Bekijk de ppt nog een keer en lees eventueel de uitgebreide samenvatting van studeersnel door.
HC1; Introductie
Organismen die sterk van elkaar afstammen komen overeen op basis van ribosomaal RNA
1. Eukaryoten (micro-organismen waar de mens ziek van kan worden.)
2. Archaea (micro-organismen, maar vind je vaak niet bij mensen (oceanen, vulkanen etc.))
3. Bacterien (echte bacterien)
HC2; Microbial cells and growth
H3
Er zijn meerdere cel morfologen:
- Coccus= bol- of eivormig (lange ketens door celadhesie na celdeling)
- Rod= cilindrisch
Macro-elementen (koolstof, zuurstof, stikstof en fosfor) en micro-elementen. Groeifactoren MOETEN uit de
omgeving opgenomen worden (aminozuren, purines en pyrimidines).
Celenvelop bestaat uit een plasma membraan, celwand en capsule; plasmamembraan en alle lagen eromheen.
Plasma membraan: dubbele fosfolipydenlaag met eiwitten (fluid mosaic model)
- Geeft geen structuur;
- Barrière tegen omgeving (selectief permeabel);
- Veel vitale processen zoals ademen en fotosynthese.
Functies:
1. anker waar membraaneiwitten zich bevinden
2. barrièrefunctie (kan zelfs geen proton doorheen)
3. speelt belangrijke rol in de energiehuishouding (dient
als batterij).
4. speelt rol in het vervullen van metabolische functies
Amphipatisch= hydrofobe deel binnen, hydrofiele kant buiten.
Hopanoids= speciale steroïd achtige lipide.
PEP= fosfenolpyruvaat (vaak in anaerobe bacteriën).
Protoplast= plasmamembraan en alles erin.
Cytoplasma= materiaal binnen plasmamembraan Cytosol= vloeibare deel cytoplasma (ook opgeloste stoffen).
Nucleoid= elipsvormig, cel zijn chromosoom en verschillende eiwitten (bacteriën vaak enkel, cirkelvormig
chromosoom).
Plasmide= dubbelstrengs DNA onafhankelijk van het chromosoom, vaak circulair, maar soms ook lineair.
,Bekijk de ppt nog een keer en lees eventueel de uitgebreide samenvatting van studeersnel door.
Celwand: net buiten plasmamembraan (sommige bacteriën zonder mycoplasmas)
Peptidoglycan: bestaat uit NAM en NAG (suikerderivaten, verbonden door peptides).
- Geeft stevigheid aan de cell wall (geeft de vorm);
- Stijf, maar toch elastisch;
- Beschermt tegen osmotische stress (lysis) en toxische stoffen.
Gram-positieve celwand: (paars)
- Dikke laag PG;
- Bevat teichnoid acid (=polymeren glycerol);
-Zorgen voor de stevige structuur, bescherming;
-Zorgen voor de connectie van PG aan het plasmamembraan.
- Dun periplasma.
Gram-negatieve celwand: (roze/rood)
- ‘Outer membrane’ met LPS en porins;
- Dunne laag PG;
- Dik periplasma (gelachtig, bevat veel
eiwitten zoals peptidases en bindingseiwitten).
LPS: maakt het oppervlak negatief geladen.
- Structurele rol: Lipid A stabiliseert OM en is
toxischsepsip;
- Permeabiliteits barrière;
- Bescherming tegen de reactie van de host;
- O-antigen zorgt voor een immuunreactie (snel veranderlijk);
, Bekijk de ppt nog een keer en lees eventueel de uitgebreide samenvatting van studeersnel door.
Porins: kanalen voor uitscheiden en opnemen van stoffen in oplossing.
Lagen buiten de cell wall:
Capsule: goed georganiseerd, polysacharide, inhibeert fagocytose, wast niet makkelijk af.
Slime layer: difussie, polysacharide, verhogen beweeglijkheid.
S-layer: sterk, eiwit of glycoprotein, zorgen voor de vorm,
stabiliteit en adhesie.
Fimbriae: (=pili) dun
- ‘Attachment’;
- Beweeglijkheid (type IV);
- Overdracht DNA tijdens conjugatie;
- Groeien door toevoegen eiwit aan de basis.
Flagella: dik, filamenten van flageline, bewegen door een ‘rotary
motor’
- Beweeglijkheid.
Endosporen:
- Resistent tegen hitte, chemicaliën en straling;
- ‘Dormant’ (=slapende) stage van het bacteriële leven
voor het overleven in ‘zware’ omstandigheden;
- Verspreiden via wind, water en ontlasting;
- Wordt beschermd door Ca-DPA complexes die
stabiliseren en SASPs (DNA bindend eiwit) die het
DNA verzadigen (invloed 3D structuur).
- Alleen aanwezig in gram-positieve bacteriën.
Germination= van endospore naar vegatieve cel.
Behandelen van bacterien:
- lysozomen: valt peptidoglycan aan door het
hydrolyseren van NAM en NAG
- peniciline: inhibeert het enzym transpeptidase die de
crosslinks tussen de peptidoglycans maakt. gebeurt dit in
een hypotonische oplossing: lysis (openbarsten)
Wanneer in gramnegatieve bactieren de peptidoglycans is
gebarsten maar het outer membraan nog wel bestaat:
spheroplast.
H7
Binary fission: toename in het aantal cellen.
1. celgroei
2. replicatie van chromosomen
3. cytokinese
Divisome: eiwitcomplex voor de celdeling.