§Hoofdstuk 1
§1 Maatschappelijke vraagstukken
Er is verschil in wat een individu en het collectief wil. Situaties waarin we zoeken naar oplossingen
van problemen in het collectief noemen we maatschappelijk vraagstukken. Een mogelijke oplossing
hiervoor is een compromis sluiten. Waar een maatschappelijk vraagstuk aan moet voldoen om een
maatschappelijk vraagstuk te zijn, is:
Gevolgen hebben voor een grote groep in de samenleving.
Te maken hebben met tegengestelde belangen.
Vragen om een gemeenschappelijke oplossing, waarbij de overheid een rol speelt.
Kernbegrippen van maatschappijleer/ maatschappelijke vraagstukken:
Waarden is wat je belangrijk vindt en wil nastreven.
Normen is hoe je je volgens een bepaalde waarde moet gedragen.
Belangen, voor- of nadeel ergens bij hebben.
Macht, vermogen om omgeving te beïnvloeden.
Gezag is geaccepteerde macht. Formele macht is in regels en wetten vastgelegd. Informele
macht beïnvloeden zonder regels.
Sociale cohesie, samenhang tussen mensen in een groep.
Interdependentie is mensen zijn afhankelijk van elkaar.
Deze kernbegrippen veranderen telkens mee in omgeving en tijd.
§2 Kennis van zaken
Denk bij informatie altijd na over:
Welke bron heeft men gebruikt?
Met welk doel wordt het bericht verzonden?
Onderscheid feiten (objectief) en meningen (subjectief).
Hoor en wederhoor verschillenden kanten van het verhaal.
Onze samenleving wordt de informatiesamenleving genoemd. Media is de belangrijkste zender van
informatie. Wij zijn de ontvanger. Soms ontstaat er ‘ruis’ tussen de zender en ontvanger, dit kan
veroorzaakt worden door:
Manipulatie (opzettelijk verdraaien van feiten), indoctrinatie (gedwongen maar een kant van
het verhaal horen), propaganda (vorm van manipulatie), stereotypering (denkt dat groep
mensen allemaal hetzelfde zijn), vooroordeel (voorbarige mening over iets of iemand)en
discriminatie(gevolg vooroordeel).
Informatie die je krijgt is nooit volledig objectief. Selectieve perceptie is je referentiekader: jouw ‘bril’
waarmee je de wereld bekijkt. Persvrijheid is dat journalisten vrijheid hebben om te publiceren
zonder gehinderd te worden. Als mensen dit wel hinderen spreken we van censuur.
De agendasettingtheorie zegt dat de media niet zozeer invloed op wat mensen denken maar op
waarover ze denken. Een variant van de agendasettingtheorie is de framingtheorie deze theorie
, houdt in dat in de media een onderwerp vanaf een bepaalde kant word laten zien zodat je er op een
bepaalde manier over denkt, dit wordt mediaframe genoemd.
Hoofdstuk 2
§1 Idee en oorsprong van de rechtsstaat
1.1 Wat is een rechtsstaat?
Een totalitaire staat is een staat waarin de staat doordringt tot in het persoonlijke leven en bepaalt
wat mensen mogen doen. Vaak is zo’n staat ook een politiestaat, een staat waar de sociale,
economische en politieke macht door de leiders gehandhaafd wordt met behulp van (geheime)
politie.
Een rechtsstaat is een staat waarin de burgers met grondrechten worden beschermd tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Nederland is ook een sociale rechtsstaat, we hebben
allerlei wetten en voorzieningen om de welvaart en het welzijn van de burgers te bevorderen.
Een belangrijk voordeel van de rechtsstaat is dat er veel sociale cohesie en vrede is. Daarom zeggen
we wel dat in een rechtsstaat vertrouwen en wederkerigheid (‘voor wat hoort wat’) hand in hand
gaan. Dit bestaat ook tussen de burger en de staat, er ontstaan daardoor rechtszekerheid, de
burgers en staat leven de wetten te goeder trouw na en er ontstaat zekerheid.
1.2 Hoe is de rechtsstaat ontstaan?
De Verlichting was tijdens de 18de eeuw, mensen verlangden naar maatschappelijk geluk.
Vanaf de 16de eeuw had Europa maar weinig gelukkige perioden, er waren veel bloedige
burgeroorlogen. In de 17de eeuw oefenden koningen een bijna onbegrensde macht uit over de
bevolking en over alle geledingen van de maatschappij. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw
rees in Europa steeds meer verzet tegen deze oneerlijkheid.
Ondernemende burgers gingen vanaf de 16de eeuw de wereld in, en deze nieuwe kennis kon
makkelijk verspreid worden door de drukpers. Hierdoor begon het bestaande wereldbeeld en
mensbeeld te wankelen. Oorlog, armoede en ellende kwamen niet voort uit de wil van god maar
kwamen door menselijke heerszucht en hebzucht.
Hierdoor begonnen burgers te geloven in de kracht van de rede, door een methodisch gebruik van
het gezonde verstand kom je overal. Vrijheid was hierbij de eerste voorwaarde, vrijheid is het wezen
van geluk, en om dit te bereiken moest de macht getemd worden.
Filosofen die zeiden dat alle mensen gelijk en vrij worden geboren, alleen door dingen als macht,
overlevingsinstinct en geld ontstaan er ongelijkheden. Om dit zo min mogelijk te hebben moeten
mensen een sociaal contract afsluiten, een contract waarin mensen tot afspraken komen om in
natuurlijke vrijheid en gelijkheid te kunnen leven.
De eerste taak van de staat was dat ze burgers en hun eigendommen moesten beschermen, de staat
kreeg monopolie op geweld. Maar hoe weet je zeker dat de staat zijn geweldsmonopolie niet
misbruikt? De filosofen zeggen dat de staat zich ook aan regels moest houden, de macht mag niet
meer worden uitgeoefend door een heerszuchtige vorst die beweert dat hij is aangesteld door God
en daarom gerechtigd is als een absolute monarch te heersen.
De grondbeginselen van de rechtsstaat: