Eigen risico, eigen schuld?
Waarom het verplicht eigen risico oneerlijk is.
“Remgeld”, zo wordt het verplicht eigen risico, het eerste deel van de zorg dat betaald dient te
worden uit de portefeuille van de patiënt, ook wel genoemd. Het verplicht eigen risico is
ingevoerd om burgers ervan bewust te maken dat zorg alles behalve gratis is, zodat wanneer
burgers behoefte hebben aan zorg zij vooraf eerst zullen afwegen of deze ook daadwerkelijk
nodig is. Met het remgeld hopen de overheid en zorgverzekeraars de collectieve lasten
beperkt te houden (Rijksoverheid, 2020). De vraag is echter of het remmende effect zo
langzamerhand niet té groot wordt. Toen het verplicht eigen risico in 2008 werd ingevoerd
betaalde iedereen minimaal 150 euro, in 2018 is dit een bedrag met 155% toegenomen naar
385 euro (Bulthuis, 2018). Waar voorheen de term “remgeld” gebruikt werd om mensen
kritisch te houden omtrent de consumptie van zorg, zou wellicht nu “stopgeld” een betere
benaming zijn voor de te hoge financiële drempel die het nu is.
Ons zorgstelsel is gebaseerd op het solidariteitsbeginsel waarin de sterkste schouders de
zwaarste lasten zouden moeten dragen. Momenteel is het zo dat een alleenstaande moeder met
een minimaal inkomen van 200 Euro netto per maand (Kuijper, 2019) evenveel ‘remgeld’
moet betalen als bijvoorbeeld Frits Goldschmeding, oprichter van Randstad met een geschat
vermogen van 4.8 miljard euro (Quote, 2019). In mijn ogen is dit oneerlijk en heeft het weinig
te maken met solidariteit. Daarom mijn stelling: de huidige vorm van het verplicht eigen
risico is oneerlijk en moet daarom inkomensafhankelijk worden gemaakt.
Het politieke debat
In de Nederlandse politiek wordt al jaren een discussie gevoerd over wat men aan moet met
het eigen risico. De VVD, een van de liberale regeringspartijen, vindt deze financiële stok
achter de deur een gepaste wijze om mensen zuinig en verstandig met zorg om te laten gaan
(VVD, 2020). Aan de confessionele kant, waaronder het CDA, CU en SGP, is er ook
draagvlak voor het eigen risico, al staan zij wel open voor meer nuance in de verdeling
daarvan (Kuipers, 2016). Mijn stelling laat zich vertalen naar het socialisme, waarvan het
geluid uit de hoek van de SP komt, maar ook van partijen als de PVDA, 50Plus, GroenLinks
en in dit geval ook de PVV en FvD. Deze partijen vinden dat de overheid maatregelen zou
moet nemen om de armere inwoners van Nederland te beschermen tegen een ontoegankelijke
zorg en dat deze ervoor moet zorgen dat de financiële lasten evenredig verdeeld worden
(Kuipers, 2016; Koot, Vermeulen, 2019). De SP is de grootste tegenstander van het huidige
beleid, die ziet dit zorgstelsel met het eigen risico het liefst helemaal van tafel geveegd zodat
het plaats kan maken voor een nationaal zorgfonds (SP, 2020).
Het huidige kabinet, bestaande uit partijen VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie is een
overwegend conservatief en liberaal (rechts) kabinet. Zij hebben als doel gesteld om de
zorgkosten te beperken en betaalbaar te houden (Rijksoverheid, 2017). Zoals eerder vermeld
zou het verplicht eigen risico hierbij moeten helpen als stimulans. Deze gedachte past in het
straatje van het liberalisme omdat deze ervanuit gaat dat met zo min mogelijk
overheidsoptreden de maatschappij het beste werkt (Wilterdink, 2017, p. 326). De meningen
over het eigen risico verschillen dus sterk tussen de politieke partijen.