Collegestof BPOP
Hoorcollege 1: Psychotische stoornissen (H13)
Psychose
- Toestand waarin men de werkelijkheid niet van fantasie kan onderscheiden en waarin men een
nieuwe realiteit creëert
- Het betreft meestal wanen (irrationeel geloof) en / of hallucinaties (sensorische ervaring in
afwezigheid van een externe gebeurtenis) veelal beangstigend / gevaarlijk
o Er bestaan verschillende soorten wanen en hallucinaties bijv. betrekkingswaan
(ervan overtuigd zijn dat alles betrekking heeft op jou) en auditieve hallucinaties
(stemmen horens)
- Disorganized symptoms: alle kanten uit slingerende stroom van gedachten incoherente,
onnavolgbare vloed van woorden (wartaal), inappropriate effect (huilen of lachen in ongepaste
situaties)
- Niet voor alle groepen immigranten geldt een verhoogd risico op het ontwikkelen van een
psychotische stoornis. In Nederland geldt het verhoogde risico met name voor tweede generatie
niet-westerse immigranten en in iets mindere mate voor eerste generatie niet-westerse
immigranten.
Motivational view of delusions: would look at these beliefs as attempts to deal with and relieve anxiety
and stress. Deficit view of delusion: sees these beliefs as resulting from brain dysfunction that creates
these disordered cognitions or perceptions.
Schizofrenie
- Twee (of meer); positieve symptomen, gedesorganiseerd spreken / gedrag, negatieve
symptomen.
o Positieve symptomen: wanen, hallucinaties, magisch denken, disorganized symptoms.
Symptomen van een psychose duidelijk aanwezig.
o Negatieve symptomen: onvermogen tot doelmatig handelen, bewegen, spreken, het
uiten van emoties, aandacht erbij houden apathie (lusteloos, onverschillig, verlies
van initiatief), teruggetrokken, vervlakte emoties, asocialiteit verlies van sociale
contacten. Flat effect: geen emoties tonen in de daarvoor gebruikelijke situaties.
Avolitie (apathie): het onvermogen om initiatief te nemen / een gebrek aan
motivatie om een begonnen taak te voltooien
Alogie: verminderd taalgebruik (alleen maar antwoorden met ja/nee) het
moeilijk vinden om woorden te vinden die bij hun gedachten passen
Anhedonie: het niet meer kunnen ervaren van vreugde. Symptomen van het
verminderd functioneren bepaalde vaardigheden of eigenschappen zijn
afwezig
o Gedesorganiseerde spraak: niet in staat zijn normaal te praten, wartaal, hak op de tak,
onlogische dingen. Ongepaste emoties lachen of huilen op het verkeerde moment.
- Functioneren slechter dan voor het begin van de stoornis
1
, - Ten minste zes maanden aanwezig
- Mannen 1,5 meer kans dan vrouwen
- Ontstaan: bij mannen rond 20e, bij vrouwen rond 25e
- ≈ 15% van de schizofreniepatiënten overlijdt door suïcide
- Recent onderzoek naar de oorzaken van schizofrenie wijst erop dat er een virale oorzaak lijkt te
zijn voor schizofrenie
Andere psychotische stoornissen
- Schizofreniforme stoornis: symptomen van schizofrenie gedurende slechts een paar maanden
(kunnen nog normaal functioneren), goed functioneren voor de psychose. Flat affect,
verwarring, sociale abnormaliteiten.
- Schizoaffectieve stoornis: psychose (ten minste 2 weken wanen of hallucinaties) + depressieve
of manische stemming
- Waanstoornis: aanhoudende waan/wanen, zonder negatieve psychotische symptomen. Raken
vaak sociaal geïsoleerd niet vanwege vervlakte emoties, maar omdat ze anderen verdacht
vinden
- Postpartum psychose: wanen of hallucinaties na de bevalling
- Verzwakt (attenuated) psychosesyndroom: hebben een aantal kenmerken van schizofrenie, maar
zijn zich ervan bewust van dat dit niet gezond is laten zich vaak helpen. Voorbode van
schizofrenie.
- Gedeelde psychotische stoornis (folie à deux): persoon ontwikkelt wanen door een relatie met
een andere persoon die ook wanen heeft
- Korte psychotische stoornis: één of meer positieve symptomen of gedesorganiseerde
spraak/gedrag gedurende ongeveer een maand
Schizofrenie verschil DSM-IV-tr en DSM-5 1
- Subtypes (paranoïde type, catatone type etc.) vervallen in DSM-5
- Ernst symptomen (o.a. wanen, hallucinaties, negatieve symptomen, depressie, manie) in kaart
gebracht door DSM-5 (4-puntsschaal)
Auditieve (auditoire) hallucinaties stemmen horen
- Transdiagnostisch perspectief: er liggen gemeenschappelijke factoren achter verschillende
stoornissen. Bijv.: een kleinere hippocampus / passieve coping leidt tot het ontwikkelen van
verschillende vormen van psychopathologie.
- Grootste signaalverandering vlak voor het stemmen horen: parahippocampus vaak de stem
van een persoon die de patiënt kent. Lijkt dus getriggerd vanuit het geheugen.
- Tijdens het stemmen horen: activiteit in gebieden van taalperceptie betekenis/semantisch
(Wernicke sensorisch) en taalproductie (Broca motorisch) en de primaire gehoorschors.
Vooral activiteit in Broca ondersteunt de metacognition theory: mensen die hallucineren
denken dat de stemmen in hun hoofd de stemmen van anderen zijn kunnen dat niet
onderscheiden (geen metacognitie) anders zou het gebied van Wernicke actiever zijn.
2
, o Mogelijke verklaring: gebrekkige emotionele prosodie (intonatie, klemtoon, ritme van
spraak) kunnen stemmen van anderen moeilijk scheiden van eigen stemmen.
- Activiteit vooral in de rechterhersenhelft
Inhoud van de stemmen kan helpen bij diagnostiek
- Indien > 50% van de stemmen negatief is: > 82% kans op psychotische stoornis
- Indien alle stemmen negatief zijn: > 90% kans op psychotische stoornis
- Dus: altijd vragen wat de stemmen precies zeggen het liefst uitspreken/uitschrijven!
Psychosociale invloeden op het ontstaan van een psychose en het weer terugvallen in een psychose
- Genen: spelen een belangrijke rol college biologische invloeden
- Geboorteplaats: grotere kans bij grotere steden t.o.v. rurale gebieden. Komt door meer
stressfactoren in de stad: vervuiling, drukte, prikkels.
- Cannabis: eerder en vaker terugvallen in een psychose + ernstigere positieve symptomen bij
gebruikers dan bij niet-gebruikers. Genafwijkingen maken gevoelig voor schizofrenie én
blowen betreft dezelfde genvarianten.
- Migratie: omgevingsfactoren in West-Europa verhogen de kans op schizofrenie bij genetisch
kwetsbare individuen Europeanen zijn vatbaarder
- Sociaaleconomische status (SES): lage SES van ouders zorgt voor een hogere kans op het
ontwikkelen van schizofrenie + associatie tussen lage SES van de patiënt en schizofrenie
- Communicatiestijl: patiënten vallen eerder terug in een psychose als binnen een familie de
‘expressed emotion’ communicatiestijl werd gehanteerd:
o Familieleden hebben veel kritiek op de patiënt
o Familieleden staan vijandig tegenover de patiënt
o Familieleden zijn emotioneel overbetrokken bij de patiënten
Hoorcollege 2: Schizofrenie
Dopamine
- Teveel dopamine in de nucleus accumbens (striatum, D2) positieve symptomen
- Te weinig dopamine in de prefrontale cortex (D1) hypofrontaliteit (afname van het
functioneren van de frontale kwab) negatieve symptomen
Oorzaak
- Genen: van alle mensen die een monozygote schizofrene tweeling‐sibling hebben, is 48% zelf
schizofreen. Voor dizygoot is dit 17% aanwijzing voor genetische basis van schizofrenie
(want de omgeving is gelijk).
o COMT-gen breekt dopamine af
o Twee allelen van het COMT-gen: bij sommige mensen verschillen deze allelen een
klein beetje mensen met Val/Met de meeste kans op schizofrenie i.p.v. Met/Met of
Val/Val
3
, o Val/Val-variant breekt het meeste dopamine af alleen in de prefrontale cortex, niet
in de subcorticale gebieden. Hierdoor ontstaat daar een tekort aan dopamine
ontstaan van negatieve symptomen
o Soms grotere ventrikels (ruimtes met vocht atrofie in andere hersendelen)
- Omgeving:
o Stress tijdens de zwangerschap
o Complicaties bij geboorte
o Verschil in behandeling door opvoeder
o Stress op latere leeftijd
o Blootstelling aan stoffen
- Interactie met omgevingsvariabelen nature x nurture (diathese)
- Cannabis:
o De relatie tussen eerder cannabisgebruik en latere schizofrenie is er alleen voor de
Val/Val allelen‐combinatie van het COMT‐gen
o De relatie tussen de Val/Val allelen‐combinatie van het COMT‐gen en latere
schizofrenie is er alleen bij eerder cannabisgebruik
o Psychosegevoeligheid door cannabis, genen én de omgeving
o Hoe sterker de cannabis (hoog THC-gehalte), hoe meer kans op psychose causaal
verband. Maar: er is altijd een interactie met genetische kwetsbaarheid!
Antipsychotica
- Onderdrukken de psychotische verschijnselen (positieve symptomen)
- Blokkeren dopaminereceptoren, waardoor de natuurlijke dopamine minder goed bindt aan de
receptoren er zijn minder receptoren beschikbaar.
- Affiniteit (de mate waarin het medicijn zich kan binden aan dopaminereceptoren) en dosis
verschillen per medicijn hogere affiniteit van dopamine‐antagonist is gerelateerd aan lagere
noodzakelijke dosis voor succesvolle behandeling van schizofrenie
- Antipsychotica genezen niet, maar bestrijden alleen de symptomen!
- Klassieke antipsychotica (haloperidol, chloorpromazine): blokkeren de D2-receptoren in het
mesolimbocorticaal systeem reductie van positieve symptomen (doen niets met negatieve
symptomen). Blokkade van D2-receptoren in het mesostriataal systeem zorgt voor
motorische bijwerkingen verbindingen met basale ganglia. Doet niets tegen de negatieve
symptomen.
- Atypische antipsychotica (clozapine, olanzapine): verhogen dopamineniveaus in de frontale
cortex en verlagen dopamine in de nucleus accumbens reductie van zowel positieve als
negatieve symptomen. Geen motorische bijwerkingen (zijn niet actief in de subcorticale
gebieden). Ander mechanisme: blokkeren D2-receptoren in de nucleus accumbens of via
verbetering van functioneren van de prefrontale cortex? Andere bijwerkingen
gewichtstoename, traagheid.
o Clozapine: hoge werking, maar tast het immuunsysteem aan medicatie moet op een
gegeven moment worden gestopt.
o Andere atypische antipsychotica hebben minder bijwerkingen op het immuunsysteem,
maar hebben ook een minder gewenste werking. Lijken meer op klassieke
antipsychotica dan clozapine.
4