100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 'Het Nederlands strafprocesrecht', Strafprocesrecht (RGBUSTR012) €5,49   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 'Het Nederlands strafprocesrecht', Strafprocesrecht (RGBUSTR012)

 26 keer bekeken  3 keer verkocht

Deze samenvatting bevat de stof van week 1 t/m 7. De volgende hoofdstukken zijn in de samenvatting opgenomen: hoofdstuk 1, 2 (paragraaf 1 t/m 2.6 en 2.8 t/m 2.9), 3, 4 (paragraaf 4.1 t/m 4.5, 4.7, 4.9, 4.11 t/m 4.12), 10 (paragraaf 10.1 t/m 10.15), 11 (paragraaf 11.1 t/m 11.6), 12 (paragraaf 12.1 ...

[Meer zien]

Voorbeeld 3 van de 24  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1, 2 (paragraaf 1 t/m 2.6 en 2.8 t/m 2.9), 3, 4 (paragraaf 4.1 t/m 4.5, 4.7, 4.9, 4.11 t/
  • 10 april 2021
  • 24
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (54)
avatar-seller
veerlejo
Samenvatting Strafprocesrecht

Week 1
Hoofdstuk 1
In de strafrechtspleging staat optreden tegen onrecht dat wordt of is begaan centraal.
Wederrechtelijke gedragingen is het object van strafrechtspleging. In het strafecht gaat het om
sanctioneren van wederrechtelijk gedrag (sanctierecht). Dit betekent dat het pas tot leven komt als
daadwerkelijk wordt gesanctioneerd. Daartoe moet de voorgeschreven procedure worden gevolgd.
Het strafproces is de noodzakelijke schakel tussen het strafbaar feit en de door de rechter op te
leggen sanctie. Het strafecht beschikt over een special sanctie: de straf. Dit is primair gericht op
herstel van onrecht. De straf is non-reparatoir; het concreet aangedane onrecht wordt door de straf
niet gerepareerd. De straf is in eerst plaats op speciale en generale preventie gericht: zorgen dat de
dader en derden in de toekomst van dit of dergelijke gedrag worden afgehouden.
Onder de term strafrecht ressorteren drie grote onderdelen: het materiële strafrecht (welke
gedragingen onder welke omstandigheden strafbaar zijn), het strafprocesrecht (hoe en door wie
onderzocht wordt of een strafbaar feit is begaan en door wie en naar welke maatstaven daarover en
over de daaraan te verbinden strafrechtelijke sancties wordt beslist) en het penitentiaire recht
(welke de strafrechtelijke sancties zijn en door wei deze ten uitvoer worden gelegd).
Het strafproces dient er toe om te onderzoeken of er inderdaad een strafbaar feit heeft
plaatsgevonden, en als dat zo is, of dat ook aanleiding geeft tot reactie. Daartoe zijn bevoegdheden
toegekend aan functionarissen. De bevoegdheden zijn steeds geclausuleerd. De
bevoegdheidstoedeling gaat steeds gepaard met beperkingen (ambivalentie van het
strafprocesrecht). Door de bevoegdheidstoedeling en de gelijktijdige begrenzing ervan schept de
wetgever een stelsel waarbinnen de strafvordering moet functioneren. Dat stelsel wordt mede
bepaald door de grenzen die aan mensenrechter verdragen worden ontleend. Daarnaast stelt het
geschreven en ongeschreven recht grenzen.

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het accusatoir en inquisitoire proces. In het
accusatoir proces strijden twee gelijkwaardige partijen met elkaar ten overstaan van een passieve
rechter. In het inquisitoire proces is justitie actief op zoek naar de waarheid. Hier verschijnen de
vervolger en de beschuldigde tegenover elkaar. De beschuldigde is geen gelijkwaardige procespartij.
Het strafproces is gematigd accusatoir, omdat de verdacht in de beginfase vooral object van
onderzoek is en als zodanig de uitoefening van dwangmiddelen heeft te dulden. Hij heeft daarbij
overigens wel bevoegdheden om zich weer te stellen tegen de hantering van dwangmiddelen ten
opzichte van hem. Tijdens het onderzoek heeft het proces een meer accusatoir karakter. Dan wordt
de verdachte in hoofdzaak op gelijke voet met he openbaar ministerie behandeld. Van gelijke
procespartijen is echter geen sprake.
Het hoofddoel van het strafproces is de juiste toepassing van het materiële strafrecht te realiseren,
opdat schuldigen worden gestraft en onschuldigen niet. Daarnaast zijn er nevendoelen: speciale en
generale preventie, voorkomen eigenrichting, orde scheppen en genoegdoening voor het slachtoffer.

Hoofdstuk 2 (paragraaf 1 t/m 2.6)
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel is in art. 1 Sv neergelegd: ‘strafvordering heeft alleen plaats op
de wijze bij de wet voorzien’. Dit is te onderscheiden van het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel: ‘geen
feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling (art. 1 Sr). Een
nationale wet die dit principe zou ondergraven, moet buiten toepassing blijven (art. 94 Gw).
Tezamen beogen beide bepalingen de democratische strafrechtspleging te verzekeren. Die vormt
een zekere waarborg voor de vrijheid van het individu. De grondslag van het strafvorderlijk
legaliteitsbeginsel is gelegen in de rechtszekerheid van de burger.
In art. 1 Sv, ander dan in art. 1 Sr, wordt op een wet in formele zin gedoeld. Alleen in de zware
procedure die geldt voor de totstandkoming van wetten in formele zin, mag strafprocesrecht worden

,vastgesteld. De wet in formele zin beidt in abstracto meer bescherming tegen inbreuken op echten
en vrijheden van de burger en tegen onevenwichtige procedureregels dan andere regelingen.
Art. 1 Sv zegt niet dat de wijze van strafvordering in de wet (in formele zin) moet zijn bepaald. Het
duidt erop dat delegatie is toegestaan. De vraag rijst of geen terughoudendheid dient te worden
betracht met delegatie. Art. 1 Sv en art. 107 Gw eisen dat het strafprocesrecht zoveel mogelijk door
de wetgever in formele zin wordt bepaald. Met de delegatiemogelijkheid moet voorzichtig worden
omgesprongen.

De term strafvordering omvat de opsporing, de vervolging en de tenuitvoerlegging. Daaraan kan het
rechterlijk handelen in strafzaken worden toegevoegd. Strafvordering omvat niet allen de wijze van
procederen in strafzaken, maar ook de organisatie van de bij de strafrechtspleging betrokken
organen. Bijvoorbeeld de competentie van diverse rechterlijke colleges. Die competentie dient in de
wet te zijn geregeld. het is aan de wetgever om duidelijke strafvorderlijke regels te scheppen. De
verdachte dient te kunnen weten welke zijn procespositie is en wie zijn rechter is.
Het opsporingsbegrip markeert het beginpunt van de strafvordering. Volgens art. 132a Sv wordt van
opsporing gesproken indien er sprake is van een ‘onderzoek in verband met strafbare feiten onder
gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Het Wetboek van Strafvordering voorziet ten aanzien van uiteenlopende bevoegdheden in een
specifiek wettelijke regeling. Er zijn echter ook meer algemene wettelijke grondslagen aan te wijzen.
Daarbij ka in het bijzonder worden gewezen op art. 3 Politiewet, waarin als taakstelling van de politie
is opgenomen: ‘te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van
hulp aan hen die deze behoeven’. Een enigszins verglijkbare bepaling is art. 141 Sv, waarin wordt
aangegeven welke functionarissen zijn belast met opsporing. Daarmee wordt ook een zekere
taakstelling geformuleerd. Volgens jurisprudentie legitimeren art. 3 Politiewet en art. 141 Sv
niettemin tot geringe inbreuken op grondrechten van personen. Art. 3 Politiewet en art. 141 Sv
schieten als grondslag tekort indien de inbreuk die op een grondrecht wordt gemaakt een meer dan
beperkte is of wanneer sprake is van een handelwijze die zeer risicovol is voor de integriteit en
beheersbaarheid van de opsporing.

Uitgangspunt is dat de wettelijke regeling van de strafvordering exclusief is, dat het systeem van de
strafvordering gesloten is. Dit staat niet in de weg aan administratieve regels die de wettelijke
voorschriften nader vormgeven.
Het Wetboek van Strafrecht geeft soms veel ruimte aan de rechter en de strafrechter neemt deze
ruimte zelf ook weleens. Het uitgangspunt is in elk geval dat sprake is van een vrij strikte binding aan
de wet.
De rechtszekerheid en de kwaliteit van de wetgeving spelen een grote rol bij de bepalingen die
inbreuken op rechten en vrijheden van burgers toestaan. Er moet van worden uitgegaan dat de
wetgever die grenzen weloverwogen heeft vastgesteld. In zoverre is de interpretatievrijheid bij
dwangmiddelen gering.

De belangrijkste formele rechtsbron van het Nederlands strafprocesrecht is het Wetboek van
Strafvordering. Dit wetboek regelt het gehele strafproces. Belangrijke strafprocesrechtelijke
bepalingen treft men ook aan in de Wet RO. De organisaties van het openbaar ministerie en de
bezetting van de rechterlijke colleges zijn onderwerpen ie in deze wet zijn geregeld. De Grondwet
bevat verscheidene bepalingen die voor het strafprocesrecht relevant zijn.

Hoofdstuk 3
Aan het Nederlandse strafprocesrecht liggen bepaalde uitgangspunten ten grondslag. Een zeer
belangrijk uitgangspunt is de onafhankelijkheid van de rechter. Die onafhankelijkheid betekent in
eerste plaats onafhankelijkheid van de uitvoerende macht. De rechter moet ook onpartijdig zijn. dit
betekent dat hij geen speciale binding mag hebben met een van de procespartijen en ook niet
vooringenomen mag zijn of de schijn daarvan oproepen.

, Aan het openbaar ministerie komt een vervolgingsmonopolie toe. Dat wil zeggen dat alleen het
openbaar ministerie strafzaken bij de strafrechter mag aanbrengen. Het openbaar ministerie heet op
basis van het opportuniteitsbeginsel de vrijheid uit het aanbod van strafzaken een selectie te maken
van zaken die zich lenen voor vervolging. Daarbij kan het vervolgens kiezen voor een bepaalde wijze
van vervolging. Tussen het aanbrengen bij de rechter en het niet-vervolgen (seponeren) staan het
transactieaanbod en de strafbeschikking. Bij de transactie wordt de zaak vooralsnog niet bij de
rechter aangebracht, maar wordt de verdachte voorgeteld e vervolging te voorkomen door aan
bepaalde transactievoorwaarden te voldoen. Bij de strafbeschikking legt het openbaar ministerie een
straf op die onherroepelijk wordt indien de verdacht zich niet tijdig daartegen verzet. Alleen in het
laatste geval komt de zaak bij de rechter terecht.
Art. 1 bepaalt dat strafvordering alleen op de bij de wet voorziene wijze plaats heeft. Dit is het
uitgangspunt van de strafvorderlijke legaliteit. Het biedt een zekere bescherming tegen
strafvorderlijke willekeur en beschermt de vrijheid van de burger.
Het strafprocesrecht omvat allerlei ingrijpende bevoegdheden. De wetgever heeft ‘drempels’ voor de
toepassing van strafvorderlijke bevoegdheden geïntroduceerd. Ter zake van de bijzonder
opsporingsbevoegdheden geldt dat ook sprake kan zijn van verdenking dat in georganiseerd verband
bepaalde ernstige misdrijven worden beraamd. In verband met de bestrijding van terrorisme laat de
wetgever toe dat sommige van de bijzondere opsporingsbevoegdheden reeds worden toegepast bij
het bestaan van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf. Dat er telkens sprake moet zijn van de
‘klassieke’ verdenking dat een strafbaar feit is gepleegd, is dus geen uitgangspunt gebleken.
Niettemin geldt nog steeds dat het niet is toegestaan zomaar strafprocesrechtelijke bevoegdheden te
hanteren.
Art. 6 lid 2 EVRM en art. 14 lid 2 IVBPR bepalen dat eenieder die wordt beschuldigd van een strafbaar
feit voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld overeenkomst de wet is bewezen
(praesumptio innocentiae, onschuldpresumptie).
Daarnaast is er het beginsel van hoor en wederhoor. De rechter moet de verdachte en het openbaar
ministerie bijna steeds de gelegenheid geven hun standpunten naar voren te brengen.

Men kan wel aan de verachte allerlei rechten toekennen, maar als hij die rechten niet kent, heet hij
daar weinig aan. Om die reden is een behoorlijke strafrechtspleging gebaat bij een goed geregelde
rechtsbijstand. Inmiddels heeft de wetgever ook voorzien in onder meer het recht op bijstand tijdens
het politieverhoor (art. 28d Sv).
Indien de betrokkenen elkaar niet kunnen verstaan in de strafprocedure, moet er worden gezorgd
voor een behoorlijke vertolking en vertaling.
Een volgend uitgangspunt is het zwijgrecht van de verdachte. De verdachte die wordt verhoord,
heeft niet de plicht te antwoorden, hij behoeft zichzelf verbaal niet te belasten. Voorafgaand aan het
verhoor moet hem dat ook worden meegedeeld (art. 29 lid 2 Sv). Dit is een uitvloeisel van het verbod
van pressie-uitoefening (art. 29 lid 1 Sv).
Interne openbaarheid ziet op de toegankelijkheid van het onderzoek voor alle procesdeelnemers.
Het behelst dat de partijen in elk geval tijdens het onderzoek ter terechtzitting alle processtukken
kennen. Externe openbaarheid ziet op de toegankelijkheid van het onderzoek er terechtzitting ende
uitspraak voor de rechtsgenoten. Daarmee wordt een zekere controle op de rechtspleging mogelijk.
In het verlengde van de eis van externe openbaarheid ligt die van motivering (art. 121 Gw en art. 359
Sv).
Het onmiddellijkheidsbeginsel houdt in dat de zittingsrechter recht doet op basis van materiaal dat
ter zitting door hemzelf of ten overstaan van hem naar voren is gebracht. Het
onmiddellijkheidsbeginsel komt tot op zeker hoogt in uitdrukking in art. 348 en 350 Sv). Het
onmiddellijkheidsbeginsel zou ook in een meer materiële zing kunnen worden verstaan, waarbij dan
uit het beginsel de eis wordt afgeleid dat voor het bewijs alleen gebruik mg worden gemaakt van
verklaringen van verdachten, getuigen en deskundigen die door de beslissende rechter zelf ter zitting
zijn gehoord.

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veerlejo. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67866 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,49  3x  verkocht
  • (0)
  Kopen