Forensische Psychopathologie Hoorcollege Aantekeningen
Hoorcollege 1 Inleiding – 16 februari 2021 Blz. 2
Hoorcollege 2 Het juridisch kader – 17 februari 2021 Blz. 5
Hoorcollege 3 Psychotische stoornissen – 22 februari 2021 Blz. 9
Hoorcollege 4 Stemming, Angst en PTSS – 23 februari 2021 Blz. 14
Hoorcollege 5 Persoonlijkheidsstoornissen en Psychopathie – 3 maart 2021 Blz. 20
Hoorcollege 6 Autisme en andere ontwikkelingsstoornissen – 9 maart 2021 Blz. 25
Hoorcollege 7 Waarheen met de Parafilieën – 10 maart 2021 Blz. 28
Hoorcollege 8 Verslaving – 16 maart 2021 Blz. 34
Hoorcollege 9 Cultuursensitiviteit – 17 maart 2021 Blz. 38
Hoorcollege 10 Stoornissen in de Impulsiviteit – 31 maart 2021 Blz. 41
Hoorcollege 11 Zwakbegaafdheid, IQ en testonderzoek – 6 april 2021 Blz. 45
Hoorcollege 12 TBS in getal – 7 april 2021 Blz. 49
~1~
,1 HOORCOLLEGE 1 “INLEIDING” – 16 FEBRUARI 2021
1.1 DE DSM-V
Wanneer er een nieuwe DSM komt, moeten alle boeken over psychologie en psychiatrie eigenlijk worden
herzien. De hoop voor de DSM-V was dat er biologische parameters in zouden komen; er was veel optimisme
over dat we aan de vooravond stonden van een doorbraak binnen de biologische achtergrond van mentale
stoornissen zoals schizofrenie en bipolaire stoornissen. Dit gebeurde echter niet, en dit is ook te zien in de DSM-
V aangezien er daarin geen biologische parameters zijn opgenomen. Dit was een teleurstelling omdat het
wellicht op deze manier beter is om diagnostiek uit te oefenen, maar ook omdat deze biologische kennis over de
stoornissen ertoe zou leiden dat er goede behandelingen kunnen worden opgesteld. Wanneer het gaat om zeer
publieke zaken of zaken die uitgebreid aan bod komen in de media, is het lastig om vanuit de psychiatrie
opmerkingen te maken als je niet beschikking hebt over alle informatie.
1.2 WAT MAAKT IETS EEN PSYCHIATRISCHE STOORNIS?
Wat in de DSM-V staat, omvat alle stoornissen die in de GGZ worden geclassificeerd; een psychische stoornis
is dus wat er in de DSM-V staat. Echter, de wedervraag is “wat bepaalt welke dingen/stoornissen in de DSM
komen?”. De DSM-V definieert een psychische stoornis als syndroom, gekenmerkt door klinisch significante
symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een
uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag
liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante
lijdensdruk en/of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere belangrijke
bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het overlijden van een
dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische stoornis. Sociaal deviant
gedrag (politiek, religieus of seksueel bijvoorbeeld) en conflicten die zich vooral afspelen tussen een individu en
de maatschappij zijn geen psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van
disfunctioneren van het individu, zoals in het voorgaande wordt beschreven. De helft van deze definitie wordt
besteed aan beschrijven wat er niet valt onder een psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag; het labelen van
iemand die psychische ziek is, geeft de staat ontzettend veel macht om dit individu af te scheiden van de rest van
de bevolking. In Nederland is de TBS hier een goed voorbeeld van, waarbij het belangrijk is om rekening te
houden met het feit dat TBS verlengd kan worden en een grote inbreuk maakt in het leven van een individu.
Er bestaan verschillende soorten stoornissen:
Psycho-organische stoornissen, o.a. dementie.
o Deze stoornissen liggen op het grensvlak psychiatrie en neurologie.
o Kenmerkend voor dementie en delirium is dat er bepaalde momenten zijn waarin het
bewustzijn aanzienlijk verlaagt en er is sprake van desoriëntatie. Hiervoor kan antipsychotica
worden voorgeschreven (Haloperidol).
o Dit kan ook voorkomen bij mensen met tumoren in hun brein.
Stoornissen alcohol/drugs.
Schizofrenie/psychosen.
Stemmingsstoornissen.
o Depressie is een van de meest bekende voorbeelden van deze stoornissen. Een heel aantal
mensen zullen gedurende hun leven minimaal een depressieve episode krijgen.
o Dit is verspreid over de hele wereld.
o Depressie heeft een impact op de mensen zelf, de mensen om hen heen, en op de economie.
o Een manie is een ander welbekend voorbeeld.
Angststoornissen.
o Mensen met fobieën kunnen prima worden behandeld in de basiszorg vandaar dat deze
mensen niet veel voorkomen in de gespecialiseerde zorg.
o PTSS is in de DSM-V overgeheveld naar een trauma gerelateerde groep, maar binnen
bepaalde poli worden mensen met deze stoornis geholpen binnen angst gerelateerde
afdelingen.
Eetstoornissen.
~2~
, Seksuele stoornissen.
o Een voorbeeld is een pedofiele stoornis (dit is anders dan pedofilie).
Slaapstoornissen.
Impulscontrole stoornissen.
o Hieronder valt pyromanie.
Persoonlijkheidsstoornissen.
o Hieronder valt borderline.
o Antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt door het strafrecht als zeer ernstig ervaren. Een
van de eisen voor een diagnose hiervan is ook dat men in contact is gekomen met het
strafrecht.
Stoornissen bij kinderen en adolescenten.
o ADHD, gedragsstoornis en autisme.
1.3 HET BREIN
Een psychose is een stoornis in de realiteitstoetsing:
Hallucinaties draaien om gewaarwordingen in de sensorische modaliteiten; het horen van stemmen is
dus een hallucinatie. Er kunnen hallucinaties worden waargenomen door het zien, horen, ruiken,
voelen, en proeven van dingen.
Wanen draaien om dingen waarvan je denkt dat ze werkelijkheidswaarde hebben en waaraan wordt
vastgehouden ondanks bewijs van het tegendeel; dit wordt niet gedeeld met een groep.
Mensen met schizofrenie hebben een psychose gehad, hebben die nog steeds, of de psychose wordt hernieuwd.
Het functioneren van deze mensen is (sterk) verminderd en het duurt langer, wat wil zeggen dat er vaak elkaar
opvolgende psychotische episoden plaatsvinden zonder (volledig) herstel. Schizofrenie is niet een meervoudige
persoonlijkheidsstoornis. Wanneer alcohol of drugsgebruik bij een stoornis komt kijken, neemt het risico op
recidive extreem toe. Deze psychoactieve stoffen hebben directe gevolgen, namelijk dat een individu onder
invloed raakt of intoxicatie wordt, maar er kan ook afhankelijkheid ontstaan en hersenschade. Dit allemaal kan
leiden tot relevante gedragsveranderingen en deze factoren kunnen door elkaar heen spelen. Iemand met
hersenschade kan nog steeds afhankelijk zijn of onder invloed van iets. Psychoactieve stoffen kunnen ook leiden
tot psychose.
Culpa in causa betekent dat een individu zelf schuld heeft bij het plegen van een strafbare handeling. Dit komt
met name tot uiting bij gevallen waarin iemand een delict heeft gepleegd terwijl hij dronken was; het is hierbij
van belang dat men vrijwillig zichzelf in die staat heeft laten komen. Wanneer er sprake is van alcoholisme of
een verslaving, wordt culpa in causa al lastiger vast te stellen.
1.4 STEMMING
Stemming is iets dat bij veel mensen op en neer kan gaan. De vraag is dan echter wanneer je kan spreken over
een pathologische stemmingsdaling. De DSM-5 heeft een aantal criteria opgesteld om te kunnen spreken over
een depressieve stemming/pathologische stemmingsdaling, namelijk:
A. Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig
geweest en wijzen op een verandering ten opzichte van het eerdere functioneren;
a. Depressieve stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag.
b. Duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende het
grootste deel van de dag, bijna elke dag
c. Duidelijke gewichtsvermindering zonder dat dieet gehouden wordt of gewichtstoename
(bijvoorbeeld meer dan vijf procent van het lichaamsgewicht in één maand), of bijna elke dag
afgenomen of toegenomen eetlust.
d. Insomnia (slapeloosheid) of hypersomnia (overmatige slaap/slaperigheid) bijna elke dag,
e. Psychomotorische agitatie of remming (waarneembaar door anderen en niet alleen maar een
subjectief gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid), bijna elke dag.
f. Moeheid of verlies van energie, bijna elke dag.
g. Gevoelens (die waanachtig kunnen zijn) van waardeloosheid of buitensporige of onterechte
schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het ziek zijn), bijna elke
dag.
~3~
, h. Verminderd vermogen tot nadenken of concentratie of besluiteloosheid.
i. Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees dood te gaan), terugkerende
suïcidegedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn.
Met betrekking tot manie onderscheidt de DSM-5 de volgende criteria:
A. Een duidelijk herkenbare periode met een abnormale en voortdurend verhoogde, expansieve of
prikkelbare stemming, gedurende ten minste een week [of elke duur indien opname in een ziekenhuis
noodzakelijk is].
B. Tijdens de stemmingsstoornis zijn drie [of meer] van de volgende symptomen [vier indien de stemming
alleen geprikkeld is] voortdurend en in belangrijke mate aanwezig:
a. Opgeblazen gevoel van eigenwaarde of grootheidsideeën.
b. Afgenomen behoefte aan slaap [bijvoorbeeld; voelt zich uitgerust na slechts 3 uur slaap].
c. Spraakzamer dan gebruikelijk of spreekdrang.
d. Gedachtenvlucht of de subjectieve beleving dat de gedachten jagen.
e. Verhoogde afleidbaarheid [d.w.z. de aandacht wordt te gemakkelijk getrokken door
onbelangrijke of niet terzake doende van buiten komende prikkels].
f. Toeneming van doelgerichte activiteit [ofwel sociaal, op het werk of op school ofwel
seksueel] of psychomotorische agitatie.
g. Zich overmatig bezighouden met aangename activiteiten waarbij een grote kans op pijnlijke
gevolgen bestaat [bijvoorbeeld; ongeremde koopwoede, seksuele indiscreties, of zakelijk
onverstandige investeringen].
Je kan jezelf afvragen of het erger is om een stemmingsdaling te ervaren of een stemmingsstijging. Hoewel met
name de extreme voorbeelden (extreem lage of hoge stemming) naar voren komen, zijn er ook mensen die hun
hele leven last hebben van stemmingswisselingen zoals een hypomanie. Hierbij voldoen ze niet aan de volledige
criteria van de DSM-5, maar er is zeker sprake van een verhoogde stemming en in sommige gevallen
daadwerkelijk lijden.
1.5 ANTISOCIALE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS
De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt in de media veel besproken, met name in combinatie met de term
“psychopaat”. De DSM-5 heeft voor deze stoornis de volgende criteria opgesteld:
A. Een diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen vanaf het
15e jaar aanwezig, zoals blijkt uit drie [of meer] van de volgende:
a. Niet in staat zich te conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet
houden zoals blijkt uit het bij herhaling tot handelingen komen die een reden voor arrestatie
kunnen zijn.
b. Oneerlijkheid, zoals blijkt uit herhaaldelijk liegen, het gebruik van valse namen of anderen
bezwendelen ten behoeve van eigen voordeel of plezier.
c. Impulsiviteit of het onvermogen om “vooruit te plannen”.
d. Prikkelbaarheid en agressiviteit, zoals blijkt uit bij herhaling komen tot vechtpartijen of
geweldpleging.
e. Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen.
f. Constante onverantwoordelijkheid zoals blijkt uit het herhaaldelijk niet in staat zijn geregeld
werk te behouden of financiële verplichtingen na te komen.
g. Ontbreken van spijtgevoelens, zoals blijkt uit de ongevoeligheid voor of het rationaliseren van
het feit anderen gekwetst, mishandeld of bestolen te hebben.
B. De leeftijd is ten minste 18 jaar.
C. Er zijn aanwijzingen voor een gedragsstoornis beginnen voor het 15e jaar.
~4~