Thema 6 Vaardighedenlijst
Testprotocol (modified) Nottingham Sensory Assessment
(voor bij onderstaande sensibiliteitsonderzoeken uit de vaardighedenlijst). De Erasmus MC
Modificatie van de (revised) Nottingham Sensory Assessment (EmNSA) is een meetinstrument om bij
patiënten met intracraniële aandoeningen de tastzin, de scherp-dof discriminatie en de propriocepsis
te testen. Aanvankelijk maakte ook de tweepuntsdiscriminatie deel uit van dit meetinstrument. In
verband met een slechte betrouwbaarheid is dit onderdeel echter komen te vervallen.
▪ Voor het afnemen van de test zijn nodig: een wattenbolletje en een cocktailprikker.
▪ De patiënt ligt, voor zover nodig ontkleed, in rugligging op bed met de armen in supinatie.
▪ Elk testitem wordt aan de patiënt uitgelegd en gedemonstreerd (bij een eenzijdige aandoening
aan de niet-aangedane zijde).
▪ Tijdens het testen heeft de patiënt de ogen gesloten.
▪ De bovenste extremiteit is opgesplitst in vier delen c.q. gewrichten. Voor de tastzin en scherpdof
discriminatie: 1. vingers; 2. hand; 3. onderarm; 4. bovenarm. Voor de propriocepsis: 1. vingers; 2.
pols; 3. elleboog; 4. schouder.
▪ De onderste extremiteit is opgesplitst in vier delen c.q. gewrichten. Voor de tastzin en scherp-dof
discriminatie: 1. tenen; 2. voet; 3. onderbeen; 4. bovenbeen. Voor de propriocepsis: 1. tenen; 2.
enkel; 3. knie; 4. heup.
▪ In geval van een eenzijdige aandoening kan volstaan worden met het testen van de aangedane
zijde. Indien het onduidelijk is of de patiënt de opdracht goed heeft begrepen wordt dit beoordeeld
d.m.v. het testen van de niet-aangedane zijde.
▪ Ter hoogte van ieder lichaamsdeel wordt de patiënt per testonderdeel en ad random 3 keer
aangeraakt (lichte aanraking, druk, scherpe aanraking) op protocollair vastgestelde locaties.
▪ De tijd tussen de aanrakingen bedraagt twee tot vijf seconden.
▪ Gestart wordt met het distaal testen van de niet-paretische zijde (vingers c.q. tenen).
▪ Wanneer de hoogste score (=2) gehaald wordt ter hoogte van de vingers en de hand mag
eveneens de hoogste score toegekend worden aan het betreffende testonderdeel ter hoogte van
de onderarm en bovenarm. Wanneer de hoogste score (= 2) gehaald wordt ter hoogte van de
tenen en de voet mag eveneens de hoogste score toegekend worden aan het betreffende
testonderdeel ter hoogte van het onderbeen en bovenbeen. Dit principe geldt zowel voor de
tastzin (lichte aanraking, druk, scherpe aanraking) als voor de propriocepsis.
▪ Indien de patiënt aangeeft een aanraking te voelen terwijl hij op dat moment niet wordt
aangeraakt, wordt dat deel van de test opnieuw uitgevoerd. Aan de patiënt wordt gevraagd zich
goed te concentreren en alleen ‘ja’ te zeggen wanneer hij daadwerkelijk de aanraking voelt. Als de
patiënt toch weer aangeeft een aanraking te voelen terwijl hij op dat moment niet wordt
aangeraakt, wordt het onderzoek gescoord als ‘niet te testen’ (ntt; score 9). Ditzelfde geldt indien
bij het testen van de propriocepsis de patiënt aangeeft een beweging te voelen zonder dat er
bewogen wordt.
Demonstreer het onderzoek naar de tastzin (vitale sensibiliteit) door lichte aanraking bij de BE
Tastzin (vitale sensibiliteit). Het onderzoek naar de tastzin omvat aanrakingen van drie verschillende
modaliteiten, oplopend in intensiteit: 1) lichte aanraking (wattenbolletje); 2) druk (vingertop) en 3)
scherpe aanraking (cocktailprikker). Per testonderdeel (lichte aanraking, druk, scherpe aanraking)
wordt de patiënt ter hoogte van ieder lichaamsdeel op drie gedefinieerde punten ad random
aangeraakt. Gestart wordt met het testen van de lichte aanraking. Vervolgens worden de druk en de
scherpe aanraking getest en gescoord. De tijd tussen de aanrakingen varieert van twee tot vijf
seconden. De patiënt geeft, op verbale of op non-verbale wijze, aan of hij wordt aangeraakt.
,Testonderdelen:
▪ Lichte aanraking: Raak de huid licht aan met een wattenbolletje.
▪ Druk: Oefen met de wijsvinger net voldoende druk uit op de huid om een lichte vervorming van de
huidcontour te bewerkstelligen.
▪ Scherpe aanraking: Oefen met de punt van een cocktailprikker net voldoende druk uit op de huid
om een lichte vervorming van de huidcontour te bewerkstelligen.
Score tastzin:
0 = afwezig Patiënt voelt géén van de drie aanrakingen.
1 = gestoord Patiënt voelt de aanraking een- of tweemaal.
2 = intact Patiënt voelt alle drie de aanrakingen. (interpretatie= tastzin is intact)
In navolging van de al bestaande (revised) Nottingham Sensory Assessment2 geldt voor alle
testonderdelen:
▪ bij een score van 2 punten voor zowel vingers als hand wordt ook aan onderarm en bovenarm een
score van 2 punten toegekend;
▪ bij een score van 2 punten voor zowel tenen als voet wordt ook aan onderbeen en bovenbeen een
score van 2 punten toegekend.
▪ indien in de gehele extremiteit voor de lichte aanraking de maximale score van 2 punten
wordt behaald, kan automatisch ook aan de onderdelen druk en scherpe aanraking de
maximale score van 2 punten toegekend worden.
Demonstreer het onderzoek naar de tastzin (vitale sensibiliteit) door lichte aanraking bij de OE
Als hierboven. Uitvoering bovenste en onderste extremiteit hetzelfde.
Demonstreer het onderzoek naar de scherp-dof discriminatie bij de bovenste extremiteit
De scherp-dof discriminatie wordt niet getest wanneer bij de tastzin een 0 of 1 wordt gescoord.
Ter hoogte van ieder lichaamsdeel wordt de patiënt zes keer ad random aangeraakt op de drie in
bijlage 1 gedefinieerde aanrakingspunten (zie ook figuur op scoreformulier); drie keer met een
cocktailprikker en drie keer met de wijsvinger. De patiënt wordt gevraagd, verbaal of non-verbaal, aan
te geven of de aanraking scherp of dof aanvoelt.
Vingers:
1. Distale phalanx van digitus V, palmaire zijde.
2. Distale phalanx van digitus III, palmaire zijde.
3. Distale phalanx van digitus I, palmaire zijde.
Hand:
1. Distale uiteinde van metacarpale V, palmaire zijde.
2. Distale uiteinde van metacarpale II, palmaire zijde.
3. Midden van de duimmuis, palmaire zijde.
Onderarm:
1. Processus styloideus ulnae, ventrale zijde.
2. Midden van de onderarm, ventrale zijde.
3. Circa 2 cm distaal van de elleboogplooi, laterale zijde.
Bovenarm:
1. Circa 2 cm proximaal van de elleboogplooi, mediale zijde.
2. Midden van de bovenarm, ventrale zijde.
3. Circa 2 cm distaal van het acromion, laterale zijde.
, Score:
0 = Afwezig: Patiënt geeft bij geen van de zes aanrakingen de juiste sensatie aan.
1 = Gestoord: Patiënt geeft een of meerdere malen de juiste sensatie aan, echter niet bij alle zes de
aanrakingen.
2 = Normaal: Patiënt geeft de juiste sensatie aan bij alle zes de aanrakingen.
Demonstreer het onderzoek naar de scherp-dof discriminatie bij de onderste extremiteit
De scherp-dof discriminatie wordt niet getest wanneer bij de tastzin een 0 of 1 wordt gescoord.
Ter hoogte van ieder lichaamsdeel wordt de patiënt zes keer ad random aangeraakt op de drie in
bijlage 1 gedefinieerde aanrakingspunten (zie ook figuur op scoreformulier); drie keer met een
cocktailprikker en drie keer met de wijsvinger. De patiënt wordt gevraagd, verbaal of non-verbaal, aan
te geven of de aanraking scherp of dof aanvoelt.
Tenen:
1. Distale phalanx digitus V, plantaire zijde.
2. Distale phalanx digitus III, plantaire zijde.
3. Distale phalanx digitus I, plantaire zijde.
Voet:
1. Distale uiteinde van metatarsale V, dorsale zijde.
2. Distale uiteinde van metatarsale II, dorsale zijde.
3. Midden van de voet, dorsale zijde.
Onderbeen:
1. Malleolus medialis, mediale zijde.
2. Midden van het onderbeen, ventrale zijde.
3. Caput fibula, laterale zijde.
Bovenbeen:
1. Epicondylus medialis femoris, mediale zijde.
2. Midden van het bovenbeen, ventrale zijde.
3. Trochantor major, laterale zijde.
Score:
0 = Afwezig: Patiënt geeft bij geen van de zes aanrakingen de juiste sensatie aan.
1 = Gestoord: Patiënt geeft een of meerdere malen de juiste sensatie aan, echter niet bij alle zes de
aanrakingen.
2 = Normaal: Patiënt geeft de juiste sensatie aan bij alle zes de aanrakingen.