Hc 1: introductiecollege
Vorm = anatomische structuur
Functie = fysiologische rol
Hc 2: anatomie van het spijsverteringssysteem (tractus digestivus)
Ventraal = anterior = buik
Dorsaal = posterior = rug
Naar midden = mediaal
Naar buiten = lateraal
Naar beneden = inferior
Naar boven = superior
Richting tenen = distaal
Richting romp = proximaal
Frontaal = coronaal
Transversaal = axiaal = horizontaal
Sagitaal
Middelste vlak = mediaal
Oral Cavity, teeth, tongue → mechanische verwerking, vocht inbrengen, mengen met speeksel
afscheidingen.
Pharynx (keelholte)→ spieraandrijving van materialen naar de esophagus.
Esophagus (slokdarm) → transport materialen in stomach
Stomach → chemische afbraak van materialen door zuren en enzymen; mechanische verwerking
door spier contracties.
Small intestine → enzymatische spijsvertering en absorptie van water, organische substraten,
vitaminen en ionen.
- Duodenum = 12 vingerige darm
- Jejunum
- Ileum
Large Intestine → enzymatische spijsvertering en absorptie van water, organische substraten,
vitaminen en ionen.
- Caecum
- Colon
- Rectum
Accessoire organen van spijsverteringssysteem:
- Salivary glands (speekselklieren) → afgifte van smeervloeistof die enzymen bevatten die
koolhydraten afbreken
- Lever → afscheiding gal (belangrijk voor lipidenvertering), opslag van voedingstoffen, vele
andere essentiële functies (meer dan 80!)
- Gallbladder (galblaas) → opslag en concentratie van gal
- Pancreas (alvleesklier) → exocriene cellen scheiden buffers uit en spijsverteringsenzymen;
endocriene cellen scheiden hormonen uit.
Hoofdfuncties digestive tract (spijsverteringskanaal):
- Ingestion = inslikken voedsel
- Mechanical processing = verwerken voedsel, kauwen
- Digestion = spijsvertering → elementen in voeding geknipt; chemische afbraak van voedsel
in kleine organische fragmenten voor opnamen door spijsverteringsepitheel.
, - Secretion = afgifte van water, zuren, enzymen, buffers en zouten uitgescheiden door
klierorganen of epitheel van tractus digestives
- Absorption = opname → beweging van organische substraten, elektrolyten, vitamines en
water over het spijsverteringsepitheel en in interstitiële vloeistof van het
spijsverteringskanaal.
- Excretion = uitscheiding via defecatie van feces; verwijdering van afvalproducten uit
lichaamsvloeistoffen.
Oral Cavity
palatum = gehemelte → zacht (spier →belang bij slikken) en hard (bot)
uvula = huig → onderdeel zachte gehemelte
salivary glands (speekselklieren) die in mondholte afscheiden:
- Parotid salivary glands → zit voor oor, bof ziekte is ermee geassocieerd.
- Submandibular salivary glands → onder de onderkaak
- Sublingual salivary glands→ onder tong
Speekselklieren en afvoergangen:
- Glandula parotidea
- Glandula submandibularis
- Glandula sublingualis
➔ Alle afvoergangen naar mondholte om speeksel in te brengen.
Cavum oris = mondholte
Pharynx = keel
- Nasopharnx → Deel achter neusholte
- Oropharynx → Achter mondholte
- Laryngopharynx → Achter strottenhoofd
Slikken (swallowing): doe je willekeurig. Daarna autonome processen.
- Tong (lingua) duwt voedsel naar achter
- Uvula (huig) sluit toegang neusholte, tijdens slikken larynx (strottenhoofd) omhoog,
Strottenklem (epiglotis) beschermt toegang naar luchtpijp
- In slokdarm naar maag
Slikken: willekeurig oproepen. Reflectoir afsluiting van de luchtwegen (optillen strottenhoofd,
aanspannen en optillen van huig, palatum molle, sluiting glottis). Reflectoir transport van voedsel via
keel en slokdarm.
,Peristaltiek:
Voor peristaltiek zijn spieren (longitudinale spierlagen en eronder circulaire spieren) nodig die
contracteren
Longditudinal aanspannen → dan verkorten
Oesophagus/esophagus (slokdarm) loopt door thorax (borstholte), slokdarm door opending in
diafragma (middenrif) = hiatus oesophageus, en slokdarm gaat in maag. In slokdarm bovenste en
onderste slokdarm sphincter die zorgen voor controle hoeveel er doorheen mag gaan en om te
zorgen dat het voedsel niet meer omhoog gaat. Normaal spanning op sphincter en die moet open. En
onderste moet zorgen dat voedsel uit maag niet omhoog gaat (als dat niet goed gaat dan maagzuur).
Anti-reflux mechanismen:
- Lower esophageal sphincter
- Diafragma
- Hoek van his → wordt scherper als voedsel in komt doordat maag zwaarder wordt en zo
meer de sphincter sluiten.
Overgang epitheel → plaveisel epitheel en cilinder epitheel.
Langdurig zuur uit maag bij plaveisel epitheel dan epitheel veranderen (metaplasie naar dysplasie
naar kanker → refluxziekte, maar ook door roken, alcohol etc.)
Maag
- Cardia = overgang slokdarm naar maag
- Corpus = grootste deel maag
- Fundus = bovenkant maag
- Antrum pylorycum
- Antum pyloricus → gaat door sphincter
- Sphincter pyloricus
- Curvatura major
- Curvatura minor
Functies maag:
- Opslag ingenomen voedsel
- Verwerking van ingenomen voedsel
- Chemische bindingen in voedsel breken door enzymen en zuren
, - Productie intrinsic factor (glycoproteïne nodig verderop verder in darmsysteem op vitamine
b12 op te nemen). Vitamine b12 te kort dan bepaalde vorm bloedarmoede (anemie)
Verschillende spierlagen in wand maag → lopen haaks op elkaar en zo maag ook contracteren
- Binnenkant maag veel maagplooien (rugae) → voor oppervlaktevergroting, verzorgen ook
versnelde passage.
- Een maag kan verschillende vormen aannemen.
Gastroscopie → endoscopisch maag bekijken
Opsporen in maag: kanker, verdedigingsmuur afgebroken en val je eigen lichaam aan (maagzweer =
ulcus → oorzaak is bacterie)
Dunne darm
- Duodenum (12vingerige darm) → 25 cm → Achter buikvlies verstopt samen met pancreas
o Pars superior
o Pars descendens → pancreas en galwegen sluiten erop aan
o Pars horizontalis
o Pars ascendens
o Flexura duodenojejunalis
➔ Papil van Vater (papilla duodeni major) = plaats waar ductus choledochus (afvoergang vanuit
lever) en ductus pancreaticus (afvoerbuis alvleesklier) uitmonden in duodenum.
- Jejunum → 2,5 m
- Ileum → 3,5 m
Functies dunne darm:
- Spijsvertering en absorptie voedingsstoffen → 90% van opname voedingsstoffen gebeurt in
dunne darm.
- Afbraak gal, pancreassappen
Pancreas (alvleesklier)
- Caput (hoofd)
- Corpus (lichaam)
- Cauda (staart)
- Ductus pancreaticus
- Ductus choledochus (common bile duct)
Functie pancreas:
- Endocriene cellen van de eilandjes van Langerhans (hormonen → insuline en glucagon in
bloedbaan)
- Exocriene cellen → acinaire cellen en epitheelcellen van ductsysteem (stoffen→alvleesklier
sap (amylase, lipase) uitscheiden)
Hepar (lever) → ligt rechts boven, normaal niet kunnen voelen:
➔ Bestaat uit rechter en linker kwab
- Lobus dexter
- Lobus sinister
- Lobus quadratus → naar galblaas
- Lobus caudatus → naar onderste holle ader
- Area nuda → deel lever wat niet bekleed is met buikvlies
➔ Functionele / chirurgische scheiding tussen links en rechts ligt meer naar rechts → bij vena
portea
➔ Anatomische scheiding tussen linker en rechter kwab
Porta hepatis:
- Vena portae