Alle begrippen, formules, ... die in het vak economie A voorkomen staan in deze samenvatting. Enkel de schema's/voorbeelden in het boek of de slides van de prof nog bekijken voor examen. Eerste zit: 14/20.
Economie A:
Hoofdstuk 1:
Economie:
1) Economie betreft de organisatie van de systemen van consumptie
en productie.
2) Economie is een sociale wetenschap die keuzes inzake productie
en consumptie onder voorwaarden van schaarste bestudeert,
inclusief de gevolgen van deze keuzes voor de hele maatschappij.
3) Economie is de wetenschap van de keuzes die gemaakt worden als
gevolg van schaarste.
4) Economie is een set van beslissingsregels die in diverse contexten
inzetbaar zijn.
Prosumenten zijn consumenten die ook goederen of diensten aanbieden
die traditioneel door de producenten werden aangeboden. (Vb.: taxi,
elektriciteit, logies, …)
Micro-Economie bevat consumenten en producenten (en prosumenten).
Macro-Economie bevat overheid, banksector, buitenland en regulatoren.
Schaarste:
1) Een middel is schaars wanneer de mogelijke aanwendingen ervan
de beschikbaarheid van dat middel overstijgen.*
2) Een middel is schaars als er middelen moeten worden voor
opgeofferd.
3) Een middel is (economisch) schaars als het meer gewild is dan het
beschikbaar is.
1*: Wil je steeds meer, dan ervaar je schaarste. Ben je tevreden met wat
je hebt, dan ervaar je geen schaarste.
Zeldzame goederen zijn goederen die weinig voorkomen (Vb.: goud),
zonder vraag is zeldzaam goed niet schaars (Vb.: goud; beperkte vraag).
Niet-zeldzame goederen kunnen schaars zijn (Vb.: drinkbaar water).
Welvaart is de mate waarin schaarste wordt verminderd.
1
, Economische behoeften zijn de verlangens van de mens waaraan hij/zij
slechts kan voldoen door het inzetten van schaarse middelen. Behoeften
uiten zich door een ervaring van een tekort. Behoeften zijn immaterieel.
1) Primaire behoeften:
Aangeboren, niet aangeleerd.
Sterk verbonden met het lichamelijk zijn.
Vb.: eten, drinken, seks, onderdak, slaap, beweging, …
2) Secundaire behoeften:
Aangeleerd, niet aangeboren.
Sterk sociaal georiënteerd.
Vb.: behoefte aan cultuur, onderwijs, ontspanning, …
3) Tertiaire behoeften:
Behoeften naar luxe.
Vb.: behoefte aan verre reizen, hippe wagen, merkkledij, …
Behoeften evolueren in de tijd.
We nemen aan dat de behoeften onbeperkt zijn.
Duurzame ontwikkeling (extra) komt tegemoet aan de noden van het
heden zonder de behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in
het gedrang te brengen (= Brundtlandt-defenitie).
Zowel intragenerationeel (heden), als intergenerationeel
(toekomst).
3 pijlers: Economie, Milieu en welzijn.
Keuze:
Voordelen: Voldoen aan behoefte.
Nadelen: ingezette middelen zijn niet meer beschikbaar (incl.
opportuniteitskost).
Opportuniteitskost is de niet gerealiseerde opbrengst van het best
mogelijke alternatief voor de gemaakte keuze. Het economische begrip
‘kost’ is niet gelijk aan de boekhoudkundige kost. (Vb.: zie slides).
De opportuniteitskost is vaak het belangrijkste deel van de
economische totaalkost.
Economische winst = opbrengsten – economische kosten
(waaronder opportuniteitskosten).
Marginaliteit:
2
, 1) Marginale kost (MK): Bijkomende kost voor een bijkomende
eenheid inspanning, output of productie.
2) Marginale opbrengst marginale baten (MO/MB): Bijkomende
opbrengst voor een bijkomende eenheid inspanning, output of
productie.
Waar MK=MO wordt vaak een economisch evenwicht gevonden.
Mental shortcut is een eerder intuïtieve beslissingsregel door het
onvermogen om alle informatie te verwerven of doordat relevante
informatie ontbreekt. (Vb.: P.26 boek). Beslissingen op basis van
gewoontes, advies van derden, verwachtingen, omstandigheden, …
Ceteris paribus betekent letterlijk ‘het overige gelijk blijvend’. Wanneer
men deze term gebruikt, wordt hiermee bedoeld dat de factoren die in
het onderzoek buiten beschouwing worden gelaten niet wijzigen.
Perfecte informatie veronderstelt dat alle economische agenten op
hetzelfde moment volledig op de hoogte zijn van alle belangrijke
factoren in een economische transactie. In werkelijkheid is er meestal
imperfecte en asymmetrische info (kosten bij producent?,
betalingsbereidheid koper?, kwaliteit?, …).
Wetenschappelijke benadering: hier wordt gebruik gemaakt van
modellen, een vereenvoudiging van de werkelijkheid zodat we de
complexe werkelijkheid kunnen begrijpen en volgende aannames:
1) Behoeften zijn onbeperkt.
2) Economische agenten kiezen rationeel (consistent handelen op
basis van rede).
3) De optimale keuze is waar MO=MK.
4) Keuzes worden gemaakt uit eigenbelang.
5) Er wordt rekening gehouden met verlies van beste alternatief.
6) Ceteris paribus.
7) Perfecte informatie.
Productiefactoren (PF): Schaarse middelen die producenten inzetten om
tot een productie te komen. (Kapitaal, Arbeid & Natuur).
Intermediaire goederen: Verwerkte grondstoffen, hulpstoffen, half-
afgewerkte producten,… die een verdere verwerking vergen.
Economische goederen: Materiële zaken of immateriële prestaties die
ontstaan uit de inzet van PF.
3
, Productiemogelijkhedengrens (PMG): een curve die de maximale
productie van combinaties van twee goederen voorstelt bij stabiele
productiefactoren en technologie. De PMG geeft voor elk
productieniveau van een bepaald goed weer hoeveel er maximaal van
een ander goed kan geproduceerd worden, gegeven de PF en de
productiviteit.
Productiviteit geeft het verband weer tussen de gerealiseerde output en
de daartoe ingezette PF.
Pareto-efficiëntie: Alle PF worden optimaal ingezet = Kan niet meer
produceren van het ene goed zonder afname van het andere goed.
(pareto-inefficiëntie is omgekeerde).
Heterogeniteit PF: De PF zijn verschillend. Ze dragen op elk op hun eigen
en variërende wijze bij aan de productie.
Economische groei is de toename van de economisch activiteit.
Economische kringloop is een schematisch model van de werking van de
economie als systeem. Ze illustreert de relaties tussen de verschillende
economische agenten.
Recessie: Een tijdelijke afname van het niveau van de economische
activiteit die minstens twee kwartalen aanhoudt.
Commons (of gemeenschapsbezit) zijn hulpbronnen die toegankelijk zijn
voor alle leden van een groep of samenleving.
1) Beschikbare vrij toegankelijke natuurlijke hulpbronnen: bos,
visgrond, gezonde lucht, proper water, …
2) Gecreëerde vrij toegankelijke middelen: voedselbedeling, …
3) Gedeelde middelen: Wikipedia, open source software, culturele
teksten/afbeeldingen.
Deze bronnen kunnen in privé-eigendom zijn, maar eigenaar geeft
ze voor gebruik vrij aan de maatschappij.
Donut economie/ circulaire economie is een economisch systeem
waarin geen grondstofvoorraden worden uitgeput en waarin
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper antoonspinoy. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.