. Ditzelfde geldt voor de premie.
Iemand schadeloos stellen is de schade die ontstaan (door een onzeker voorval) is
vergoeden, de afspraken hiervan zijn:
Er wordt nooit meer vergoedt dan de werkelijke schade
De verzekerde waarde = waarde waarvoor iets verzekerd is en hierover wordt
premie berekend
De gezonde waarde = de werkelijke waarde net voor de schade
verzekerde waarde
Verzekeringsbreuk =
gezonde waarde
Schade uitkering = verzekeringsbreuk x schadebedrag
Onderverzekering: verzekerde waarde < gezonde waarde, niet alles uitgekeerd.
Oververzekering: verzekerde waarde > gezonde waarde, teveel premie
Premier Risque: afspraak waarbij toch alles uitgekeerd wordt bij onderverzekering
Studeren
Wat levert het je op?:
Je investeert tijd, geld en moeite in jezelf, hiervoor krijg je kennis, vaardigheden en een
verhoging van je ontwikkelingsniveau terug. Hierdoor worden je kansen op de arbeidsmarkt
vergroot, dit heet investeren in menselijk kapitaal.
Omscholen/bijscholen:
, BEDRIJFSECONOMIE H2, H3, H5 tm H13, H16 tm H23, H25 tm H35
Bijscholen is aanleren van nieuwe technieken en methoden en omscholen is leren voor een
ander vak.
Studeren en de maatschappij:
Dit is op twee manieren, je kan een rol vervullen in de maatschappij die een ander misschien
niet kan. En alle werkenden betalen belasting.
Studeren en zekerheid:
Studeren geeft je geen 100% zekerheid op een goede baan, er zijn altijd nog andere
factoren zoals vraag naar arbeid.
Sparen
Sparen is het niet uitgeven van je inkomen dat overblijft na het betalen van belasting.
Geld op spaarrekening levert rente op, dit is de beloning voor het beschikbaar stellen van je
geld aan de bank. Dit wordt periodiek bijgeschreven, dit wordt ook berekend over de eerder
ontvangen rente, dit heet samengestelde interest. De rente is over het algemeen niet zo
hoog, omdat je weinig risico loopt. Dit is omdat de Nederlandsche Bank tot €100.000 terug
betaald wanneer de bank failliet gaat. Andere factoren die de hoogte van de rente bepalen
zijn vraag en aanbod van geld, vrij opneembaar of niet, inflatie, etc. Bij vrij opneembaar
sparen kan je altijd geld opnemen, bij andere spaarvormen, zoals deposito, kan dat niet.
Lenen
Lenen is het vergroten van je inkomen nu ten koste van je inkomen later, je krijgt een schuld.
Je betaalt rente over deze schuld, de hoogte van de rente hangt af van de hoogte van het
risico, vraag en aanbod naar geld, de looptijd, etc. De rente wordt berekend als enkelvoudige
interest. Andere kosten zijn afsluitkosten, het kan zijn dat je deze aan het begin eenmalig
moet betalen. Aflossen is het geld terugbetalen, hierdoor wordt je schuld minder. Bureau
Kredietregistratie legt alle schulden vast, zo kan een bank zien of je een goede lener bent bij
het afsluiten van een nieuwe lening.
Consumptieve kredieten/ leningen
Een consumptief krediet is een lening door consument gebruikt om consumptiegoederen te
kopen dus niet om bijvoorbeeld een huis te kopen. Er wordt niet vastgelegd waar het geld
voor gebruikt wordt. Vooraf beoordeeld de instelling of de klant in staat is de schuld terug te
betalen (= kredietwaardigheid). Dit zijn dure vormen van lenen, omdat er veel risico is.
Doorlopend krediet: de klant leent een bepaald maximum bedrag voor een bepaalde
tijd. Dit bedrag hoeft niet in één keer opgenomen te worden en de klant mag ook geld
bijschrijven op deze rekening. Rente betaal je over de werkelijke schuld.
Persoonlijke lening: de klant leent een bedrag en betaalt dat terug volgens een
aflosschema. Er mogen geen tussentijdse bedragen worden opgenomen.
Er zijn ook vormen van een consumptief krediet waarbij wel vastligt waar het geld voor
gebruikt wordt. Dit gaat meestal om het aankopen van duurzame consumptiegoederen die
ze kopen op krediet. Na overdracht volgen er minimaal twee betalingen.
Koop en verkoop op afbetaling: een roerend goed wordt verkocht, de klant doet een
aanbetaling van tenminste 20% van het aankoopbedrag en betaalt het restant in
minimaal twee termijnen. De klant is na levering gelijk eigenaar.
Huurkoop: bijna gelijk aan koop en verkoop op afbetaling, alleen is de koper pas
eigenaar na de laatste betaling.
Dit soort kredieten zijn om de omzet te vergroten en soms om op het krediet te verdienen.
De laatste twee kredieten zijn goedkoper dan de eerste, omdat hier het product teruggehaald
mag worden. Huurkoop is de meest zekere vorm.
H6 – enkelvoudige en samengestelde interest
Interest De vergoeding voor het uitlenen van geld, prijs en tijd. Staat er geen
tijdsaanduiding bij altijd per jaar.