Samenvatting onderzoek periode 3
Thema 1: onderzoeksvraag
Het proces van afbakening van een onderzoek is:
Doelstelling Probleemstelling Centrale vraag Deelvragen Onderzoeksvragen
Doelstelling
- Doelstelling voor de organisatie met betrekking tot het onderwerp
o Is de organisatiedoelstelling SMART geformuleerd? Specifiek, meetbaar,
acceptabel, realiseerbaar of realistisch, tijdsbepaald.
- Doelstelling voor het onderzoek zelf
o Je onderzoek levert een bijdrage aan de doelstelling van de organisatie door
informatie aan te leveren. Wat moet je onderzoek uiteindelijk opleveren?
Probleemstelling
De probleemstelling geeft het onderwerp van onderzoek aan en bevat minimaal de volgende
elementen:
1. Wat zijn de grenzen van het onderzoeksgebied (domein)?
2. Wie behoren er tot de onderzoekspopulatie?
a. Invalshoek: economisch, juridisch, organisatorisch
b. Plaats: Randstad, Nederland, Europa; maar ook bijv. Naar afdeling in een
organisatie.
c. Sector: midden- en kleinbedrijf, banken, profit vs. Non-profit
d. Tijd: sinds de Tweede Wereldoorlog, laatste tien jaar, 2019
e. Soort: actiereclame, themareclame
f. Functie: Beleidsvoorbereiding, beleidsuitvoering
Centrale vraag
De centrale vraag is de vraag die in het onderzoek beantwoord moet worden. Die is dus
bepalend voor wat je wel en niet gaat onderzoeken, maar ook wie je in het kader van het
onderzoek bevraagt en welke aspecten je meeneemt.
1. De centrale vraag moet breed genoeg zijn, zodat alle aspecten die we willen
onderzoeken eronder vallen.
2. De centrale vraag moet goed ingeperkt zijn, zodat duidelijk wordt wat we gaan
onderzoeken (specifiek) en liefst ook al op welke wijze en bij wie.
3. De centrale vraag is als vraag geformuleerd (met vraagteken) en is liefst een open vraag.
4. De termen die in de centrale vraag staan, moeten helder en eenduidig geformuleerd zijn.
5. De vraag moet door onderzoek te beantwoorden zijn, dat wil zeggen dat bijvoorbeeld
normatieve vragen niet geschikt zijn.
6. De centrale vraag is geen hoe-, waarom- of waardoor-vraag. Deze zijn moeilijk te
onderzoeken, omdat vooraf lastig in kaart te brengen is welke aspecten allemaal
meegenomen zouden moeten worden om de vraag te kunnen beantwoorden. Je kunt alle
kanten op, de vraag is dus te breed. Raadzaam in zo’n geval is eerst vooronderzoek te
doen naar mogelijke opties en daar concreet onderzoek naar te verrichten.
,7. Termen als ‘beste’ verwijzen naar criteria volgens welk iets beter of slechter is; deze
criteria moeten worden gespecificeerd, anders kun je dergelijke termen beter vermijden.
Soorten centrale vragen:
De type centrale vragen worden onderscheiden naar het type onderzoek waar ze aanleiding
toe geven in beschrijvend, exploratief en toetsend:
- Beschrijvend onderzoek: Een voorbeeld vraag is: ‘Welk percentage ouderen tussen 55
en 70 jaar gaat minimaal één keer per jaar op vakantie (verblijf van meer dan drie
nachten buitenshuis voor ontspanningsdoeleinden)?’
- Exploratief onderzoek: Een voorbeeld vraag is: ‘Welk effect heeft de sociaaleconomische
status op de favoriete vakantiebestemming van Nederlanders tussen de 55 en 70 jaar?’
- Toetsend of evaluerend onderzoek: Een voorbeeld vraag is: ‘Welk effect heeft onze
reclamecampagne in het blad Plus gehad op onze naamsbekendheid onder de groep 55-
70 jarigen?’
De mate van voorkennis en het doel van het onderzoek bepaalt welk type onderzoek je kunt
en moet verrichten.
- Weinig voorkennis beschrijvend onderzoek
- Meer voorkennis exploratief onderzoek
- Als je in staat bent om verwachtingen uit te spreken op basis van je voorkennis
toetsend onderzoek
Deelvragen
De deelvragen worden afgeleid van de centrale vraag en dienen allemaal een onderdeeltje
van de centrale vraag te behandelen. Als alle deelvragen beantwoord zijn, moet je ook het
antwoordt op de centrale vraag kunnen geven. Hoe kom je aan geschikte deelvragen:
1. Kijken naar de verschillende variabelen die er in de centrale vraag worden genoemd.
Deze geven vaak aanleiding tot beschrijvende deelvragen.
2. Vervolgens kunnen verbanden worden gelegd en mogelijke verklaringen worden
bedacht. Kijk goed in de literatuur naar wat er al bekend is over het onderwerp en welke
variabelen daarbij mogelijk een rol spelen.
3. Algemene vragen die beginnen met wie, wat, waar, waarom en wanneer kunnen verder
behulpzaam zijn om de centrale vraag te ontrafelen in deelvragen.
Onderzoeksvraag
Onderzoeksvragen zijn gespecificeerde (geoperationaliseerde) deelvragen die rechtstreeks
in een analyseschema kunnen worden gebruikt. Een analyseschema is een schema waarin
je expliciteert welke verbanden je gaat toetsen met behulp van welke statistische technieken.
Het zijn vragen die rechtstreeks door de data uit het onderzoek kunnen worden beantwoord.
Dit gebruik je dus bij kwantitatief onderzoek.
- Moet altijd in de vragende vorm staan (hoe, wat, welke, waarom).
- Moet een complexe vraag zijn, dus de oplossing is niet direct te geven.
- Het moet te onderzoeken zijn, oftewel haalbaar en leiden tot een antwoord.
- Duidelijkheid geven over het doel van het onderzoek, dus wat de onderzoeker te weten
wil komen.
, Visuele samenvatting:
Conceptueel model
Bij het vertalen van de centrale vraag in deelvragen kan een theoretisch model behulpzaam
zijn.
1. Kijk welke wetenschappelijke disciplines onderzoek naar je onderwerp zouden kunnen
hebben gedaan, je probeert zo veel mogelijk steekwoorden te genereren vanuit je
centrale vraag. Vervolgens zoek je de steekwoorden op en kun je alle theorieën en
modellen die je op deze manier tegenkomt, in een bestand zetten.
2. Interview enkele experts over het onderwerp, waarbij je ze laat brainstormen over
mogelijke verbanden en theorieën die betrekking zouden kunnen hebben op je
onderwerp. Ze kunnen je ook op het spoor zetten van recente journal paper. Deze
theorieën zet je ook weer in het bestand.
3. Zoek in wetenschappelijke bronnen naar recente literatuur.
4. Probeer op basis van wat je gelezen en gehoord hebt een verklarend model te bouwen,
waarbij je alle mogelijk relevante variabelen met elkaar in verband brengt op de manier
die je het meest logisch lijkt op grond van je vooronderzoek.