Voor het tentamen had ik een 9,0!! Een samenvatting van het vak biologische psychologie. Alle leerdoelen worden uitgewerkt en de tekst wordt ondersteund door plaatjes.
,Week 1
1. Uitleggen wat de stroming biologische psychologie (behavioral neuroscience) inhoudt.
Biopsychologie (behavioral neuroscience) = de wetenschappelijke studie van de biologie
van gedrag.
- Fysiologische Psychologie: waarbij onderzoek wordt gedaan naar de neurale
mechanismen van gedrag door de zenuwstelsels bij dieren te manipuleren in een
gecontroleerde omgeving. (Bv. rat moet door een doolhof lopen om eten te vinden. Er wordt
een stukje afgesneden of extra geactiveerd om te kijken wat dat doet met het gedrag)
- Psychopharmacology: waarbij de invloed van medicijnen op de hersenen en het gedrag
onderzocht wordt. Net zoals fysiologische psychologie is psychopharmacology
experimenteel onderzoek wat causaliteit onderzoekt. (Eerst op dieren testen en daarna op
mensen).
- Neuropsychologie: betreft het onderzoek van de psychologische effecten van
hersenschade bij mensen. (Onderzoek wordt uitgevoerd op één patiënt door middel van
verschillende tests)
- Psychofysiologie: onderzoekt de relatie tussen fysiologische activiteit (elektrische signalen)
en psychologische processen in mensen door niet-invasieve (gaat de schedel niet door, blijft
op de schedel) fysiologische opnames zoals de EEG, spierspanning, oogbeweging en
activiteit voor het autonome zenuwstelsel. (Bv. meting bij epileptische aanval)
- Cognitieve neurowetenschap: onderzoekt de neurale mechanismen van menselijke
cognitie, grotendeels met behulp van MRI (hersenscan). Cognitie is een term waarmee
hoger intellectuele processen zoals denken, geheugen, aandacht en complexere
perceptuele processen bedoeld wordt. Is non-invasief, het gaat niet door de schedel heen.
- Vergelijkingspsychologie: deze onderzoekt de evolutie, genetica en het
aanpassingsvermogen van gedrag. Vergelijkingspsychologen zijn dus minder
geïnteresseerd in de neutrale mechanismen van gedrag. Het is voornamelijk belangrijk om
neuropsychologie te kunnen onderscheiden in de zin dat het zich bezighoudt met afwijkend
gedrag verklaren vanuit een neurologische basis.
Onderzoeksdimensies
● Mensen vs dieren: Mensen zijn over het algemeen goedkoper om te onderzoeken,
ze luisteren naar de instructie en kunnen subjectieve ervaringen delen. Ook is het
voordeel dat ze een menselijk brein hebben. Dieren hebben enigszins een
eenvoudiger brein wat ook erg betekenisvol kan zijn voor onderzoek. Om ethische
redenen wordt soms het onderzoek op dieren geprefereerd.
● Fundamenteel of toegepast: Het motief van puur onderzoek is vaak de
nieuwsgierigheid van de onderzoeker, terwijl toegepast onderzoek als doel heeft om
geneesmiddelen te vinden voor ziektes.
● Experimenteel vs niet-experimenteel: Bij een experimenteel onderzoek wordt
causaliteit onderzocht, een oorzaak-gevolg verband. Hier zijn verschillende
ontwerpen voor. Ook bestaan er veel niet-experimentele onderzoeken.
,Onderzoeksmethoden
1. Visualisatie en stimulatie:
Dit wordt toegepast op een levend menselijk brein. Deze techniek hoort bij de cognitieve
neurowetenschappen.
● Structureel: hoe de hersenen eruit zien.
- x-ray: krijg je vooral botten te zien. Op een normale X-ray zie je zo goed als niks omdat de
dichtheid van de hersenen niet verschilt neemt het gehele brein ongeveer evenveel straling
op. Door een contrastvloeistof in te spuiten kan je de aderen zien (cerebrale circulatie
systeem). Nieuwe versie van x-ray is CT, die maakt veel verschillende soorten foto’s vanuit
een andere hoek. De kleine verschillen in dichtheid worden nu wel duidelijk. Dan kun je wel
kijken wat er zich in het brein afspeeld.
- MRI: is een procedure waarbij afbeeldingen worden gemaakt door de waterstofatomen in je
lichaam met radio-frequentie golven te magnetiseren. Deze afbeeldingen hebben een
hogere resolutie dan X-ray en kunnen ook een 3D weergave geven van de hersenen.
● Functioneel:
- PET: Hierbij wordt een radioactieve stof genaamd 2-deoxyglucose (2-DG) geïnjecteerd
welke wordt opgenomen door actieve neuronen om te kijken welke gebieden in de hersenen
actief zijn.
- fMRI: is de functionele variant van de MRI. Hierbij wordt er gekeken naar de activiteit van
hersengebieden door te kijken naar de zuurstofopname van deze gebieden.
Hersengebieden die actief zijn nemen meer zuurstof op. Omdat zuurstof magnetische
eigenschappen heeft kan de scanner dit vastleggen. Op die manier kan hersenfunctie
gemeten worden, omdat de hersenen om te werken zuurstof nodig hebben. Je meet dus
eigenlijk niet direct de hersenactiviteit met fMRI, maar meer het transport naar gebruikte
gebieden in de hersenen. Het signaal dat door de fMRI opgenomen wordt heet een BOLD
signal. Dit staat voor blood-oxygen-level-dependent signal. fMRI heeft als voordeel dat het
ook een goede spatiële resolutie heeft en dus ook als structureel onderzoek gebruikt kan
worden. Het kan een 3D afbeelding geven van activiteit van het gehele brein. Het nadeel is
dat hij eigenlijk te traag is om veel neurale reacties op te pakken omdat het zo’n 2 a 3
secondes duurt om een afbeelding te maken.
- MEG: kan wel snelle veranderingen in neurale activiteit opnemen. Hij dus een
goede temporale resolutie → goed en gedetailleerd qua tijd, maar minder qua
plek van de activatie.
Bij de MEG wordt het magnetische veld van de oppervlakte van het schedel gemeten.De
MEG maar ook de andere functionele onderzoekstechnieken hebben een zwakte gemeen.
Dat is je niet kan vaststellen dat het signaal dat gemeten wordt in het brein ook
daadwerkelijk veroorzaakt wordt door de activiteit die uitgevoerd wordt. Dit komt omdat je
omdat er ook heel goed andere verklaringen kunnen zijn voor de activiteit in een bepaald
gebied. Een voorbeeld is dat je de activiteit hebt gemeten terwijl de deelnemer van het
onderzoek zich af zat te vragen hoelang het onderzoek nog duurt etc.
- TMS: bij TMS wordt tijdelijk een bepaald deel van de hersenen uitgeschakeld en daarna
gekeken welke cognities of gedragingen wegvallen.
, 2. Psychofysiologie
Psychofysiologisch onderzoekmethodes zijn methodes waarbij fysiologische activiteit aan de
oppervlakte van het lichaam wordt gemeten. 5 van deze methodes zijn:
- EEG: meet de totale hersenactiviteit, de optelsom van alle elektrische gebeurtenissen in
het hoofd.
- EMG: meet spierspanning.
- EOG: meet oogbewegingen.
- SCL en SCR: laten de hoeveelheid huidgeleiding zien. Hierbij is de SCL het normale
niveau van huidgeleiding en de SCR de huidgeleiding als reactie op een specifieke ervaring.
- Cardiovasculaire activiteit: hierbij kan gekeken worden naar de hartslag, de bloeddruk en
het bloedvolume.
3. Invasief fysiologisch onderzoek
- Laesie methode: houdt in dat een deel van je hersenen verwijderd, beschadigd of
vernietigd wordt waarna het gedrag onderzocht kan worden. Deze schade kan worden
toegebracht op verschillende manieren. Een manier waarop deze schade toegebracht kan
worden aan specifieke gebieden is met behulp van stereotaxische chirurgie. Hiermee
kunnen experimentele apparaten precies gepositioneerd worden in de brein.
Methodes om laesies te maken is bijv. door een deel van de cortex weg te zuigen dit zijn
aspiratie leasies, door gebruik te maken van radio-frequentie golven, een deel weg te
snijden, dat is sectioning of door een deel van de cortex te bevriezen wat cryogene blokkade
wordt genoemd. De laesie die hierdoor ontstaat is vaak maar tijdelijk.
- Elektrische stimulatie: heeft meestal het tegenovergestelde effect dan die van de laesie
methode omdat je hierbij i.p.v. ziet wat het gedrag is wanneer een gebied uitvalt je ziet wat
het gedrag is als je een gebied gestimuleerd wordt.
- Invasieve opname methode: Tenslotte kan je fysiologische activiteit meten door
microelectroden in de hersenen te plaatsen en te kijken naar de activiteit van een enkele
neuron door de gegradeerde fluctuaties van zijn membraan te meten of door de elektrische
veranderingen in de extracellulaire vloeistof te meten. Dat eerste heet intracellular unit
recording en het tweede extracellular unit recording. Bij multiple unit recording wordt een
grotere elektrode gebruikt om de activiteit van meer neuronen te kunnen meten.
4. Farmacologisch onderzoek
Chemische stofjes kunnen heel veel in de war schoppen en kijken welk effect ze hebben.
- Medicijnen: zorgt ervoor dat iets verbeterd.
- Chemische laesies: spuit je vergif is met als doel om een bepaald deel van een cel kapot te
maken.
5. Genetisch onderzoek
Genetisch onderzoek wordt met name uitgevoerd op muizen.
Knockout mouse: een muis waarbij een bepaalde gen verwijderd is.
Transgenic mouse: is een muis met genetisch materiaal van een andere soort.
Er is ook onderzoek gedaan met het GFP gen om neuronen te visualiseren. Daarna werden
er mutaties van dit gen gemaakt voor de kleuren geel, blauw en cyaan zodat nu de gehele
paden van de neuronen zichtbaar zijn. Deze techniek wordt brainbow genoemd.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ebensouda01. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.