AFP
KTF4
HBO Verpleegkunde
-------------------------
Leerjaar 2
Alle
leerdoelen
uitgewerkt
,Les 1 – Opbouw zenuwstelsel
Leerdoelen
De student:
1. Vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen.
2. Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie.
3. Legt uit wat het verschil is tussen grijze stof en witte stof.
4. Benoemt de verschillende gliacellen en hun functies.
Uitwerking leerdoelen
Verschillen tussen het zenuwstelsel en hormoonstelsel:
Zenuwstelsel Hormoonstelsel
Via zenuwbanen. Via bloedcirculatie.
Reageert snel op binnenkomende informatie. Regeert langzamer op binnenkomende
informatie.
Korte prikkels. Langere prikkels.
Reguleren van lichaamshouding, Reguleren van energieverbruik, groei en het
oogbewegingen, reflexen, en waarneming. volwassen worden.
Leerdoel 1: Vat de basale opbouw van het zenuwstelsel samen.
Functies zenuwstelsel:
1. Meet het interne en externe milieu (temperatuur, druk, pijn)
2. Verwerkt informatie van de zintuigen (reuk, geur, smaak, zicht)
3. Coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels.
Anatomische indeling van het zenuwstelsel:
- Centrale zenuwstelsel (CZS): hersenen en ruggenmerg.
➢ Verwerkt en coördineert de sensorische informatie.
➢ Geeft impulsen door aan de spieren.
➢ Gaat over de hogere functies als intelligentie, het geheugen en emoties.
- Perifere zenuwstelsel (PZS): al het zenuwweefsel buiten het CZS.
➢ Zorgt voor de communicatie tussen het CZS en de rest van het lichaam.
Het perifere zenuwstelsel bestaat uit:
- Afferente gedeelte: geeft sensorische informatie die wordt geregistreerd door de zintuigen
(receptoren) in het PZS, door aan het CZS. Hier wordt de informatie pas verwerkt.
- Efferente gedeelte: geeft motorische informatie vanuit het CZS weer door aan de spieren en
klieren (effectoren).
Het efferente gedeelte bestaat uit:
- Somatische zenuwstelsel (SZS):
➢ Reguleren de bewuste processen.
➢ Aansturen van skeletspieren.
2
, - Autonome zenuwstelsel (AZS):
➢ Reguleert de onbewuste, automatische processen.
➢ Aansturen van glad spierweefsel, hartspierweefsel, klieren en vetweefsel.
Het autonome zenuwstelsel bestaat uit:
- Sympatisch gedeelte.
- Parasympatisch gedeelte.
- Werken overwegend tegengesteld. Zo versnelt het sympatische zenuwstelsel de hartslag,
terwijl het parasympatische zenuwstelsel de hartslag vertraagt.
Leerdoel 2: Legt uit wat een neuron is en deelt deze in naar functie.
Zenuwweefsel bestaat uit 2 soorten zenuwcellen:
- Neuron: de basiseenheden van het zenuwstelsel.
- Neuroglia: het steunweefsel van het zenuwstelsel, wat gliacellen bevat. Gliacellen zorgen voor
stevigheid en maken de isolatielaag myeline. Ook kunnen ze fagocyteren en hiermee dode
cellen opruimen.
Structuur van een neuron:
1. Cellichaam: kernlichaampje met celkern en onderstaande organellen.
➢ Mitochondrium.
➢ Golgiapparaat.
➢ Lichaampjes van Nissl: ribosomen en groepen endoplasmatisch reticulum
2. Dendrieten: vangen binnenkomende signalen op.
3
, 3. Axon: geleidt binnenkomende signalen van het cellichaam naar de synapsknoppen.
4. Myelineschede: isolatiemateriaal, en zorgt ervoor dat impulsen sneller worden doorgegeven.
➢ MS: hierbij is de myelineschede aangetast, en verlopen alle impulsen vertraagd.
5. Insnoering / Knoop van Ranvier: onderbreking in myeline-omhulsel rond een axon.
6. Synapsknoppen: geven signalen door aan anderen cellen, en communiceren op deze manier.
Impulsgeleiding in een neuron:
1. Mechanische of elektrische prikkeling van de dendrieten en het cellichaam.
2. Ontstaan van elektrische impuls (actiepotentiaal) die zich langs het axon verplaatst.
3. Communicatie met andere cel d.mv. de synapsknoppen.
Indeling van neuronen naar bouw:
1. Multipolair neuron: meerdere dendrieten en 1 axon.
➢ Komen het meest voor in het CZS.
➢ Alle motorische zenuwcellen die skeletspieren aansturen.
2. Unipolair neuron: dendrieten en axon lopen in elkaar over en
het cellichaam ligt aan één zijde.
➢ De meeste sensibele neuronen in het perifere
zenuwstelsel.
3. Bipolaire neuronen: 1 dendriet en 1 axon, met het cellichaam
in het midden.
➢ Komen nauwelijks voor, enkel in speciale zintuigen voor
zicht, reuk of geluid.
Indeling van neuronen naar functie:
Ligging Functie
Sensibele neuronen Cellichaam in het afferente Impulsen van interne/externe
gedeelte van het PZS, milieu → CZS.
synapsknoppen in het CZS.
Schakelcellen Geheel in het CZS. Verbinden andere neuronen,
en schakelen informatie door
voor motorische activiteit.
Spelen een rol bij geheugen,
plannen en leren.
4