Begrippenlijst OWE 3
Acathisie: niet kunnen zitten, bijwerking van antipsychotica.
Acute fase: plotseling ontstaan, verergering van de ziekte.
Afasie: taalstoornis die zich uitstrekt over de gebieden spreken, taalbegrip, lezen en
schrijven.
Agenda-setting: boze van (bedoelde of onbedoelde) media invloed waarbij de belangrijkheid
van gebeurtenissen, kwestie of personen bij het publiek bepaald wordt door de
verslaggeving in de media. Hoe meer media-aandacht, hoe meer belang het publiek aan iets
hecht.
Agnosie: het verlies van het vermogen om personen, voorwerpen, geluiden en geuren te
herkennen.
Ambivalentie exploreren: het uit vragen voor de voor- en nadelen van de huidige situatie en
het uitvragen van de voor- en nadelen van de verandering.
Ambulante compressietherapie: worden elastische zwachtels gebruikt om iedereen in
bijvoorbeeld een arm of been terug te dringen zodat het weer een stabiele om van krijgt.
Apathie: het gebrek aan emotie, motivatie of enthousiasme. Kan voorkomen bij verschillende
psychische stoornissen, zoals anorexia nervosa, autisme en de pressie of bij uitputting
verschijnselen, dementie en frontaal syndroom.
Apraxie: gevolgen van beroerte of hersenletsel. Van apraxie is sprake als het handelen niet
meer door matig verloopt.
ASE-model: model waarmee gedrag verklaard en geannuleerd kan worden. Het model geeft
tevens een antwoord op de vraag hoe je gedrag kunt beïnvloeden. Vergelijk het met de
PES-formule: Als je de oorzaken en symptomen niet kent, is de kans dat je interventie
mislukt. Het model beschrijft de factoren die van invloed zijn op het toestand komen van
gedrag (gedragsdeterminanten). Attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit bepalen de
intentie of gedragsverandering.
Attitudeverandering: een verwijzing die optreedt in de houding van een persoon ten opzichte
van andere personen, groepen, zaken, opvattingen, omstandigheden en dergelijke.
Auto-immuniteit: het immuunsysteem keert zich tegen het lichaam. Het ontstaat als er bij het
opruimen van lichaamseigen cellen iets verkeerd gaat.
Bedreigde-ik fase: in deze fase voelt u zich uw geheugen en verstoorde denken bedreigd in
nieuw bestaan. Het wordt steeds lastiger om de regie in handen te houden, maar u probeert
de schijn op te houden. U kunt fel reageren en andere wantrouwen of beschuldigen.
Biologische benadering: gaat uit van de fysionomische en genetische aspecten, die de
grondslag voor me van ons gedrag. Verder niets. Het is dan ook van alle psychologische
scholen de enige die uitsluitend uitgaat van het lichaam als basis van onderzoek en
conclusie.
Collageenvorming: collageen is verantwoordelijk voor stevigheid en elasticiteit van de huid.
Tijdens het vernieuwingsproces van de huid wordt op jonge leeftijd voldoende collageen
gebruikt om de jonge huid, stevig en soepel te houden. Na het 25e levensjaar neemt de
productie van kolen geen gestaag af. Hierdoor voor veroudert de huid en ontstaat er winkels,
de huid wordt slapper en effecten van buitenaf worden een grote invloed op de huid.
, Confabuleren: is een stoornis in het geheugen, waarbij iemand overdreven, gefantaseerd of
onware verhalen verteld. Er is geen sprake van opzettelijk liegen.
Copingvaardigheden: hoe goed (of niet) iemand om kan gaan met problemen en stress.
Decorumverlies: Met decorum wordt bedoeld hoe iemand zich voordoet. Hoe hij zich
gedraagt in gezelschap. Of hij zijn manieren weet te tonen. Of hij fatsoenlijk weet om te gaan
met anderen. Ook wel gedrag verlies genoemd.
Decubitus: is er een beschadiging van de huid en/of het Weefsel onder het huis uit.
Decubitus ontstaat door aanhoudende druk op de huid of door druk in combinatie met
schuifkrachten. Ontstaat meestal op de plaatsen van uitstekend bot.
Disease: ziekte zelf.
Eigen effectiviteit: dit betekent dat we onszelf in staat moeten achter het gedrag uit te
kunnen voeren. Hier gaat het niet om wat we daadwerkelijk kunnen, maar om wat we
denken te kunnen. Die twee zijn in de praktijk lang niet altijd hetzelfde. Eigen effectiviteit kan
hem zitten in vertrouwen, maar ook in praktische aspecten. Als geloven in onze eigen
kunnen, en dus voldoende eigen effectiviteit hebben, is de kans groter dat we de intentie
hebben om ons op een bepaalde manier te gedragen.
Emotiegerichte coping: dit is een manier actieve benadering van een probleem of situatie
wat het is meer gericht op (het verminderen) van de gedachte en emotie die hierdoor
worden opgeroepen. Iemand die een emotiegerichte copingstrategie hanteert, zoekt
afleiding, probeer te ontspannen, gaat met iemand praten of spreekt zichzelf moet in.
Endocrien: met betrekking tot de afgifte van hormonen stoffen naar de bloedstroom,
inwendig.
Endogene factoren: van binnenuit, persoonsgebonden kenmerken, erfelijk bepaald
(geslacht, genetisch) of verworven (leeftijd, lichaamsgewicht).
Endogene gezondheidsdeterminant: endogene gezondheid determinanten zijn aangeboren
genetische factoren of verworven factoren die invloed hebben op je gezondheid.
Voorbeelden van verworven factoren zijn hypertensie, een te hoog cholesterolgehalte,
glucose intolerantie, psychische ongezondheid en veroudering.
Enterohepatische kringloop: de enterohepatische ik lus verwijst naar de circulatie van
galzuren, bilirubine, medicijnen of andere stoffen van de lever naar achter een volgens de
gal, de enterocyten, en terug naar de lever. De cyclus bestaat uit twee componenten
allereerstworden voedingscontaminanten in de lever gedetoxificeerd. Deze stoffen worden
dan via de gal afgevoerd, en zij niet meer opneembaar via de darmwand. Hierna kan door
toedoen van darmbacteriën in de karteldarm een omgekeerd proces plaatsvinden: de polaire
groep wordt enzymaal afgesplitst zodat de toxische component terug kan worden
opgenomen in de bloedbaan. Hierdoor wordt 95% van de uitscheiding gal geresorbeerd via
de poortader naar de lever gebracht zodat het her gebruikt kan worden. Deze cyclus
herhaalt zich 6 tot 8 keer per dag.
Epidemiologie: de leer van de frequentie van het optreden van ziekten en factoren die de
frequentie bepalen (hoe vaak komt het voor en welke factoren spelen hierbij een rol).
Epitheel: laag van dicht aaneengesloten cellen, die de bekleding en afgrenzing van organen
en inwendige holte vormt. Ook de lichaamsholten zijn bekleed met epitheel, bedekking
weefsel.