HC 1 Inleiding en geschiedenis vd psychologie
f.vanleeuwen@uvt.nl
Sacks: onderzoek naar hallucinaties
Kenmerken wetenschap (psychologisch onderzoek):
- Twijfel (wat is wel of niet betrouwbaar)
- Discussie
- Onderzoek (verifieerbare observaties maken)
- Vertrouwen -> van uit gaan dat wetenschapper altijd de waarheid spreekt
Studying the history of psychology
Ebbinghaus: “Psychology had a long past but only a short history.”
“… has a short history.” -> pas sinds 1912
“Psychology has a long past…” -> geschiedenis gaat over personen en ideeën
Verwijzen termen naar hetzelfde? (continuity-discontinuity debate)
Hoofdstuk 1 Foundational Ideas from Antiquity
Het Griekse wonder: rijkdom -> meer tijd -> filosofie (=liefde voor kennis)
- Psyche: aanwezig in levend persoon, afwezig in dood persoon
- Wiskunde (Pythagoras) en medische kennis -> Hippocrates: mechanische verklaring van
ziekte (humorale theorie = lichaam is gezond als vier ‘vloeistoffen’ met elkaar in balans zijn)
Socrates
Plato was een leerling van Socrates.
Waar komt kennis vandaan? -> filosifisch nativisme (philosophical nativism) = aangeboren kennis
Dialoog Meno: geest wordt gereïncarneerd elke keer als iemand sterft. De opgedane kennis in vorige
levens wordt in sommige situaties naar boven gehaald.
‘Stukjes’ kennis zitten in de geest. In sommige situaties komt deze kennis naar boven. Vaardigheden
voor interpretatie die verder dan een passieve ervaring van de stimulus gaan.
Bijvoorbeeld de slavenjongen, die een vierkant kon natekenen dat twee keer zo groot was. Socrates
vond dit deels bewijs voor zijn theorie.
Plato
Plato bouwde voort op de ideeën van Socrates en voegde de vraag ‘Wat is de relatie tussen de
interne processen in een mens en de externe processen van de buitenwereld?’ hieraan toe.
Hij had een nativistische visie op de geest. Nativisme: het beschrijven van bepaalde ideeën in de
psychologie die zeggen dat er bepaalde aangeboren ‘voorgeprogrammeerde’ dingen in de geest
zitten.
- Wat is aangeboren?
- Geest met 3 componenten: verlangen (appetites), moed (courage) en rede (reason)
Er is rede nodig om verlangen en moed goed met elkaar samen te laten werken.
- De grot: wat is de relatie tussen bewuste ervaringen en de fysieke wereld?
Vergelijking wortel – mens. Mens heeft de vaardigheid om zich te ontwikkelen, deze vaardigheid is
niet aanwezig in een wortel. (aangeboren vaardigheden)
1
,Aristoteles (empirisme, fenomenale wereld) leerling van Plato
Leerling aan Plato’s academy.
Hoe krijgen we kennis?
- Door observatie, classificatie en taxonomie
- Organiseren van observaties in de vorm van classificatie en taxonomie.
- Empiristische visie op de geest.
Empirisme (empiricism): Kennis komt alleen of hoofdzakelijk voort uit waarneming van de
zintuigen.
Peri Psyche (Over de ziel) -> zie PP
Fundamentele functies en fundamentele categorisaties door rationele psyche.
Socrates en Plato -> Aristoteles, andere opvattingen
Andere ideeën
Atomische theorie bedacht door Democritus (Lucretius, De Rerum Natura): het universum, inclusief
de geest, bestaat uit atomen die elkaar beïnvloeden volgens wetten van de natuur.
Bepaalde mensen kwamen erachter dat atomen dingen beïnvloeden i.p.v. goden die dat doen.
Islamitische ideeën
Al-Kindi: Indo-Arabische nummers
Alhazen: Book of optics, kijken door stralen
Avicenna:
- Externe zintuigen: het ontvangen van sensaties
- Interne zintuigen: iets met deze externe sensaties doen
- Zelfbewustzijn: Floating man thought experiment: man in ruimte, alle zintuigen afgesloten en
ledematen vastgebonden. Heeft hij zelfbewustzijn?
Avicenna’s conclusie is ja. ‘De geest bestaat onafhankelijk van het lichaam.’
2
,HC 2
Hoofdstuk 2 Pioneering Philosophers of Mind: Descartes, Locke, and Leibniz
René Descartes – mechanistisch
Een van de best geschoolde personen in Frankijk in die tijd. Hij was geschoold in de klassieken en
hield zich bezig met vragen als: Hoe weet je wat zeker waar is?
Ook was hij goed bekend met visuele illusies. (analytische geometrie)
Axioma’s: algemene principes (regels) die per definitie waar zijn.
Methode: twijfel aan alles
- Zelf goed nadenken, zonder met anderen
- Deducties vanuit axioma’s (deductie = het trekken van conclusies volgens de regels van de
logica, de ene stelling afleiden uit de andere)
- Axioma’s (eenvoudige kenmerken van de natuur, in de wiskunde -> ‘Een niet bewezen, maar
als grondslag aanvaarde bewering’) zijn boven iedere twijfel verheven
Fysica
Er zijn drie soorten bewegende deeltjes: luchtdeeltjes (fysieke verbinding tussen object en oog)
vuurdeeltjes en aardedeeltjes. Deze deeltjes vullen elkaar als het ware op net zoals dat bij een vis
gebeurd. De ruimte die een bewegende vis achter laat wordt opgevuld door water.
Mechanistische fysiologie, lichaam als machine
Zenuwen zijn holle buizen, hersenvocht, reflex verklaren.
Door de holle zenuwen en het hersenvocht dacht hij dat het lichaam ook
als een soort hydraulisch systeem werkte.
Dieren zijn fysiologische automata. Wel een lichaam, maar geen geest.
Zij functioneren net als een robot.
De mens is speciaal. Er is sprake van dualisme -> wisselwerking tussen
lichaam en geest
Filosofie van de geest
- Bestaat er iets voorbij het lichaam? (Is de mens speciaal?)
- “Ik denk, dus ik besta” (cogito ergo sum)
- De essentie van ‘ik’ is ‘denken’
- De ziel staat los van het lichaam (net als bij Avicenna, floating man experiment) -> dualisme
Materialisme: geest en lichaam zijn onafhankelijk -> geest is het (bij)product van de hersenen
Veel dingen in het lichaam zijn er twee. Bijvoorbeeld handen, benen, ogen, hersenhelften. Er is maar
één ziel. Descartes dacht dat waarvan er één ding is in de hersenen, dat daar de ziel zou moeten
zitten. De epifyse (pijnappelklier) werd aangewezen als de plek waar je ziel zich zou bevinden.
Belangrijkste onderwerpen Descartes
- Methode van kennisvergaring: twijfel aan alles
- Dieren zijn fysiologische automata (wel een lichaam, geen geest)
- De mens is speciaal: interactief dualisme van lichaam en geest, zij kunnen met elkaar
samenwerken, maar ook met elkaar in conflict raken.
3
, Nature vs nurture – aangeboren vs aangeleerd (PP)
Gottfried Leibniz -> nature, aangeboren -> geest is als marmer ‘voorbereid op verandering’
John Locke -> nurture, aangeleerd -> ‘Tabula rasa’, leeg vel (net als Aristoteles), ingevuld door
ervaringen en externe stimuli
Waar komt kennis vandaan?
Is de geest actief of passief?
Locke (-> Descartes, ‘tabula rasa’, primaire en secundaire kwaliteiten)
Locke gebruikte veel van Descartes ideeën en gebruikte deze als het begin van een empirische theorie
van kennis.
Er vonden politieke en wetenschappelijke veranderingen plaats. Ook kwam de vraag: Wat is kennis
en hoe krijgen we dat? tot leven.
Inductie (tegenovergestelde van deductie) als bron van kennis: er worden conclusies getrokken op
basis van wat te observeren is. Locke bouwde voort op de ideeën van Descartes, waaruit bleek dat
ervaring de basis van kennis is. Hij was van mening dat er geen aangeboren ideeën waren.
Dingen als perfectie en oneindigheid kwamen volgens Locke voort uit ervaringen, waartegen
Descartes stelde dat perfectie en oneindigheid als idee aangeboren is.
Molyneux stelde dat door ervaring alle simpele ideeën van een mens omgezet kunnen worden in
complexe ideeën. Bijvoorbeeld een blind persoon, die opeens weer kan zien: deze persoon zal niet
direct het verschil tussen een cirkel en bijvoorbeeld een vierkant kunnen waarnemen met alleen het
zicht.
Hoe krijgen we kennis? (afhankelijk van soort kennis)
- Intuïtieve kennis: onmiddellijk bij waarneming (immediate perception, bijvoorbeeld direct
zien wat de kleur van een object is)
- Demonstratieve kennis: niet direct door observatie, maar door te redeneren
- Sensitieve kennis (meest ingewikkeld): kennis door observatie en ervaring, niet door
redenering
Verstoringen in de kennis, bijvoorbeeld primaire en secundaire kwaliteiten:
- Primaire kwaliteiten: kwaliteiten die inherent zijn aan het object (hardheid of volume)
- Secundaire kwaliteiten: kwaliteiten die voortkomen uit onze zintuigen (geluid, kleur,
temperatuur)
Locke heeft een grote invloed gehad op bijvoorbeeld de wetten van de associatie en het behaviorisme.
Ook heeft hij invloed gehad op de concepten nabijheid en gelijkenis.
Nabijheid: bijvoorbeeld een appel is rond en heeft een appel smaak. Hieruit kan geconcludeerd
worden dat alle ronde dingen diezelfde appel smaak hebben.
4