Leerdoelen Mens Pathofysiologie
Hoe groot is het probleem, oorzaken, gevolgen
De DIO kan:
in cijfers beschrijven hoe groot het probleem is.
Volwassenen 50,1% overgewicht en 14,7% obesitas
Kinderen tussen 4-17 jaar: 13,2% overgewicht en 2,9% obesitas
uitleggen wat de lichamelijke, psychologische/ sociale en omgevingsfactoren zijn die
overgewicht veroorzaken zoals beschreven in de gegeven bronnen.
Fysiologische oorzaken: slaaptekort, weinig beweging, hormonen (interne prikkels die de
honger en verzadiging regelen), voeding van hoge energetische waarde, medicatie.
Psychologische oorzaken: tekort aan liefde en waardering, eenzaamheid, verveling,
spanningen, depressieve gevoelens, meer laten leiden door een externe prikkel ipv een
interne prikkel, negatief zelfbeeld
Sociale oorzaken: obesogene leefomgeving, goedkoop+makkelijk+calorierijk+grote porties
eten, zittend beroep, veel luie vrijetijdsbesteding, kinderen spelen minder buiten door drukke
straten
Genetische oorzaken: Prader-Willi-syndroom, genetische afwijking (kleine rol), genmutaties
(komt vaker voor, genexpressie is afh van de omgeving)
Perinatale oorzaken: vroeggeboorte, geen borstvoeding
het belang van behandeling van overgewicht uitleggen.
De gevolgen van overgewicht:
Psychosociale problemen: negatief zelfbeeld, depressie, eetstoornis
Fysieke complicaties: kortademigheid, verminderde insulineresistentie => diabetes type 2
Verhoogd risico op: kanker, HVZ, hypertensie, verminderde vruchtbaarheid,
slaapapneu, dys/hyperlipidemie, seksuele problemen, artrose, hiatus hernia, spataderen,
jicht, galstenen, smetdermatose, complicaties bij operatie, zwangerschapsdiabetes,
Abdominaal vet is sterk gecorreleerd aan hoge bloeddruk, verhoogd nuchtere
glucosegehalte en dys/hyperlipidemie (verhoogd triglyceridengehalte, laag HDL) =>
metabool syndroom/syndroom X/insulineresistentiesyndroom => verhoogde kans op hart- en
vaatziekten en diabetes type 2.
1. De ontwikkeling van dit syndroom: adipokines (afgescheiden door het vetweefsel)
Genen en medicatie gerelateerd aan overgewicht
De DIO kan zoals beschreven in de gegeven bronnen:
Uitleggen wat het aandeel is van genen bij het ontstaan van overgewicht.
Genen kunnen zeker van invloed zijn op het hebben van aanleg voor het ontwikkelen van
overgewicht, maar het krijgen van obesitas is te verwijten aan het gedrag en de obesogene
leefomgeving waarin we leven.
Genoom kan je niet veranderen, maar wel je epigenoom (door invloed,
veranderingen van buitenaf)
Prader-Willi-syndroom (zeldzame afwijking) => abnormale lichaamsbouw,
verstandelijke handicap, voortdurend honger en laag metabolisme.
, Meer voorkomende afwijking => genmutatie waarbij de productie van het
verzadigingshormoon leptine ontbreekt.
Herkent geneesmiddelen die gewichtstoename kunnen veroorzaken.
Onderstaande medicijnen kennen met de bijbehorende ziekte waar ze voor worden gebruikt
Richt je op:
1. Anticonvulsiemiddelen => Epilepsie - Vermindert epileptische klachten
2. Antidepressiva => Depressie - Vermindert depressieve klachten
3. Antihistaminica => Allergie - Het onderdrukken van allergische reacties
4. Antipsychotica =>Psychose, Schizofensie, slaapstoornis - Symptomen van psychose
tegengaan
5. Betablokkers => Bloeddruk, hartfalen - Verlaagt de bloeddruk (hart- en vaatziekten)
6. Cholesterolsyntheseremmers =>Hoog cholesterol - Cholesterolverlagend
7. Corticosteroiden => Ontstekingsremmers, vb Crohn, COPD - Remmen van
ontstekingsreacties en infecties
8. Insuline => Diabetes - Verlagen van de bloedsuikerspiegel (diabetes)
9. Sulfonylureumderivaten >Diabetes - Stimuleert afgifte van insuline door de
alvleesklier
Wit en bruin vet en de functies ervan, eigenschappen van visceraal en subcutaan vet
De DIO kan zoals beschreven in de gegeven bronnen :
uitleggen welke verschillende soorten vet er in het lichaam aanwezig zijn.
uitleggen wat per soort vet de functie is.
uitleggen wat het gevolg is van een overschot aan wit vet, hierbij verschil makend
tussen visceraal en subcutaan vet.
uitleggen op welke manier bruin vet aanknopingspunt kan zijn voor de behandeling
van overgewicht.
Subcutaan vet: onderhuidse vet, zit overal in het lichaam. Een toename van subcutaan vet
leidt niet direct tot meer ziekten hoewel het wel een toenemende druk op het hart kan
veroorzaken.
Visceraal vet: vet rondom de organen in de buikholte en borstholte. Veel visceraal vet wordt
gelinkt aan gezondheidsproblemen zoals diabetes, borstkanker, dementie, beroertes, hart-
en vaatziekten. Het verhoogt het LDL-cholesterol, met als gevolg een verhoogde bloeddruk
(door afnemende productie van insuline)
Functies wit vet: produceren van adipocytokinen, opslaan van triglyceriden, opslag, isolatie
(subcutaan), bescherming (viseraal).
Funties LPL: hydrolyseren van triglyceriden. Het verwijderd triglyceriden van het bloed,
om deze op te slaan in het vetweefsel en in de spieren. Hoe zwaarder, hoe meer
aanmaak LPL, hoe gemakkelijker vetopslag. LPL splitst ook vetzuren van wit vet af voor
opname door bruin vet. Het activiteiten-level van LPL verschilt per geslacht. Bij vrouwen
is dit enzym meer actief in de borsten, heupen en dijen. Bij mannen is dit enzym meer
actief in de buik.