Samenvatting Psychologie; Een inleiding
Hoofdstuk 1: Geest, gedrag en psychologische wetenschap
Psychologie: Wetenschap van gedrag en mentale processen. Afkomstig uit het Oud Grieks. Psyche betekent
‘geest’. ‘Ologie’ betekent ‘gebied van studie’. Studie van de geest.
Experimenteel psychologen: psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische processen – in
tegenstelling tot een toegepast psycholoog.
Docent psycholoog: psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op bijvoorbeeld een hbo- of
bacheloropleiding of aan een universiteit.
Toegepast psychologen: psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis gebruikt om
problemen van mensen op te lossen.
Psychiatrie: een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling en mentale stoornissen.
Pseudopsychologie: niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke waarheden
worden gepresteerd.
6 vaardigheden voor kritisch denken
4. Wat is de bron?
5. Is de bewering redelijk of extreem?
6. Wat is het bewijsmateriaal?
Hiervoor is wetenschappelijk bewijs niet, anekdotische bewijsmateriaal is niet voldoende.
7. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
Bias: een vooroordeel, vervorming of vertekening van een situatie, meestal op basis van persoonlijke ervaringen
en waarden.
Emotionele bias: de neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens, in plaats van op een
rationele analyse van het bewijsmateriaal.
Confirmation bias (bevestigingsbias): de neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of
te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
Expectacy bias (verwachtingsbias): de waarnemer staat toe dat zijn of haar verwachtingen de resultaten van
een onderzoek beïnvloeden.
Om bias te voorkomen:
Placebo: substantie die op een medicijn lijkt, maar het niet is.
Dubbelblindonderzoek: experimentele procedure waarbij zowel de onderzoekers als de proefpersonen niet
weten wie welke onafhankelijke variabele krijgt toegediend.
8. Worden veel voorkomende denkfouten vermeden?
9. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken nodig?
6 belangrijkste perspectieven van de psychologie
1. Biologisch perspectief: het psychologische perspectief dat de oorzaken van gedrag zoekt in het
functioneren van de genen, de hersenen en het zenuwstelsel en hormoonstelsel.
Neurowetenschap: het vakgebied dat zich richt op begrip van de hersenen, gedachten, gevoelens, motieven,
bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen creëren.
Evolutionaire psychologie: een relatief nieuw specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale processen
beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en voortplanting. (Charles Darwin)
Begin van de wetenschappelijke psychologie……
Introspectie: beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen. (Wundt)
Structuralisme: historische stroming binnen de psychologie die de basisstructuren van de geest en de
gedachten trachtte te ontrafelen. Structuralisten zochten de ‘elementen’ van de bewuste ervaring. (Tichener)
Gestaltpsychologie: het geheel is meer dan de som van de delen. De ervaring van ons bewustzijn is meer dan
simpelweg de som van de delen daarvan.
Functionalisme: historische stroming binnen de psychologie die meende dat psychische processen het beste
begrepen kunnen worden in het licht van hun adaptieve nut en functie.
2. … en het moderne cognitieve perspectief: een van de belangrijkste psychologische perspectieven,
waarbij de nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen
van informatieverwerking.
, 3. Behavioristische perspectief: een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt
in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
Behaviorisme: een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een objectieve wetenschap te
maken die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale processen).
Een groot verdienste is dat nu veel beter wordt begrepen dat krachten vanuit de omgeving van invloed zijn op het
menselijk vermogen om te leren, handeling en consequentie.
4. Perspectieven vanuit de gehele persoon (‘whole person’): een aantal psychologische perspectieven
die draaien om een globaal inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische psychologie,
humanistische psychologie en psychologie van karaktertrekken en temperament.
§ Psychodynamische psychologie: een benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het
menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens, herinneringen en conflicten.
Psychoanalyse: een benadering van de psychologie die is gebaseerd op de veronderstellingen van Freud, die
de nadruk legt op onbewuste processen. De term verwijst zowel naar Freuds psychoanalytische theorie als naar
zijn psychoanalytische behandelmethode.
§ Humanistische psychologie: een klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden,
groei, potentie en vrije wil van de mens. Vanuit het humanistische perspectief hebben de
opvattingen die je hebt over jezelf en je fysieke en emotionele behoeften allemaal invloed op je
gedachten, emoties en behandelingen, die op hun beurt allemaal invloed hebben op de ontwikkeling
van je potentieel. (Maslow)
§ Psychologie van karaktertrekken en temperament: een psychologisch perspectief dat gedrag en
persoonlijkheid ziet als de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
6. Het ontwikkelingsperspectief: een van de zes belangrijke perspectieven van de psychologie, dat zich
onderscheidt door de nadruk op erfelijkheid en omgeving, en op voorspelbare veranderingen die zich
voordoen tijdens de levensloop.
7. Sociocultureel perspectief: Sociale en culturele invloeden kunnen de invloed overstemmen van alle
andere factoren die gedrag beïnvloeden.
Cultuur: een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities die wordt ontwikkeld door een
groep mensen en die wordt gedeeld met anderen in dezelfde omgeving.
Cross cultureel psycholoog: een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de manieren
waarop psychologische processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
Holisme: visie die totaliteit belangrijker vindt dan de som der delen.
,Tabel 1: de zes perspectieven van de psychologie
PERSPECTIEF IDEE WAT BEPAALT GEDRAG WIE
Biologisch perspectief Het lichaam kan apart van de De hersenen, René Descartes
geest worden bestudeerd zenuwstelsel, endocriene
stelsel (hormoonstelsel) en
genen.
Cognitief perspectief De wetenschappelijke Iemands unieke patroon Wilhelm Wundt en
methode kan worden van waarnemingen, William James
gebruikt om de geest te interpretaties,
bestuderen. verwachtingen,
overtuigingen en
herinneringen.
Behavioristisch Psychologie moet de De prikkels in onze John Watson en
perspectief wetenschap van omgeving en de B.F. Skinner
observeerbaar gedrag zijn, voorgaande consequenties
niet van mentale processen. van ons gedrag.
Perspectief van de Psychodynamische Processen in onze Sigmund Freud
gehele person (‘whole psychologie: persoonlijkheid onbewuste geest
person’) en psychische stoornissen
komen voort uit processen in
het onbewuste.
Humanistische psychologie: Onze aangeboren behoefte Carl Rogers en
psychologie moet de nadruk om te groeien en ons Abraham Maslow
leggen op menselijke groei potentieel zo goed mogelijk
en potentieel in plaats van op te verwezenlijken,
psychische stoornissen.
Psychologie van Unieke De oude Grieken
karaktertrekken en persoonlijkheidskenmerken
temperament: individuen die in de tijd en in alle
kunnen worden begrepen in situaties consistent zijn.
termen van hun temperament
en blijvende karaktertrekken.
Ontwikkelingsperspectief Mensen veranderen als De interactie tussen Mary Ainsworth,
gevolg van een interactie erfelijkheid en omgeving, Jean Piaget en vele
tussen erfelijke die zich het hele leven door anderen
eigenschappen en de uit in voorspelbare
omgeving patronen.
Sociocultureel Sociale en culturele De kracht van de situatie Stanley Milgram,
perspectief invloeden kunnen de invloed Philip ZImbardo en
overstemmen van alle vele anderen
andere factoren die gedrag
beïnvloeden.
Wetenschappelijke methode: een uit vier stappen bestaande procedure voor empirisch onderzoek van een
hypothese, waarbij de omstandigheden zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden
uitgesloten.
Empirisch onderzoek: onderzoeksbenadering waarbij gegevens worden verzameld door middel van objectieve
informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische ervaring en observatie. (‘empirisch’: op basis van
ervaring)
Theorie” een toetsbare verklaring voor een aantal feiten en observaties.
De 4 stappen van de wetenschappelijke methode
1. Een hypothese ontwikkelen
Hypothese: voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek; een bewering over de relatie
tussen variabelen in een onderzoek.
Operationele definitie: objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk onderzoek hoort.
, 2. Objectieve data verzamelen
Experimentele conditie: omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de speciale
behandeling worden blootgesteld.
Experimentele groep: proefpersonen die worden blootgesteld aan de speciale behandeling die men onderzoekt.
Controleconditie: omstandigheden waaraan de leden van de controlegroep tijdens het experiment worden
blootgesteld.
Controlegroep: proefpersonen die worden gebruikt als vergelijkingsmateriaal naast de experimentele groep.
3. De resultaten analyseren
Repliceren: een onderzoek opnieuw uitvoeren om te zien of dezelfde resultaten worden verkregen. Om bias uit
te sluiten wordt replicatie vaak gedaan door iemand anders dan de onderzoeker die het oorspronkelijke
onderzoek uitvoerde.
4. De resultaten publiceren, bekritiseren en repliceren
Correlatieonderzoek: vorm van onderzoek waarbij de relatie tussen variabelen wordt bestudeerd zonder een
onafhankelijke variabele in een experiment te manipuleren. Uit correlatieonderzoek kan geen
oorzaakgevolgrelatie worden afgeleid. (Denk hierbij aan het onderzoeken van een reactie op giftige verf). Je gaat
in feite op zoek naar een ‘experiment’ dat al toevallig, onopzettelijk, heeft plaatsgevonden in de wereld buiten het
laboratorium. Nadeel: je zal nooit zeker weten of de groepen werkelijk op alle vlakken vergelijkbaar zijn.
Geen correlatie: een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen geen relatie hebben met elkaar.
Coëfficiënt = 0.
Positieve correlatie: een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen tegelijkertijd in dezelfde richting
variëren, als de ene variabele groter of kleiner wordt, verandert de andere in dezelfde richting.
Negatieve correlatie: een correlatiecoëfficiënt die aangeeft dat de variabelen tegelijkertijd in verschillende
richtingen variëren, als de ene variabele groter wordt, wordt de andere kleiner.
Survey: techniek die wordt gebruikt bij correlatieonderzoek. In een survey wordt mensen gevraagd te reageren
op een van tevoren vastgestelde lijst van mondeling gepresenteerde kwesties.
Natuurlijke observaties: vorm van correlatieonderzoek waarbij gedrag van mensen of dieren in hun eigen
omgeving wordt geobserveerd. Voordelen: je ziet gedragingen zoals ze zich op natuurlijke wijze voordoen. Dit
levert inzichten die je niet krijgt in een laboratorium. Nadelen: je hebt geen controle over de omgeving, wat
causale conclusies onmogelijk maakt. Kost een hoop tijd en geld.
Gevalstudie: onderzoek van een enkel object (of een zeer gering aantal objecten). Voordeel: levert waardevolle
inzichten op die op geen enkele andere manier verkregen kunnen worden. Nadeel: de methode is subjectief en
conclusies zijn door de geringe omvang van de onderzochte groep niet automatisch van toepassing op andere
individuen.