Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD)
De stoornis
ADHD is een soort ontwikkelingsstoornis wat leidt tot ongeconcentreerd en/of druk en
impulsief gedrag. Bij kinderen staan de impulsiviteit en hyperactiviteit vaak wat meer op de
voorgrond, bij jongeren en volwassenen de problemen met aandacht, planning en het
organiseren van het dagelijks leven. Professionele zorg richt zich niet zozeer op het
veranderen van eigenschappen zoals mate van impulsiviteit of concentratievermogen, maar
eerder op het omgaan met de problemen die mensen als gevolg daarvan in het dagelijks
leven ervaren.
Tussen kinderen met ADHD bestaan net zoveel verschillen als tussen ‘gewone’ kinderen.
Kinderen met ADHD verschillen ook in mate van ADHD-gedrag. Ze zijn dus niet altijd en ook
niet allemaal even druk, impulsief of ongeconcentreerd. Bij kinderen met ADD is vooral
de hyperactiviteit minder zichtbaar.
ADHD is een diagnose op basis van een combinatie van gedragskenmerken, die meestal naar
voren komen in de kindertijd.
5 criteria ADHD volgens de DSM
1. Voldoende symptomen van aandacht tekort/hyperactiviteit
2. Symptomen aanwezig vóór 12e levensjaar
3. Symptomen komen voor in meerdere sociale contexten (school, gezin buurt)
4. Symptomen zorgen voor ernstige beperkingen in het sociale, school of beroepsleven
5. Symptomen kunnen niet beter worden verklaard door de aanwezigheid van een
andere stoornis
Gevolgen
ADHD gaat samen met o.a. een verhoogd risico op ongelukken en vroeg overlijden, op
onderpresteren, op leer- en werkproblemen inclusief schooluitval, ziekteverzuim en
arbeidsongeschiktheid, op relatieproblemen en partnergeweld, op tienerzwangerschappen
en seksueel overdraagbare aandoeningen, op slaapproblemen, op zelfbeschadiging en
suïcidepogingen, op problematisch middelengebruik en op criminaliteit. Het stigma op de
aandoening en afkeurende reacties van de omgeving op het gedrag of op achterblijvende
schoolresultaten kunnen leiden tot een negatief zelfbeeld.
De epidemiologische kenmerken
3-5% van de kinderen voldoet aan de criteria voor ADHD
2-3% van de volwassenen voldoet aan de criteria voor ADHD
ADHD wordt 2-3 keer vaker vastgesteld bij jongens dan bij meisjes
ADHD wordt bij meisjes en vrouwen minder snel herkend
Regelmatig wordt de aandoening pas in de volwassenheid opgemerkt, soms omdat
iemand hulp zoekt voor klachten (depressie, eet- of slaapproblemen, problemen op
het werk) waarbij ADHD mede een rol blijkt te spelen.
, Vroege onderkenning en preventie
Vroege onderkenning betekent bij kinderen en jongeren tijdig signaleren van druk gedrag of
aandachtsproblemen (thuis, op school of in de eerste lijn: ouders, leerkracht, huisarts of
praktijkondersteuner, jeugdarts, het wijkteam of CJG). Op basis van de ernst wordt
ondersteuning en zo nodig verdere diagnostiek en behandeling geboden (secundaire
preventie).
Bij volwassenen kunnen ADHD-symptomen overschaduwd worden door maatschappelijke
en/of psychische problemen.
Risicogroepen
De kans dat een kind, een ouder, een broer of een zus van iemand met ADHD óók
ADHD heeft, is zo’n 5-10 maal hoger dan in de algemene bevolking.
ADHD komt o.a. vaker voor bij: vroeg geborenen, kinderen en jongeren in pleegzorg,
kinderen en jongeren met gedragsproblematiek of een angst- of stemmingsstoornis,
mensen met epilepsie of neurobiologische ontwikkelingsstoornis, volwassenen met
andere psychische aandoeningen of met (een geschiedenis van) problematisch
middelengebruik, gedetineerden, en mensen met niet-aangeboren hersenletsel
(NAH).
Diagnostiek
Van ADHD is volgens DSM-5 sprake als iemand
een aanzienlijk aantal symptomen heeft rond
druk en/of impulsief gedrag en/of
aandachtsproblemen en deze symptomen voor
het 12de levensjaar zijn opgemerkt. Bij sommige
mensen worden de symptomen echter pas
duidelijk met het toenemen van taken en verantwoordelijkheden.
ADHD wordt meestal in drie beelden onderscheiden:
Gecombineerd beeld: druk en impulsief gedrag én moeite met het vasthouden van
de aandacht (ADHD).
Overwegend onoplettend beeld (vaak ‘ADD’ genoemd).
Overwegend hyperactief/impulsief beeld.
Er wordt onderscheid gemaakt naar ernst van de symptomen en beperkingen in het
functioneren (licht, matig of ernstig). De symptomen moeten zich voordoen in meer dan één
context.