100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten
logo-home
Methodologie 1 - Gezondheid en Leven VU €14,99
In winkelwagen

College aantekeningen

Methodologie 1 - Gezondheid en Leven VU

 2 keer verkocht

Hierin alle hoorcolleges methodologie 1 uitgewerkt.

Voorbeeld 3 van de 18  pagina's

  • 8 april 2021
  • 18
  • 2019/2020
  • College aantekeningen
  • -
  • Alle colleges
Alle documenten voor dit vak (18)
avatar-seller
lisadelange
Hc 1: Studiedesigns; frequentiematen-2
Methodologie is het proces tussen een wetenschappelijke vraag en het antwoord daarop. Het gaat
over hoe je onderzoek zo doet, dat je betrouwbare kennis genereert. Doelstelling methodologie is:
richt je onderzoek zo in, dat maar 1 interpretatie van de gegevens mogelijk is.
Kwantitatief
- Gericht op bevestiging of ontkrachting van een onderzoekshypothese
- Onderzoeksvragen met een gesloten karakter
- Statistiek is de scheidsrechter
 Meten: meting levert getal op (of wordt via protocol omgezet in getal); rol van onderzoeker
(idealiter) minimaal
Kwalitatief
- Vaak gericht op waarom en hoe van menselijk gedrag
- Onderzoeksvragen met een open karakter
 Meten: interviews, focusgroepen, observaties; onderzoeker onderdeel van metingen
Bij zowel kwantitatief als kwalitatief is de benadering systematisch en is de volgorde
(onderzoeksvraag – gegevensverzameling – analyse – rapportage) hetzelfde.

Kwantitatief onderzoek
Epidemiologie: wetenschap die zich bezighoudt met onderzoek naar gezondheid en ziekte bij
mensen. Epi= bij/in, demos = bevolking. Je hebt beschrijvende en verklarende epidemiologie.
Beschrijvende epidemiologie:
Onderzoek vindt plaats aan een steekproef van proefpersonen die model staan voor een populatie
- Je vertaalt uitkomsten in de steekproef naar de populatie
- …daar hoort een mate van onzekerheid bij! (later)
Populatie wordt ook doelpopulatie genoemd
Steekproef wordt ook onderzoekspopulatie genoemd.
Steekproef wordt in onderzoek altijd beschreven. Het geeft beeld van doelpopulatie en laat zien hoe
resultaten generaliseerbaar zijn.
Het soort meting dat je verricht is van belang:
- Kwantitatieve kenmerken: metingen hebben een (af te ronden) getalswaarde
- Categoriale kenmerken: metingen in groepen zonder getalsbetekenis (geslacht (man/vrouw),
ziekte (gezond/ziek), sterfte (levend/dood))  zijn dichotoom = persoon heeft kenmerk wel
of niet. Dan valt uit meerdere proefpersonen een percentage te berekenen, op die wijze is
omvang van probleem goed te bepalen.
Het vóórkomen van ziekte (of andere kenmerken) wordt op drie manieren weergegeven:
- Prevalentie: de proportie bestaande gevallen van een ziekte of aandoening = proportie
mensen met een gegeven kenmerk.
Binnen epidemiologie gaat interesse uit naar het vóórkomen van ziekte, weergegeven in een
Aantal zieke individuen
breuk . Dit is dus een frequentiemaat voor de populatie.
Totaal aantal personen∈de groep
De facto: de prevalentie
o Aantal gevallen, gedeeld door omvang populatie
o Mogelijke waarden: tussen 0 en 1 (of 0-100%)
o Puntprevalentie: als je transversaal meet. Interpretatie: wat is op dit moment de
prevalentie?
o Prevalentie kan ook voor (relevante) deelpopulaties worden gebruikt.
o Prevalentie is een schatting
o Periodeprevalentie of lifetime prevalentie: welk deel van de bevolking heeft in een
bepaalde periode, of gedurende het leven de ziekte gehad?. Het probleem hierbij is
dat aan het begin van de periode de populatie anders kan zijn dan aan het einde. In

, epidemiologisch onderzoek maken we onderscheid tussen cohorten en dynamische
populaties.
 Cohort = groep gelijktijdig gerecruteerd, eens bij een cohort altijd bij een
cohort (geen instroom), je kunt een cohort in de tijd volgen (prospectief).
 Dynamische populatie = in- en uitstroom wel mogelijk. Verloop betekent dat
na een zekere tijd de steekproef een andere populatie zou kunnen
representeren.
 In dynamische populatie participeren uiteindelijk meer deelnemers dan in cohort van
dezelfde grootte. Deelnemers dynamische populatie participeren gemiddeld korter dan die in
cohort.
 Probleem prevalentie: de prevalente gevallen zijn een optelsom van nieuwe patiënten,
patiënten die (nog) niet zijn genezen en patiënten die (nog) niet zijn overleden. Voor
onderzoek naar causale verbanden zijn vooral de nieuwe gevallen interessant, daarvoor is de
geëigende frequentiemaat de incidentie.
- Cumulatieve incidentie: de proportie nieuwe gevallen binnen een gegeven periode.
o Daarvoor is het nodig om een steekproef in de tijd te volgen (prospectief
cohortonderzoek)
o Afspraak: incidente gevallen gelden alleen voor personen die ‘at risk’ zijn. Dat
betekent dat de aandoening nog voor het eerst moet gaan optreden (vanaf start
studie). CI = het aantal nieuwe gevallen, gedeeld door het aantal proefpersonen aan
het begin van de periode
o CI is een veelgebruikte frequentiemaat, hij is lekker makkelijk en is goed toepasbaar
voor zeldzame aandoeningen. Maar stel je doet een onderzoek naar optreden van
buikklachten met een looptijd van 2 jaar, wat zal de CI van buikklachten zijn over
deze 2 jaar?
o Beperkingen CI: De tijd tot ontwikkelen ziekte wordt niet gebruikt. Uitval speelt geen
rol in de berekening – onderschatting. Niet bruikbaar bij een dynamische (open)
populatie  proefpersonen verschillen in deelnametijd, maar tellen allemaal
evenveel mee
 Oplossing: incidentiedichtheid: relateer nieuwe gevallen naar de totale ziektevrije
deelnametijd van de gehele studie
- Incidentiedichtheid / Hazard rate: het aantal nieuwe gevallen per persoonstijd
Aantal nieuwe gevallen 3
o ID= = =0.09
Totale persoonstijd at risk 33
Interpretatie: 0.09 gevallen per persoonsjaar

Aantal nieuwe gevallen 1
o Vergelijk met Cumulatieve Incidentie. CI = = =0.14
Aantal at risk op t 0 7
Interpretatie: 14% zieken (gerekend over 8 jaar)

Sterfte is incidentie van overlijden. Sterfte (of ‘mortaliteit’) is vermoedelijk de meest gebruikte
indicator voor de volksgezondheid. Hoewel de bruikbaarheid afhangt van de categorie
gezondheidsproblemen die men bestudeert. Eigenaardigheid: iedereen gaat dood. Met andere
woorden: de Cumulatieve Incidentie van sterfte over 150 jaar is 100%

Verklarende epidemiologie
Een risico staat voor een kans dat ‘iets’ optreedt. Het gaat steeds om cumulatieve incidenties.
Odds staan voor ‘relatieve kans’. Ofwel: de kans op X t.o.v. de kans op juist niet X.
Odds en risico’s zijn sterk verschillend bij hoge frequenties en sterk gelijkend bij lage frequenties.
Odds hebben altijd grotere getalswaarde.

, Odds = risico / (1-p), p / (1-p)
Risico’s en odds gebruiken voor beschrijven kracht verbanden.
Relatief risico (RR) is verhouding van risico’s. bijv. RR = 0.85: het risico op ziekte onder Vit.C
gebruikers is 0.85 keer zo groot als dat van mensen die geen Vit.C gebruiken. Dus Vit.C beschermt
tegen ziekte.
RR<1 duidt op bescherming
RR>1 duidt op verhoogd risico




Interpretatie: de Odds op HIV+ zijn voor mensen die onveilige seks hebben 18.6 keer zo groot als voor
mensen die veilige seks hebben
¿<1 duidt op bescherming
O R >1 duidt op verhoogd risico
Herhaling: als aandoening in werkelijkheid zeldzaam is, dan lijken odds en risico’s op elkaar. Dat geldt
ook voor hun ratio’s.
Voor OR en RR geldt:
- Waarde tussen 0 en ∞
- De neutral waarde is 1 (geen associatie)
- Hoe verder van 1 verwijderd, hoe sterker de associatie
- Bij dezelfde kracht van associatie in de OR altijd iets verder van 1 verwijderd dan RR.




RR gaat over cumulatieve incidenties. Maar al time at risk van belang is, dan baseert men frequenties
o.b.v. incidentiedichtheid, dat geldt ook voor associaties.




Afgeleide associatiematen:
Afgeleide associatiematen zijn: risicoverschil (attributief risico), number needed tot treat, attributieve
proportie onder geëxponeerden, attributieve proportie voor de gehele populatie.
Alleen zinvol als RR ≥ 1.
a c
Risicoverschil (RV) of attributief risico (AR) ¿ R1−R 0= −
a+b c +d

Dit zijn jouw voordelen als je samenvattingen koopt bij Stuvia:

Bewezen kwaliteit door reviews

Bewezen kwaliteit door reviews

Studenten hebben al meer dan 850.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet jij zeker dat je de beste keuze maakt!

In een paar klikken geregeld

In een paar klikken geregeld

Geen gedoe — betaal gewoon eenmalig met iDeal, creditcard of je Stuvia-tegoed en je bent klaar. Geen abonnement nodig.

Direct to-the-point

Direct to-the-point

Studenten maken samenvattingen voor studenten. Dat betekent: actuele inhoud waar jij écht wat aan hebt. Geen overbodige details!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisadelange. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €14,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 65040 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 15 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Begin nu gratis
€14,99  2x  verkocht
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd