Ontwikkelingspsychologen
Freud
Hij was de eerste in de psychoanalytische theorieën. Het draait allemaal om bevredigingen,
denk aan plassen, eten en seks. Verschillende afweermechanismen zijn: verdringing,
ontkenning, projectie, reactieformatie en rationalisatie. Freud vind dat iedereen een Ich,
oftewel ego heeft, en iedereen moet zich houden aan zijn Uberich. Freud onderscheidt vijf
stadia in de driftontwikkeling:
- Orale fase (0-2 jr.); zuigen is de belangrijkste bron van lust
- Anale fase (1,5-3 jr.); alles met ontlasting. Ook wel de koppigheidsfase omdat
autonomie en zelfstandigheid een grote rol gaat spelen.
- Fallische fase (3-6 jr.); kind krijgt belangstelling voor het genitale gebied.
Oedipuscomplex: de zoon voelt zich aangetrokken tot zijn moeder en ziet zijn vader
als concurrent, tot het erachter komt dat hij erg veel op zijn vader lijkt.
Elektracomplex: de dochter klampt zich vast aan de moeder, ze moet haar moeder
loslaten en zich richten op de vader.
- Latentiefase (7-11 jr.); de driftimpulsen worden minder en er komt meer energie vrij
voor leren en sociale contacten.
- Genitale fase (>11 jr.); de seksuele gevoelens barsten los en de erotiek is op anderen
gericht.
Fixatie: zowel te veel als te weinig bevrediging kan tot stagnering van de ontwikkeling
leiden. Regressie: het kind valt in zijn gedrag terug in een fase of op eerdere fase.
Piaget
De theorie van Piaget gaat over de cognitieve ontwikkeling van een kind, hierin is hij een
pionier. Er zijn vier cognitieve fases. Cognitief schema: een innerlijke weergave van een
bepaald onderwerp, deze veranderen door de ontwikkelingen. Een kind doet nieuwe
kennis op doormiddel van interactie. Kennis verwerven is het resultaat van een
interactief proces. Door interactie met de omgeving en door lichamelijke rijping (vooral
de hersenen) ontstaan volgens hem vanuit die reflexen steeds complexere cognitieve
vaardigheden.
Adaptie: veranderingen in wijze van denken, om effectief te kunnen functioneren in
relatie tot de omgeving. Adaptie bestaat uit twee complementaire processen: assimilatie
en accommodatie.
Assimilatie:
- Sensomotorische fase (0-2 jr.): De kinderen zijn vooral bezig met het ontwikkelen van
zintuigelijk waarnemen en de motoriek. In het begin van deze fase bestaan er nog
geen cognitieve schema’s. (Als de bal wegrolt bestaat hij ook niet). Later in de fase
komen de cognitieve schema’s en bestaan de dingen ook als het voor het kind uit
beeld is (objectontstantie)
- Pre-operationele fase (2-7 jr.): eenvoudige cognitieve schema, volledig afhankelijk
van de waarneming, de kinderen zien, horen en voelen. Er kan iets door een
waterputje, dus het kind denk dat hij daar ook doorheen kan. Een kind gaat beseffen
dat het bestaat, het denkt dat zijn ouders gaan scheiden door hem. Magisch denken,
kinderen geven een ziel aan andere spullen zoals knuffels.
, - Concreet operationele fase (6-12 jr.): het magisch denken is verdwenen, spullen
hebben geen ziel. Kinderen beginnen met logisch redenen. Kinderen begrijpen in
deze fase dat ze te groot zijn voor het afvalputje en weten dat sinterklaas niet
bestaat.
- Formeel operationeel (11+ jr.): kinderen kunnen cognitieve schema’s maken van
meer abstracte begrippen. Kinderen begrippen filmpjes. Kinderen, jongeren en
volwassenen hoeven niet meer iets te zien om het te begrijpen, logisch redeneren.
Kinderen leren gedurende de fase. Het is moeilijk te bepalen in welke fase een kind is.
Erikson
Volgens zijn inmiddels klassieke theorie moeten we in de loop van ons leven acht
levensvaardigheden leren om goed te kunnen functioneren. Erikson ging ervan uit dat we
deze vaardigheden in principe in bepaalde levensfasen opdoen (zie de leeftijden tussen
haakjes); gebeurt dat niet of onvoldoende, dan is het mogelijk dat we ze later in ons leven
alsnog gaan missen en pas dan onder de knie krijgen.
1. Zuigelingenfase (0 tot 1,5 jaar) Fase 1: Vertrouwen versus wantrouwen In het
ongunstige geval stagneert de persoonlijkheidsontwikkeling, waarbij de persoon in
de fase blijft steken. De zuigelingenfase is gebaseerd op het vertrouwen van de baby.
Hier spelen de ouders een belangrijke rol. Als de ouders altijd aanwezig zijn en de
baby goed verzorgen, zal de baby zich veilig kunnen voelen. Gebeurt dit niet, dan zal
de baby moeilijker mensen kunnen vertrouwen als hij/zij later opgroeit, omdat hij/zij
geen stabiele relatie heeft kunnen opbouwen met zijn ouders.
2. De Peutertijd (1,5 tot 3 jaar) Fase 2: Autonomie versus schaamte en twijfel Deze fase
is gebaseerd op de autonomie (zelfstandigheid) van het kind. Het kind leert allerlei
dingen zelfstandig te doen. Als de ouders het kind te veel beschermen en boos
worden wanneer het kind iets doet, is de kans de groot dat het kind later de neiging
gaat hebben om te twijfelen aan zichzelf.
3. De Kleuterleeftijd (3 tot 6 jaar) Fase 3: Initiatief versus schuld Het kind leert
zelfactiviteiten ondernemen en taakjes verrichten, omdat hij/zij wordt aangemoedigd
door zijn/haar ouders. Moedigen de ouders hun kleuter niet aan, dan zal het kind
later nooit het initiatief nemen om zelf dingen te doen en zal hij/zij opgroeien met
schuldgevoel.
4. De Basisschoolleeftijd (6 jaar tot puberteit) Fase 4: Vlijt versus minderwaardigheid In
deze fase leren we allerlei vaardigheden die we nodig hebben om succesvol te zijn
binnen de maatschappij. Enkele voorbeelden zijn: schrijven, rekenen, lezen... Als het
kind nogal moeilijkheden heeft om zich aan te passen, zal het zijn/haar
zelfvertrouwen verliezen en zichzelf zien als iemand die minderwaardig is.
5. De Adolescentie (adolescentie) Fase 5: Identiteit versus identiteitsverwarring De
adolescentie noemt men ook wel de moeilijkste fase. Hier gaat de tiener op zoek
naar zijn/haar identiteit. "wie ben ik?" is een veelvoorkomende vraag voor tieners.
Deze periode is ook de periode dat men zich afvraagt wie onze echte vrienden zijn en
waar we op zoek gaan naar onze seksuele identiteit.
6. De Vroege Volwassenheid (jongvolwassen) Fase 6: Intimiteit versus isolement In deze
fase gaat men een intieme relatie beginnen en opbouwen. Als men geen partner
vindt, is de kans groot dat we met onze gevoelens gaan kampen. We isoleren onszelf.
7. De Middelbare Volwassenheid (middelbare leeftijd) Fase 7: Generativiteit versus
stagnatie In deze fase hebben de meeste mensen als een familie. Men spendeert zijn