Financieel management
samenvatting
H4 - H7
1
, Hoofdstuk 4. Kosten en kostensoorten
4.1 gelduitgaven en kosten
Verschil kosten en uitgaven:
Kosten = als je geld op is / als het gebruikt is
Je hebt drank gekocht en hebt het opgedronken
Uitgaven = als je het betaalt hebt, geld van je rekening
als je het drank nog niet hebt opgedronken. Voorraad
Afschrijvingen zijn kosten, maar geen uitgaven resultatenrekening
Aflossingen zijn geen kosten, maar wel uitgaven
Kosten (rr) = verbruik van productiemiddelen
Uitgaven (lq) = gedane betalingen
Kosten
Kosten zijn aan perioden, functies of producten toegerekend (toekomstige) gelduitgaven, die
verband houden met de opoffering van productiemiddelen. Kosten ontstaan wanneer er gebruik
wordt gemaakt van productiemiddelen
Productiemiddelen:
- Kapitaal machines, gebouwen, financiën
- Arbeid mensen die het werk uitvoeren, outsourcing
- Natuur grond, grond- en hulpstoffen
- Ondernemerschap winst maken, (kosten van) belastingen
Al deze productiemiddelen nemen kosten met zich mee. Om de kosten goed te kunnen beheersen
kunnen ze het beste opgedeeld worden in soorten/categorieën.
Kostensoort/kostencategorie
Een groep van kosten van dezelfde aard. Kosten worden ingedeeld naar de soorten
productiemiddelen die de kosten maken.
4.2 geldontvangsten en opbrengsten
Bij het vaststellen van opbrengsten moeten we de vraag beantwoorden op welk moment
opbrengsten gerealiseerd worden beschouwd. Volgens het realisatieprincipe wordt de opbrengst van
een verkooptransactie toegerekend aan de periode waarin de goederen worden verkocht, ook al
vindt de betaling ervan later plaats.
Matchingprincipe = De kosten worden toegerekend aan de periode waarin de opbrengst die met
deze kosten samenhangt, wordt gerealiseerd. Voorbeeld is dat afschrijvingen worden toegerekend
aan de periode waarin het productiemiddel wordt gebruikt.
Opbrengsten zijn aan perioden, producten enzovoort toegerekende (toekomstige) geldontvangsten
die verband houden met de verkoop van producten of levering van diensten.
Opbrengst (rr) = transactie/verkoop moment
Ontvangst (lq) = wanneer het geld binnenkomt
2
,4.3 Kosten van een product
De kosten van een product (diensten) zijn gelijk aan de geldswaarde van de productiemiddelen die
zijn opgeofferd voor het produceren en verkopen van het product/dienst.
Ten aanzien van de prijs waarmee de hoeveelheden worden vermenigvuldigd, zijn er verschillende
mogelijkheden. Men kan uitgaan van:
- De prijs die betaald is bij aanschaf van het productiemiddel (historische uitgaafprijs)
- De prijs die betaald zou moeten worden als de productiemiddelen aangeschaft zouden
worden op het moment waarop de kosten van het product worden berekend
(vervangingswaarde)
- De prijs die ontvangen zou worden als het productiemiddel op het moment waarop de
kosten worden berekend, zou worden verkocht (opbrengstwaarde)
In het algemeen wordt de laagste gebruikt om de geldswaarde van de opgeofferde
productiemiddelen te berekenen. Deze berekeningswijze staat bekend als de
minimumwaarderingsregel.
4.4 Kostenindelingen
De kosten die binnen een organisatie optreden, kunnen we naar verschillende gezichtspunten
indelen. Deze indeling kan uitgaan van:
1. De wijze waarop de hoogste van de kosten reageert op een verandering in de
productomvang of dienstverlening
2. De relatie tussen het ontstaan va de kosten en een bepaald product
3. De verdeling van de kosten naar functies binnen de organisatie waarvoor de kosten worden
gemaakt
4. De doelmatigheid van de opgeofferde waarde
5. De aard van de productiemiddelen
Uitwerking boek
Kostensoorten:
1. Kosten van grond- en hulpstoffen
2. Kosten van arbeid
3. Kosten van grond
4. Kosten van diensten van derden
5. Kostprijsverhogende belastingen
6. Kosten van vermogen
4.5 Kosten van grond- en hulpstoffen
Grondstoffen: vind je terug in het eindproduct, bijvoorbeeld papier bij een tijdschrift
Hulpstoffen: zijn nodig, maar vind je niet terug in het product. Bijvoorbeeld olie voor de machine
Kosten van grond- en hulpstoffen bestaat uit:
- Inkoopprijs
- Voorraadkosten: bijv. kosten voor bestellen en bewaarkosten
Afval:
- Ontstaat tijdens het productproces
- Verloren gegane grondstof
3
, Uitval:
- Ontstaat na het productieproces
- Afgekeurde producten die niet voldoen aan de kwaliteitseisen
Bruto hoeveelheid = 100%
Netto hoeveelheid = - afval (15% afval 85%)
Voorbeeld kosten berekenen
In een mand is 2 kg riet verwerkt (netto). Het kiest kost €2 per kilogram. Bij het vlechten gaat 5% van
het bruto rietverbruik verloren. Het afval is waardeloos.
Kosten van het rietverbruik per mand =
2 kg = 95% (netto)
2,105 kg (2/95x100) = 100% (bruto)
2,105 x €2 = €4,21
Wanneer het afval geld opbrengt, haal je dat van de kosten af om de totale kosten te berekenen.
Voorraad kosten i.v.m. hulpstoffen, grondstoffen en halffabricaten
Tussen de fasen in het productieproces worden voorraden aangehouden. Voorraden hebben tot doel
wijzigingen in de aanvoer en/of in de afzet op te vangen, zodat er geen verstoringen optreden in de
productie en verkoop.
De voorraadkosten kunnen onderverdeeld worden in:
1. Opslagkosten
Het aanhouden van voorraden leidt tot opslagkosten, zoals de kosten van de magazijnruimte en de
loonkosten van het magazijnpersoneel.
2. Bestelkosten
Kosten in verband met het bestellen van voorraden kunnen bestaan uit telefoonkosten,
transportkosten en kosten in verband met de ontvangst van goederen. Een deel van deze kosten is
onafhankelijk van de grootte van de bestelling vaste bestelkosten. Door per keer een grotere
hoeveelheid te bestellen, kunnen de vaste bestelkosten per bestelde eenheid worden verlaagd. Een
hogere bestelgrootte leidt tot een hogere gemiddelde voorraad.
Optimale bestelgrootte berekenen o.b.v. de formule van Camp:
2x vaste bestelkosten x verbruik in een bepaald periode
Variabele opslagkosten (incl. vermogenskosten) per eenheid per periode
Deze formule kan ook gebruik worden voor de vaststelling van de optimale seriegrootte
3. Kosten ten gevolge van diverse risico’s
Het aanhouden van voorraden kan leiden tot een waardedaling van de voorraden door brand,
diefstal, veroudering of prijsdaling van goederen. De voorraad waarover de onderneming risico loopt,
is de economische voorraad.
Economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen
4