HET ADEMHALINGSSTELSEL
Cellen hebben energie nodig voor onderhoud, groei, afweer en celdeling. Onze cellen verkrijgen deze energie via een aeroob
proces waar zuurstof voor nodig is en waarbij kooldioxide wordt gevormd. Het ademhalingsstelsel neemt zuurstof op voor
de lichaamscellen en verwijdert kooldioxide. Deze uitwisseling vindt plaats in de alveoli (longblaasjes).
Bloed in de bloedsomloop vervoert zuurstof van de longen naar de perifere weefsels en neemt kooldioxide op dat in de
weefsels is gevormd; daarna vervoert het bloed de kooldioxide naar de longen.
Het ademhalingsstelsel, dat bestaat uit zowel structuren die zijn betrokken bij de fysieke verplaatsing van lucht in en
uit de longen (de luchtverplaatsing) als structuren die dienen voor de gaswisseling, heeft 5 basale functies, namelijk:
1. Het vormt een groot oppervlak voor de gaswisseling tussen de lucht en het bloed
2. Het verplaatsen van lucht van en naar gaswisselingsoppervlakken in de longen
3. Bescherming van de alveolaire oppervlakken tegen uitdroging en temperatuurveranderingen en verdediging tegen
binnendringende ziekteverwekkers
4. De vorming van geluiden waardoor spraak, zang en andere vormen van communicatie mogelijk zijn
5. De reukzin bevorderen door de reukcellen in de neusholten
De belangrijkste onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn:
• De neus (met neusholte en neusbijholten)
• De farynx (keelholte)
• De larynx (strottenhoofd)
• De trachea (luchtpijp)
• De bronchiËn
• De longen (met de bronchiolen (doorgangen) en de alveoli (de longblaasjes: uitwisselingsoppervlakken))
, Onder de term luchtwegen worden de buizen verstaan waardoor lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken van de
longen wordt vervoerd. Deze luchtwegen hebben een deel voor de geleiding van lucht (vanaf de ingang van de neusholte
gezien: de neusholte, de farynx, de larynx, de trachea, de bronchiËn en de grotere bronchiolen) en een deel voor de
gasuitwisseling (de kleinste en kwetsbaarste bronchiolen en de alveoli).
Luchtwegen brengen de lucht naar de longen, en filteren, verwarmen en bevochtigen de lucht ook. Daardoor worden de
alveoli tegen celresten, ziekteverwekkers en extreme uitwendige omstandigheden beschermd.
De volgorde en onderdelen van het ademhalingsstelsel
Onder normale omstandigheden komt de lucht het ademhalingsstelsel binnen via de gepaarde uitwendige neusopeningen, of
neusgaten (nares), die in de neusholte uitmonden. Het vestibulum nasi is de ruimte die door de flexibele weefsels van de
neus wordt omsloten. Een hard gehemelte, dat uit het gehemeltebeen en het kraakbeen bestaat, vormt de bodem van de
neusholte en scheidt de mondholte van de neusholte.
Een vlezig zacht gehemelte loopt achter het harde gehemelte door en vormt de bodem van de nasofarynx.
De neusholte mondt bij de inwendige neusopeningen in de nasopharynx uit.
De neusholte en een groot deel van de overige luchtwegen zijn met een beschermend slijmvlies of respiratoire mucosa
bekleed. Het respiratoire slijmvlies bestaat uit:
• Het respiratoir epitheel
• Een ondergelegen losmazig bindweefsel
De farynx (keelholte) maakt zowel deel uit van het spijsverteringsstelsel als van het ademhalingsstelsel, en bestaat uit
drie delen:
• De nasofarynx
• De orofarynx
• De larynfofarynx
Glottis = stemspleet: de opening naar de larynx.
De larynx (het strottenhoofd) bestaat uit negen kraakbeendelen die door banden, skeletspieren of beide op hun plaats
worden gehouden. De drie grootste kraakbeenstukken zijn het strottenklepje (epiglottis), het schildkraakbeen (cartilago
thyroidea) en het ringvormige kraakbeen (cartilago cricoÏdea).