Collegestof Psychopathologie II
Hoorcollege 1: Inleiding
Intakegesprek
- Doelen: exploratie (gericht vragen naar de subjectief ervaren psychiatrische symptomen) +
observatie → diagnose & classificatie
1. Vaststellen aard psychische symptomen: aard, wanneer ontstaan, beloop over tijd
2. Vaststellen ernst & gevolgen symptomen: lijden en disfunctioneren
3. Vaststellen mogelijke etiologische factoren: determinanten die in oorzakelijke zin
(mede) verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van een ziekte voorgeschiedenis
- Grondslag voor:
o Beschrijvende diagnose: aard, ernst, ‘oorzaken’ en gevolgen stoornis/symptomen
o DSM-classificatie: labelling van actuele problematiek a.d.h.v.:
Psychiatrisch interview: aard, ernst, ‘oorzaken’ en gevolgen van stoornis
SCID-5-S / MINI: labelling van actuele problematiek
o Behandeling
Wat is een psychische stoornis? DSM-5
- Een psychische stoornis (of ziekte) is een cluster symptomen van significante verstoringen in
psychische functies (cognitieve functies, emotieregulatie of gedrag) + significante lijdensdruk
(distress mentale gezondheid) + beperkingen in het functioneren (disability) op
sociaal/beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke bezigheden (bijv. niet meer met vrienden
afspreken)
- Psychisch = mentale, niet-lichamelijke verschijnselen observeren
- Subjectieve beleving is kritiek bij de afbakening van normaal vs. stoornis:
o Lijden: hoeveel last van de verstoringen in psychische functies?
o Disfunctioneren: in welke mate wordt functioneren gehinderd door verstoringen?
o Vergelijken met representatieve groep a.d.h.v. normaalverdeling. Rekening houden met
diversiteit en culturele verschillen.
- Maar: onderscheid psychisch vs. lichamelijk is soms lastig:
o Evidente lichamelijke oorzaak + psychische symptomen delirium door
hersenbeschadiging
o Potentiële lichamelijke oorzaak + psychische symptomen hypothyreoïdie
o Psychische oorzaak + lichamelijke symptomen conversiestoornis, traumatische
ervaringen lichamelijk bevriezen: niet meer kunnen bewegen
Stoornissen in psychische functies (trias psychica) Status Mentalis beoordelen tijdens intake
- Cognitieve functies:
1
, o Bewustzijn: in hoeverre dringen prikkels uit de buitenwereld tot de cliënt door? Vrijwel
geen reactie op prikkels: laag bewustzijn. Enorme reactie op zelfs de kleinste prikkels:
verhoogd bewustzijn. Geen afwijkingen: helder bewustzijn.
o Aandacht: kan de cliënt zich goed op het gesprek concentreren of dwalen de gedachten
steeds af en is de cliënt regelmatig de draad van zijn verhaal kwijt?
o Oriëntatie: weet de cliënte waar hij zich bevindt (plaats), welke dag (of maand of jaar)
het is (tijd) en wie hij zelf is en wie de clinicus is (persoon)?
o Geheugen: moeite met herinneren van recente vs. vroegere gebeurtenissen (stoornissen
in het korte vs. lange termijn geheugen), moeite met herinneren van periode
voorafgaand aan een bepaalde gebeurtenissen (retrograde amnesie), moeite met
leren/onthouden nieuwe informatie na gebeurtenis (anterograde amnesie),
onwillekeurig opvullen van gaten in geheugen (confabulaties)
o Oordeelsvermogen: gestoord realiteitsbesef (maakt geen onderscheid tussen de
werkelijkheid en de eigen denkbeelden en fantasieën), oordeels- en kritiekstoornissen
(toont zelfoverschatting en gebrek aan zelfkritiek), decorumverlies (houdt zich niet aan
de sociale gedragsregels die gebruikelijk zijn voor de situatie en voor hemzelf)
o Ziekte-inzicht: aanwezig vs. afwezig geen besef van de pathologische betekenis
daarvan, geen besef van de noodzaak tot behandeling
o Abstractievermogen: adequaat vs. verminderd bijv. weet betekenis van
spreekwoorden niet
o Executieve functies: adequaat vs. verstoord kan een verhaal niet organiseren, niet
stoppen, heeft moeite met meerdere dingen tegelijk doen
o Intelligentie
o Waarneming: visuele, akoestische (auditieve), olfactorische, tactiele hallucinaties
o Zelfwaarneming: depersonalisatie (het gevoel hebben er zelf niet te zijn),
morfodysforie (de overtuiging fysiek misvormd of te dik te zijn)
o Denken (vorm): verstoring in vorm of verloop van denken (onsamenhangend,
versneld, vertraagd, van de hak op de tak springen, wijdlopigheid, herhalen van
woorden of zinnen ofwel persevereren, gebruik van niet-bestaande woorden)
o Denken (inhoud): wanen (niet-corrigeerbare foutieve overtuigingen), overwaardige
denkbeelden (allesbeheersende irrationele ideeën), preoccupatie (kan een overtuiging of
krachtig verlangen niet loslaten), dwanggedachten (opdringende gedachten), piekeren
angst
o Depressie: bijv. vermoeidheid → concentratiestoornis
- Affectieve functies emotie:
o Stemming: gemoedstoestand die enige tijd aanhoudt en alle ervaringen kleurt aard
(bijv. depressief, manisch, angstig, hypomaan, gemengd), stabiliteit (stabiel vs. steeds
wisselend), reactiviteit (is de stemming een reactie op gebeurtenissen of staat deze er los
van), intensiviteit (licht, mild, ernstig, zeer ernstig), duur (hoelang is de stemming al
verstoord)
o Affect: acute, waarneembare reactie aard (bijv. geagiteerd, angstig, boos,
wantrouwend, depressief, intensiteit (hevig vs. vlak), adequaatheid (overeenkomend
met de inhoud van het denken en het gespreksonderwerp bijv. lachen als iemand
vertelt dat een goede vriendin plots is overleden), labiliteit (mate van afwisseling affect
zonder aanleiding)
2