Sociologie en sociale psychologie periode 2.
Sociologie: boek samenlevingen.
Sociale psychologie: boek sociale psychologie.
Sociologie week 1, H1: de mens in de sociale context.
Interdependentie:
Sociologie bestudeert de invloed van de samenleving en het centrale uitgangspunt is dat
mensen fundamenteel van elkaar afhankelijk zijn.
Centraal uitgangspunt:
- Invloed van de sociale context, vb. door in welk land je woont en de normen en
waarden. Samenleving heeft invloed op ons.
- We zijn allemaal fundamenteel van elkaar afhankelijk, zowel direct als indirect.
Sociologie is een wetenschap van de manieren waarop mensen met elkaar
samenleven (studie van sociale netwerken). Sociologen proberen zo objectief en
neutraal mogelijk onderzoek te doen. Vaak lastig; ze zijn zelf onderdeel.
Sociale problemen ‘Hoe … op te lossen?’ Praktisch en gericht op beleid.
Sociologische problemen ‘Hoe zit … in elkaar?’ Beschrijven, verklaren, gericht op
kennisverwerking.
De mens in de sociale context.
Zowel sociale psychologie als de sociologie bestudeert het gedrag van mensen.
- Sociale psychologie. Micro: Er wordt gekeken naar het individu in een sociale context.
- Sociologie. Er wordt gekeken naar de sociale context.
Het sociale alles wat zich tussen mensen afspeelt. Cultuur
Interactie: met elkaar in alle vormen; sociaal handelen.
Max Weber zegt: alles wat we doen is sociaal handelen.
Cultuur:
Socialisatie: kinderen dingen aanleren door belonen en
straffen. Aanleren van sociale regels. Interactie Interdependentie
Internalisatie: weten wat de regels zijn. Regels herinneren en
toepassen.
Een cultuur is niet statisch. Er bestaat een interactie tussen cultuur en interactie. Je weet
door cultuur hoe interactie werkt.
Cultuur: is het aangeleerde gedragsrepertoire dat
mensen behorend tot een bepaalde groep of
Interdependentie:
samenleving gemeen hebben.
Afhankelijkheid van alles in onze
omgeving. Dit hoeft niet altijd samen te gaan met interactie; je kent niet iedereen waarvan
je afhankelijk bent.
,Vogels.
Wat hebben vogels met relatieve autonomie te maken?
Dingen (vb. een crisis, de mode) worden door individuen veroorzaakt, maar de processen
zijn niet terug te leiden naar één persoon.
Hoe houden we orde in de samenleving?
Bestraffing en verzorging; sociale controle.
Gegevens voor een onderzoek.
- Demografische basisgegevens. Bevolkingsopbouw.
- Geografische basisgegevens. Waar je opgroeit, je fysieke omgeving.
- Biologische basisgegevens. Informatie op basis van het geslacht en de leeftijd.
Typen bindingen/ afhankelijkheden.
We zijn van elkaar afhankelijk, afhankelijkheden zijn soms niet evenredig verdeeld. Er is
sprake van sociale ongelijkheid; bv. status, macht,
inkomen.
Politiek.
Economisch.
Affectief.
Cognitief.
Tot nu toe:
Drie invalshoeken van sociale Interactie, cultuur, interdependentie.
Vier bindingen Economische, politieke, affectieve, cognitieve.
Drietal basisgegevens Biologisch, demografisch, geografisch.
Kwaliteit van geest ontwikkelen; sociaal werk.
- Niet alles voor vanzelfsprekend aannemen.
- Complexiteit onderzoeken.
- Inzichten in maatschappelijke vraagstukken.
- Inzicht in mogelijke oplossingen.
, Sociale psychologie week 2, H3+4: de mens in de sociale
context.
H3: Sociale cognitie:
Hoe mensen denken over zichzelf en de sociale wereld.
Specifieker: hoe mensen sociale informatie selecteren, interpreteren, herinneren en gebruiken om
oordelen te vormen en beslissingen te nemen.
Een schema’s zijn mentale structuren waarmee we onze kennis over de sociale wereld
organiseren. Het is een complete opslag aan informatie en ervaringen die geheel getriggerd
wordt als er een cue ervaren wordt die te linken is aan het schema.
Een script is de beschrijving van hoe een gebeurtenis gewoonlijk verloopt ; specifieke gebeurtenissen.
Automatisch denken; schema’s.
Automatisch denken is een onbewust, onopzettelijk, onwillekeurig proces dat geen
inspanning kost.
Mentale structuur om kennis en informatie te verzamelen op basis van thema’s.
Woorden en beelden activeren schema’s.
Ze sturen zo onze interpretatie van het ‘hier en nu’.
Bv: Ik zei, waar denk je aan bij het woord ‘bal’? Het woord ‘bal’ is dan de cue die het beste
schema activeert dat wij hebben op basis van dat woord ‘bal.’
Dus, schema’s sturen onze verwachtingen door van alles in te vullen met als gevolg dat wij
voortdurend heel veel aannemen terwijl die informatie niet gegeven is, maar door ons zelf is
ingevuld. En wel omdat die info bij ons schema hoorde.
Dus, als je het schema activeert van biologisch eten ‘zoals in het filmpje over McDonalds’
dan zorgt het activeren ván dat schema ervoor dat het ook zo ervaren zal worden. Dat is de
kracht van schema’s activeren. Het gaat automatisch en is daarmee heel moeilijk te
verwerpen.
Gevolgen van schema’s
- Schema’s zijn gebaseerd op persoonlijke ervaringen, indrukken en kennis van een
onderwerp. Dus schema’s kunnen hetzelfde onderwerp hebben bij mensen maar andere
inhoud.
- De inhoud van de schema’s die actief worden bepalen dus de beleving van een persoon.
Beleving wordt bepaald door de inhoud van de schema’s die worden geactiveerd bij een persoon
door cues uit de omgeving.
Toegankelijkheid van schema’s.
Priming: tijdelijk toegang maken van een specifiek schema.