Samenvatting van Een kennismaking met de oude wereld (Lukas de Blois & Bert van der Spek)
Deel I Het oude Nabije Oosten
(zie pagina 17)
1
Het ontstaan van de beschavingen in Egypte en Mesopotamië
Aan de oevers van de rivieren Eufraat en Tigris in Mesopotamië (Irak) en de Nijl in Egypte zijn
beschavingen ontstaan die hun stempel op de geschiedenis van de oostelijke helft van het
Middellandse Zeegebied gedrukt hebben. De opkomst van deze culturen even voor 3000 v.
Chr. Kenmerkte zich door een toenemende verstedelijking, staatsvorming en de uitvinding
van het schrift. Voor het zover was, had de mens al een ontwikkeling van vele
honderdduizenden jaren achter de rug. Dat was de periode van de zogenoemde steentijd
(naar ontwikkeling van de stenen werktuigen), onderverdeeld on oude, midden- en nieuwe
steentijd. In de oude middensteentijd waren mensen nog voornamelijk nomadisch en
,leefden ze van de jacht. Aan het einde van de middensteentijd waren de werktuigen
verbeterd en durfde sommige groepen mensen het aan om langer op dezelfde plaats te
wonen in primitieve hutten en holen. Hierna werd op verschillende plaatsen in de wereld,
maar naar het schijnt het eerst in het Nabije Oosten, de stap gezet naar een grotere
beheersing van de natuur door het zelf kweken van de graansoorten die tot dan in het wild
opgespoord werden, en door het temmen en fokken van de dieren waarop vroeger gejaagd
werd. Deze ontwikkeling komt op gang in het begin van de nieuwe steentijd. Vanwege haar
grote betekenis voor de voortgang van de menselijke beschaving wordt zij wel aangeduid
met de term ‘neolithische revolutie’, ook al duurde dit proces duizenden jaren en zijn de
eerste sporen ervan al voor het neolithicum waargenomen.
1.1 Landbouw
Bij de landbouw onderscheiden we twee typen, namelijk regenlandbouw en
irrigatielandbouw. Regenlandbouw is mogelijk in gebieden waar tenminste 250 millimeter
regen per jaar valt (mogelijk in gebieden Iran, Noord-Irak, Noord-Syrië en het kustgebied van
de Middellandse Zee). Irrigatielandbouw was mogelijk in Egypte en Zuidelijk Mesopotamië.
De gebieden afhankelijk van regenval waren bij een kleine terugslag van regenval al zorgen
voor een voedselcrisis.
Regenkaart van het Nabije Oosten. Bendeden de 250 mm-lijn is geen landbouw zonder irrigatie mogelijk. Beneden de 100
mm-lijn groeit er te weinig voor het bedrijven van veeteelt.
Bij de irrigatie moeten we denken aan natuurlijke en kunstmatige irrigatie. Natuurlijke
irrigatie was het beste mogelijk in Egypte, door de overstroming van de Nijl. In Mesopotamië
was door de mindere en onregelmatigere overstromingen meer aanzien voor kunstmatige
irrigatie. Irrigatielandbouw was veel productiever dan regenlandbouw. De betekenis van
landbouw is zeer groot. Hierdoor konden meer mensen langer op dezelfde plaats blijven
wonen en zich voltijds met andere zaken dan voedselproductie gaan bezighouden. Er kwam
hierdoor veel specialisering, onder andere metaalbewerkers (na de uitvinding van brons, een
legering van tin en koper, ca. 3000 v. Chr).
,1.2 Steden
In het begin van het neolithicum waren overal dorpen ontstaan, die hier en daar al het
aanzicht van een stad met ommuring kregen, bijvoorbeeld Jericho rond 7000 v. Chr. En
steden in Klein-Azië en Syrië. De grootste en invloedrijkste steden ontstonden in het vierde
millennium v.Chr. aan de oevers van de grote rivieren. Daar was immers de hoogste
voedselproductie mogelijk en konden de meeste mensen bij elkaar wonen.
Het centrum van de Mesopotamische stad was de tempel. De tempel was de woonplaats
van de staatsgodsdienst die door de gemeenschap onderhouden moest worden en
ontwikkelde zich tot een grote organisatie met veel grondbezit. Uit de behoeften van de
tempeleconomie ontstond rond 3400-3200 v.Chr. het schrift: spijkerschrift, genoemd naar
de gestileerde vorm die de tekens later kregen. Niet veel later ontstond in Egypte het
zogenoemde hiërogliefenschrift.
De aanwezigheid van steden veroorzaakte in de oudheid niet de uit later rijd bekende
tegenstelling van stedelingen tegenover plattelandsbewoners. In de meeste steden waren
meer dan negen op de tien inwoners boer en zij verlieten dagelijks de stad om naar hun land
te gaan. Hiernaast andere belangrijke tegenstelling: sedentaire landbouwers tegenover
nomadische veetelers. We moeten deze indeling echter niet strikt toepassen. Primitieve
landbouwers vestigden zich soms slecht voor enkele jaren op een bepaalde plaats en
trokken verder als de bodem uitgeput was. De vertegenwoordigers van de beide
levensstijlen (sedentair en nomadisch) stonden gedurende de gehele oud-oosterse
geschiedenis in een haat-liefdeverhouding tegenover elkaar: haat omdat de sedentairen
bang waren voor plunderingen door de (semi)nomaden, en liefde omdat beide groepen
elkaars producten nodig hadden.
1.3 Geografische gesteldheid
De geografische gesteldheid van Egypte en Mesopotamië vertoont belangrijke
overeenkomsten (beide zijn afhankelijk van rivierwater, er valt nauwelijks regen en er is
gebrek aan grondstoffen, zoals metalen en timmerhout), maar ook belangrijke verschillen. In
Egypte zijn de voorwaarden voor landbouw gunstiger dan in Mesopotamië. De Rijn heeft een
betere kwaliteit van water dan de Eufraat en de Tigris. Er komt veel zout mee bij
overstromingen van de twee laatstgenoemde rivieren en dit kan zorgen voor zodanige
verzilting dat landbouw niet meer mogelijk is. Een ander belangrijk verschil tussen de
Egyptische en Mesopotamische geografische gesteldheid heeft betrekking op de omgeving.
In Egypte is de overgang van cultuurland naar woestijn zo abrupt dat men letterlijk met één
been op een groen veld en met het andere in de woestijn kan staan. Egypte was hierdoor
minder bereikbaar dan Mesopotamië, hierdoor was de overgang van minder vruchtbare
streken ook vloeiender. Egypte lag erg afgezonderd en heeft daarom pas vanaf het tweede
millennium te maken gehad met invasies van buitenstaanders. Egypte was hierdoor lang
politiek stabiel, waar er in Mesopotamië veel machtswisselingen waren en nieuwe rijken
, ontstonden. Echter paste deze nieuwe machthebbers zich wel vaak aan op de culturele
traditie, waardoor er ook in Mesopotamië sprake was van grote continuïteit.
2
Het derde millennium v.Chr.: de vroege bronstijd
Het begin van de geschiedenis in Mesopotamië en Egypte valt samen met wat vooral in
archeologische studies wordt aangeduid als de bronstijd, die voortduurt tot ongeveer 1200-
1000 v.Chr., toen de ijzertijd zijn intrede deed. De bronstijd wordt onderverdeelt in drie
perioden: de vroege bronstijd (ongeveer het derde millennium v.Chr.), de middenbronstijd
(ca. 2000-1600 v.Chr.) en de late bronstijd (ca. 1600-1200 v.Chr).
2.1 De indeling van de Egyptische geschiedenis
De Egyptische geschiedenis wordt door egyptologen op twee manieren ingedeeld, namelijk
in ‘dynastieën’ en in ‘rijken’. Indeling in dynastieën is afkomstig van de Egyptische priester
Manetho. Daarnaast is er een moderne indeling in drie ‘rijken’. Dat zijn perioden waarin
Egypte grote voorspoed kende en een politieke eenheid was. Ze worden afgewisseld door
‘tussenperioden’ van politieke versplintering. De rijken die in de moderne literatuur worden
onderscheiden zijn het Oude Rijk (ca. 2600-2150), het Middenrijk (ca. 2000-1800) en het
Nieuwe Rijk (ca. 1550-1100). Ten slotte onderscheiden we nog een later tijd, waarin Egypte
steeds vaker te maken kreeg met buitenlandse dynastieën en deel ging uitmaken van andere
grote rijken (ca. 750-332 v.Chr).
2.2 Egypte: het Oude Rijk
In het derde millennium valt, zoals men uit het voorgaande kan afleiden, het Oude Rijk (ca.
2600-2150). De periode die daaraan voorafgaat, wordt de vroeg-dynastieke periode
genoemd (ca. 3000-2600). In deze periode kwam de vereniging van Egypte onder één koning