Kennistoets 3.1. Verpleegkundige Zorg (VZ) + Onderzoek & Innovatie (O&I) (47885)
Vak Lesnummer Leerdoelen
Verpleegkundige VZ 3.1: moe, maar niet kunnen ➢ Leerdoel: de aspecten rondom de functie, stadia en beïnvloedende factoren van het slaap-waakritme
Zorgverlening slapen benoemen
➢ Leerdoel: verschillende slaapproblemen bij zorgvragers en de gevolgen hiervan op het dagelijkse leven
herkennen
➢ Leerdoel: noemen wat de verpleegkundige taken zijn om het slaap-waakritme te bevorderen
VZ 3.2: wat als je vervreemdt ➢ Leerdoel: opsommen wat de gevolgen zijn bij zorgvragers met angstproblemen en/of een psychose
van jezelf en je omgeving ➢ Leerdoel: benoemen welke verpleegkundige interventies worden toegepast bij zorgvragers met angst
➢ Leerdoel: benoemen welke verpleegkundige interventies worden toegepast bij zorgvragers met een
psychose
Geneeskunde GK 3.1: psychische functies ➢ Leerdoel: benoemen welke psychische functies er zijn
➢ Leerdoel: benoemen welke psychische functiestoornissen er zijn
➢ Leerdoel: de verschillende groepen stoornissen binnen de psychiatrie indelen volgens de DSM 5
GK 3.2: pathologie; ➢ Leerdoel: benoemen wat de verschillende aspecten van angst zijn
angststoornissen ➢ Leerdoel: benoemen welke angststoornissen er zijn volgend de DSM 5, en wat de uitlokkende factoren
hiervan zijn
➢ Leerdoel: benoemen wat de behandeling is van angststoornissen
GK 3.3: pathologie; ➢ Leerdoel: formuleren wat persoonlijkheid is
persoonlijkheidsstoornissen ➢ Leerdoel: de persoonlijkheidsstoornissen indelen volgens de DSM 5
➢ Leerdoel: benoemen welke factoren een rol spelen bij het ontstaan en instandhouden van
persoonlijkheidsstoornissen
GK 3.4: ik zie, ik zie wat jij niet ➢ Leerdoel: een psychose definiëren
ziet…. ➢ Leerdoel: de psychotische stoornissen indelen volgens de DSM5
➢ Leerdoel: benoemen wat de oorzaken en het voorkomen van psychotische stoornissen zijn
GK 3.5: pathologie; ➢ Leerdoel: de symptomen van de verschillende stemmingsstoornissen bij een zorgvrager herkennen (met
stemmingsstoornissen behulp van de indeling volgens DSM5)
➢ Leerdoel: benoemen welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van stemmingsstoornissen
➢ Leerdoel: benoemen welke behandelingsmogelijkheden er zijn bij stemmingsstoornissen
GK 3.6: zijn wij ons brein? ➢ Leerdoel: benoemen welke verklaringen er zijn voor de oorzaak van psychiatrische aandoeningen
➢ Leerdoel: benoemen wat de rol van neurotransmitters is bij psychiatrische aandoeningen
➢ Leerdoel: benoemen wat de rol van erfelijkheid is bij psychiatrische aandoeningen
GK 3.7: psychofarmaca ➢ Leerdoel: benoemen welke groepen psychofarmaca er zijn
➢ Leerdoel: benoemen wat het werkingsmechanisme van de benzodiaepinen, anti-depressivia en anti-
psychotica is
Onderzoek doen & OZ 1.1: de onderzoekende ➢ Leerdoel: benoemen wat de kenmerken van een onderzoeker zijn
toepassen houding van de ➢ Leerdoel: verwoorden wat de onderzoekscyclus is
verpleegkundige ➢ Leerdoel: uitleggen wat de fasen van (praktijkgericht) onderzoek zijn
OZ 2.1: kritisch zijn op de ➢ Leerdoel: beoordelen van literatuur op bruikbaarheid
kennis die er is ➢ Leerdoel: citeren en referentielijst opstellen volgend de APA richtlijnen eventueel met het gebruik van
Endnote
➢ Leerdoel: omschrijven wat zoekregels zijn voor het zoeken naar informatie op internet (inclusief Big 6)
OZ 3.1: wat is het probleem? ➢ Leerdoel: probleemstelling, doelstelling en vraagstelling SMART formuleren
➢ Leerdoel: de 6W-formule toepassen bij het zoeken naar informatie
➢ Leerdoel: een zoekplan voor literatuur opstellen volgens de PICO methode geschikt voor
Nederlandstalige databases
Snel een (wetenschappelijk ➢ Leerdoel: beschrijven wat de opbouw van een onderzoeksrapport/- artikel is
artikel lezen ➢ Leerdoel: samenvatten wat de belangrijkste bevindingen van een wetenschappelijk artikel zijn
OZ 3.3: is it the truth? ➢ Leerdoel: definiëren wat de betrouwbaarheid van een artikel is
➢ Leerdoel: beoordelen wat de betrouwbaarheid van een Nederlandstalig artikel is
➢ Leerdoel: raadplegen van experts voor het toepassen van kennis
OZ 3.4: presenteren ➢ Leerdoel: formuleren wat de conclusies en aanbevelingen van (literatuur)onderzoek zijn
onderzoeksresultaten ➢ Leerdoel: presenteren wat de resultaten van je (literatuur)onderzoek zijn
Zorginnovatie & ZO 2.1: de basis van innoveren ➢ Leerdoel: bepalen wat succesfactoren zijn van een innovatieproject
ondernemerschap ➢ Leerdoel: formuleren wat de waarde van innovatie is in de uitvoering van je taken als verpleegkundige
➢ Leerdoel: benoemen wat de kansen en risico’s zijn van innoveren
ZO 2.2: innovatie is meer dan ➢ Leerdoel: omschrijven wat je allemaal kunt innoveren en welke verschillende soorten innovaties er
technologie bestaan
➢ Leerdoel: beschrijven hoe je aan de hand van theorie tot een verantwoorde keuze bent gekomen van een
innovatief voorstel voor iemand met DM type 1 te ondersteunen
➢ Leerdoel: het onderscheid tussen radicale en incrementele innovaties kunnen uitleggen
ZO 3.1 rol van de zorgvrager bij ➢ Leerdoel: analyseren wat de kansen zijn van het inzetten van innovaties/technologie en weten wat de
innovatie houdbaarheid hiervan is
➢ Leerdoel: bepalen wat er gedaan moet worden in een klantonderzoek en klantonderzoek uitvoeren
➢ Leerdoel: uitleggen wat de rol van klanten, strategie en van technologie is in een innovatietraject
ZO 3.2 innovatie evalueren ➢ Leerdoel: een innovatietraject beoordelen op de borging
➢ Leerdoel: een innovatietraject evalueren op succesvolle implementatie
➢ Leerdoel: de stappen die genomen zijn in het innovatietraject beoordelen op basis van de rollen van
strategie, klanten en technologie
ZO 3.3 het beste idee van de ➢ Leerdoel: omschrijven wat de stappen van project en innovatiemanagement (het creatieve proces) zijn
HBOv, introductie ➢ Leerdoel: benoemen wat er van je verwacht wordt ten aanzien van de “ontwerpwedstrijd”
➢ Leerdoel: een eerste opzet van een projectplan formuleren
, Verpleegkundige zorgverlening VZ 3.1: moe, maar niet kunnen slapen
➢ Leerdoel: de aspecten rondom de functie, stadia en beïnvloedende factoren van het slaap-
waakritme benoemen
Jongvolwassen raken vaker in een diepe slaap dan oud
volwassen (fase 4). Gemiddelde volwassene slaapt 7-8 uur per
dag. Adolecent heeft 9 uur slaap nodig.
Slaapwaakritme:
Ieder mens heeft een eigen slaap-waakritme, ook wel biologische klok genoemd. De behoefte aan
slaap van een persoon wordt bepaald door een samenkomst van factoren van zijn levensritme, dag
invulling en leeftijd.
• Functies van slaap
- Tijdens een goede nachtrust ontspannen zowel lichaam als geest → de lichamelijke en
psychische activiteiten nemen af. Rust betekend ontspanning. Dat houdt in dat er geen
emotionele spanningen zijn en geen lichamelijk ongemak is.
- Ontspanning van het lichaam:
▪ lichaamscellen groeien en herstellen tijdens de slaap
▪ voldoende energie opbouwen voor de volgende dag
▪ bevorderd herstel bij ziekte
▪ door wisselligging geef je alle spieren de kans om te ontspannen
- ontspanning van de geest
▪ bewustzijn wordt minder
▪ door tekort aan slaap; lichamelijk als psychisch oververmoeid, zij worden lusteloos,
prikkelbaar en onvoldoende energie voor de dingen van de dag
- dromen
▪ door dromen rusten de hersen nooit helemaal.
▪ Door de dromen wordt namelijk onbewust arbeid verricht, dit kost energie
▪ Als mensen moe wakker worden komt dit doordat ze in hun dromen zo actief waren
dat ze niet voldoende uitgerust zijn.
▪ Zware dromen en nachtmerries kunnen het gevolg zijn van het gaan slapen met een
volle maag, of van sterke emoties die je tijdens de dag hebt gehad.
- Betere afweer/weerstand, herstel spieren/lichaam, tot rust komen hersenen
- Verwerken van prikkels, mentale uitrusting, concentratie verbeteren
- Diepe slaap → herstel van het fysieke vermogen en zorgt voor een goed stofwisseling
- Droomslaap → zorgt voor emotioneel evenwicht
• Stadia van slaap; het slaap-waakritme wordt gestuurd vanuit de hersenen. Bij een normale
slaap doorloopt iemand vijf slaapstadia (1 slaapcyclus +/- 90 min)
Slaapstadium Kenmerken
Stadium 0: Iemand begint zich te ontspannen; de vitale functies vertragen en de lichaamstemperatuur wordt lager.
Ontspanning
Stadium 1: De belangrijkste lichaamsfuncties zoals de hartactie, de ademhaling en de bloeddruk vertragen en de
sluimerstadium spieren ontspannen zich.
Stadium 2: Totale Je bent totaal ontspannen. Je kunt nog wel vrij gemakkelijk wakker worden. Dit stadium bereik je
ontspanning ongeveer vijftien minuten nadat je in slaap gevallen bent.
Stadium 3: Moeilijk Je bent in dit stadium moeilijk te wekken. De bloeddruk en de lichaamstemperatuur zijn gedaald.
te wekken
Stadium 4: Je bent volkomen ontspannen; er is geen beweging meer waar te nemen, je bent erg moeilijk te wekken.
Lichamelijk herstel Er wordt aangenomen dat in dit stadium een hormoon vrijkomt dat de groei beïnvloedt en
weefselgenezing bevordert. Slaapwandelen en bedplassen komen in dit stadium voor.
Stadium 5: Je droomt, de activiteit van de lichaamsfuncties wisselt en de ogen bewegen snel heen en weer (rapid eye
REMslaap movement). Daarom noemen we dit stadium de remslaap. De spieren ontspannen zich verder, vooral in
de nek en het gezicht. Het hormoon adrenaline wordt in dit stadium stootsgewijs in de bloedbaan
afgegeven. Adrenaline beïnvloedt de vitaliteit en vermoeidheid, de stofwisseling, het
weerstandsvermogen en de overdracht en zenuwprikkels.
, • Factoren die de slaap beïnvloeden:
- Leeftijd: opgroeiende kinderen en zwangere vrouwen hebben meer slaap nodig dan
volwassenen. Ouderen daarentegen hebben ’s nachts meestal minder slaap nodig. Maar
weinig nachtrust kan voor ouderen fysiek te vermoeiend zijn. → middagdutje is aan te
raden. (actief bezig zijn is bevorderlijk voor goede nachtrust)
- Slaappatroon: ieder mens heeft persoonlijke gewoonten voor het naar bed gaan. Ook
heeft ieder mens een bepaalde houding waarin hij het liefst slaapt.
- Lawaai en ongemakken: plotseling gewekt worden uit in diepe slaap kan verwarring
veroorzaken. → raakt gedesoriënteerd, slaapdronken. Ook angst, pijn, irritaties en
ongerustheid verstoren de slaap. Iemand ligt wakker en ergert zich of maakt zich zorgen,
waardoor het inslapen niet lukt. Ten slotte zijn gedwongen houding, een urinekatheter of
een verband kunnen ongemakken veroorzaken wat belemmerd bij het slapen.
- Medicijnen: kan het slaappatroon verstoren. Sommige medicijnen maken overdag
slaperig. Andere hebben als bijwerking dat de zorgvrager verward en onrustig wordt.
- Intoxicaties: medicijnen, drugs, alcohol, cafeïne, suiker, etc.
- Psychologische factoren: zowel psychiatrische als neurologische ziektebeelden.
- Denk ook aan: Omgeving, lichamelijke ongemakken (pijn, angst, honger, dorst, hoesten,
plassen), gewongen houding, pyschologisch (piekeren), ziektebeelden, onvoldoende
regelmaat
- Het vervelende van slaapproblemen is dat als ze er eenmaal zijn, er nog extra angst bij
komt, namelijk de angst om niet in te kunnen slapen. Het besef alleen al dat er weer een
slapeloze nacht aan komt, maakt dat de zv niet kan slapen.
➢ Leerdoel: verschillende slaapproblemen bij zorgvragers en de gevolgen hiervan op het
dagelijkse leven herkennen
Verschillende slaapproblemen kunnen het slaappatroon van de zorgvrager vestoren:
• Slapeloosheid:
- Problemen, gespannenheid of onrust kunnen maken dat iemand moeilijk in slaap komt
- Slapeloosheid kan een symptoom zijn van ziekte/onrust/nerveuze spanningen/verkeerde
leefgewoonten
- Piekeren in de nacht is grootste oorzaak van slapeloosheid
- Nare ervaringen in het verleden kunnen leiden tot slecht inslapen
• Overmatig slapen:
- Kan een manier zijn om te ontkomen aan zorgen of frustraties
- Komt veel voor bij depressieve zorgvragers of mensen met burnout-syndroom
- Zorgvragers kunnen onweerstaanbare slaapaanvallen krijgen (duur; 10-20 min).
Slaapaanval kan ieder moment van de dag optreden. Hierbij is medische controle nodig,
(je mag niet werken met machines en autorijden)
• Slaapwandelen: het verlaten van je bed zonder er bewust van te zijn.
- Komt vaker voor bij mannen dan vrouwen.
- Gebeurd meestal in 3e of 4e stadium van slaapcyclus.
- Slaapwandelaars die plotseling wakker worden, zijn vaak in de war omdat ze niet
(meteen) weten waar ze zijn.
• Nachtmerries:
- Kunnen het gevolg zijn van niet goed verwerkte situaties.
- Of zorgvragers met een trauma of angst voor de toekomst kunnen er last van hebben.
- Bij kleine kinderen komt het voor in de periode dat ze werkelijkheid en fantasie als
hetzelfde ervaren
• Bedplassen:
- Bedplassen is geen slaapprobleem, maar wordt wel een probleem als mensen die in bed
plassen ergens anders slapen.
- De angst om het bed te vervuilen weerhoudt van het gaan slapen.
- Komt meeste voor bij kinderen, ook bij volwassenen, meer bij mannen dan vrouwen
- Duidelijke oorzaak; onbekend. (vaak sprake van combinatie van lichamelijke en
psychische onrijpheid en diepe slaap)
- Bedplassen kan een symptoom zijn van ziekte of emotioneel gestoorde ontwikkeling.
• Ongezonde activiteiten-en-rustpatroon
, - Ieder heeft een eigen activiteiten-en-rustpatroon
- Ongezond patroon kan ontstaan door de aandoening of stoornis. (bv. Weinig
actief/initiatief loos door psychiatrische aandoeningen. Verstoord ritme Of manische
zorgvrager, die niet van stoppen weet → raken oververmoeid).
- Als je te weinig doet overdag wordt je niet moe, zo ontstaan slaapproblemen.
• Verstoring dag-en-nachtritme:
- Ieder heeft een ander dag-nachtritme (ochtendmensen, avondmensen, nachtmensen
verschilt wanneer actief).
- Nachtmensen hoeft geen probleem te zijn; als iemand voldoende rust krijgt
- Een verstoring treedt pas op als de zorgvrager afwijkt van wat hij gewend is. (komt vooral
voor bij dementerende ouderen en psychiatrische zorgvragers)
Begrippen:
• Slecht slapen: veel wakker ’s nachts, moeite met (weer) in slaap vallen, te vroeg wakker
worden, onrustig dromen, niet uitgerust zijn.
• Slapeloosheid (insomnie): Minstens 3 keer per week slecht slapen en minder goed
functioneren overdag
• Slaperigheid overdag (hypersomnie): Onbedwingbare neiging om overdag in slaap te vallen
(niet tegen kunnen gaan) → bijbehorden zeiktebeelden: OSAS, nacolepsie
• Slaapproblemen: problematiek slaap/waakpatroon.
• Slaapstoornis: stoornis problematiek slaap/waakpatroon
• Negatieve conditionering: Overtuiging ontwikkelen dat je niet kunt slapen.
Relatie tussen slapeloosheid en psychische problemen
• Chronische slapeloosheid is een van de meest voorkomende gezondheidsproblemen in
Nederland
• Slapeloosheid is de allerbelangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een depressie en
maakt mensen kwetsbaar voor het ontwikkelen van een posttraumatische stressstoornis
Gevolgen van slaaptekort:
• Een tekort aan slaap heeft aan iedereen (gezond of ziek) een groot effect.
• Afwijkend gedrag, bv nervositeit, geïrriteerdheid/geagiteerd of zich angstig of apathisch
(onverschillig) voelen
• Concentratieverlies en minder opmerkzaam zijn, wat kan leiden tot ongelukken
• Een gestoorde gedachtegang en vaak niet normaal reageren op prikkels; zv die van een mug
een olifant maakt
• Niet meer goed lichamelijk functioneren (verminderde motoriek); minder werkzaamheden
en activiteiten kunnen doen
• Moe / Hoofdpijn / weinig energie / nergens zin in hebben
Vermoeidheid:
• Weinig eten → niet genoeg energie
• Sociale druk
• Te lage HB
• Prikkels
• Medicatie
• Stress
Gevolgen van vermoeidheid:
• Lichamelijk / Geestelijk / Sociaal
➢ Leerdoel: noemen wat de verpleegkundige taken zijn om het slaap-waakritme te bevorderen
Methodisch werken om het slaap-waakritme te bevorderen:
• Bij het bevorderen van het slaap-waakritme werk je methodisch.
• Je schat de zorgbehoefte in, je stemt de maatregelen af op de doelgroep
• Je observeert de gezondheidstoetstand
• En je coördineert en evalueert alle zorg rondom de slaap van de zorgvrager