Samenvatting
PBAN05
Les 1 Vergunningen
Er zijnGebouwen
diverse bevoegde gezaghebbers m.b.t. het verlenen van vergunningen en het handhaven
hiervan:
(Joris van
- De gemeente en de provincie (verlenen van vergunningen)
- HetVeen)
waterschap en de NVWA (het handhaven van vergunningen)
Waarom hebben agrarische bedrijven te maken met vergunningen?
Locatie t.o.v. omringende buren
Er moet rekening worden gehouden met o.a. de uitstoot van geur, fijnstof, geluid en licht
Bodem- en grondwater
Ammoniakuitstoot
Welstandseisen (vorm van de gebouwen bijv.)
Schaalgrootte (wat is landbouw en wanneer wordt het industrie?)
Omdat het aanvragen van een vergunning een redelijk ingewikkelde procedure is, is het raadzaam
om hier een adviesbureau voor in te schakelen. Zorg ervoor dat de omgeving op de hoogte is van
jouw plannen en houd keukentafelgesprekken. Dit zorgt voor wederzijds vertrouwen, meedenken
van ambtenaren, commitment en verkorting en ineenschuiven van procedures.
Als agrarisch bedrijf heb je te maken met drie soorten vergunningen:
1. Activiteitenbesluit milieubeheer
Het activiteitenbesluit milieubeheer is een maatregel ter ondersteuning van de Wet
milieubeheer en de Waterwet. Het besluit stelt algemene regels voor bedrijven die onder de
Wet milieubeheer vallen en voorheen een milieuvergunning nodig hadden. Het besluit
onderscheidt drie typen bedrijven, afhankelijk van de milieubelasting.
Type A bedrijven: moeten voldoen aan het Activiteitenbesluit, maar hoeven hun
activiteiten niet te melden
Type B bedrijven: moeten hun activiteiten wel melden
Type C bedrijven: moeten een omgevingsvergunning aanvragen
2. Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning is er voor het ordenen van de ruimte, beschermen van de natuur
en het beheren van het milieu. De vergunning moet worden aangevraagd voor het bouwen
van een bouwwerk en/of een vergunning voor bedrijfsactiviteiten, die mogelijk hinder voor
mens en milieu veroorzaken. De omgevingsvergunning berust op basis van de Wabo (Wet
Algemene Bepalingen Omgevingsrecht). Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning heb je
te maken met een fatale termijn. Wanneer er sprake is van een reguliere procedure en er
wordt te laat beslist, móet de vergunning worden verstrekt. Bij een uitgebreide procedure is
dit niet het geval.
De omgevingsvergunning wordt op drie punten beoordeeld:
Het bestemmingsplan
De welstand (gevelaanzicht, grootte van de bouw)
Het bouwbesluit (bouwconstructies, ventilatie, daglicht etc.)
Ook wordt er gekeken naar diverse milieuaspecten, namelijk: geur, fijnstof, ammoniak, geluid
en energie.
1
, 3. MER (Milieu Effect Rapportage)
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een
volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten, met mogelijk belangrijke
nadelige gevolgen voor het milieu.
De MER is geregeld via de provincie en geeft het Rijk inzicht in de ‘grote’ milieubelasters.
Indien de uitbreiding ontoelaatbare negatieve gevolgen heeft voor het milieu, moet een
vergunning worden geweigerd als aanvullende voorschriften niet voldoende zijn om de
schade te voorkomen.
Een MER is te allen tijde van toepassing bij:
3.000 vleesvarkens/ 900 zeugen
60.000 leghennen
Bij de bouw van zeer grote melkveestallen
Wav (Wet ammoniak en veehouderij)
De Wav dient ervoor om de ammoniakuitstoot in heel Nederland terug te dringen. Voor een aantal
gebieden geldt een extra beleid: het doel is de ammoniakdepositie op de zeer kwetsbare gebieden te
verminderen.
Deze ammoniakreductie is te bereiken met twee methoden:
Huisvesting
Managementmaatregelen
Rav (Regeling ammoniak en veehouderij)
De Rav is gebaseerd op de Wav en deze regeling bevat drie uitgangspunten.
Ammoniakemissiefactoren voor stalsystemen. Er is een maximale emissiewaarde per
dierplaats, welke niet mag worden overschreden.
Reductiepercentage van voer- en managementmaatregelen
Berekeningen voor het berekenen van het reductiepercentage
Besluit emissiearme huisvesting
Het Besluit emissiearme huisvesting bepaalt dat dierenverblijven emissiearm moeten zijn, als er
emissiearme huisvestingssystemen beschikbaar zijn. Het besluit bevat maximale emissiewaarden:
alleen huisvestingssystemen met een emissiefactor lager of gelijk aan de maximale emissiewaarde
zijn toegestaan. De maximale emissiewaarden gelden voor melkvee, vleeskalveren, varkens, kippen,
vleeskalkoenen en vleeseenden.
Natuurbeschermingswetvergunning
Een NB-vergunning moet worden aangevraagd wanneer stikstofhoudende activiteiten of handelingen
worden uitgevoerd, die (mogelijk) van invloed zijn op beschermde natuurgebieden.
GEUR (Wet geurhinder en veehouderij)
De wet geurhinder is in het kader van de omgevingsvergunning milieu voor het aspect geurhinder
van dierenverblijven van veehouderijen. Met minimumafstanden en maximale waarden voor
geurbelasting krijgen geurgevoelige objecten bescherming tegen geurhinder. Er zijn normen voor
concentratie- en niet-concentratiegebieden.
2
,Maatlat Duurzame Veehouderij
Een MDV-stal is een veestal met een lagere milieubelasting, met maatregelen voor diergezondheid
en dierenwelzijn en draagt daardoor bij aan verduurzaming van de veehouderij. Het is mogelijk om
deel te nemen aan diverse fiscale regelingen, zoals de MIA en de VAMIL. Daarnaast kan een bedrijf in
aanmerking komen voor een borgstellingsfonds. De Maatlat Duurzame Veehouderij is gecertificeerd,
wat betekent dat er wordt gecontroleerd door auditors. Een MDV-stal voldoet aan strenge
duurzaamheidseisen op de thema’s:
- Ammoniakemissie
- Bedrijf en omgeving
- Brandveiligheid
- Diergezondheid
- Dierenwelzijn
- Fijnstof
- Klimaat
Fijnstof
Fijnstof is vooral bij geiten en schapen een probleem. Een methode om de fijnstofuitstoot te
reduceren, is door een luchtwasser te installeren, de fijnstofuitstoot is namelijk een risico voor
omwonenden. Enkele alternatieven zijn brijvoer i.p.v. droogvoer, ionisatie en het sprayen van olie.
Geluid
Dag- en nachtritme, transportbewegingen, stiltegebieden, piekgeluiden.
Stiltegebied: een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het
betekent niet dat er geen geluid waarneembaar is, maar wel de afwezigheid van storende en voor de
omgeving vreemde geluiden.
Energie
Per inrichting of per dier. Evt. maatregelen zijn: energiescan, koeldeksysteem, grondbuizen,
warmtepomp, zonnepanelen, biogas.
Overig afval/lozingen
Lozing grijs water, erfafspoeling, reinigingsplaats, geneesmiddelen. Het evt. lozen van afvalwater
wordt gecontroleerd door de gemeente of het waterschap.
Licht
Er is, met name bij melkveestallen, sprake van lichtvervuiling. In 2015 hebben Friesland, Groningen
en de LTO een convenant bereikt om maatregelen te treffen m.b.t. nachtverlichting en
hoogte/onzichtbaarheid van de armaturen.
De wet Stikstofreductie en natuurverbetering moet ervoor zorgen dat in 2035 bijna driekwart van
de stikstofgevoelige natuur niet meer wordt beschadigd door stikstofneerslag. Daarvoor moet de
stikstofuitstoot worden gehalveerd. Er zijn ook tussendoelen geformuleerd: in 2025 moet 40 procent
van het stikstofgevoelige Natura 2000-areaal onder de kritische depositiewaarde liggen, in 2030 de
helft.
3
, Les 2 Melkveestallen
Erfinrichting: plaatsing van de gebouwen t.o.v. elkaar.
Hierbij wordt er rekening gehouden met:
o Looplijnen
o Besmettingsrisico’s
o Geur
o Bereikbaarheid
o Evt. uitbreiding in de toekomst
Windrichting
- Jongveestal zuidwest meeste verse lucht, kleiner besmettingsrisico
- Woonhuis zuidwest
- Mestopslag noordoost
- Melkstal noorden koeler
- Opening frontstallen oosten regen en wind
Schone en vuile weg
De schone en vuile weg kent twee verschillende definities:
Definitie 1: de aan- en afvoer (vuile kant) strikt gescheiden houden van ruimtes waar dieren
verblijven (schone kant). Hierdoor wordt de kans op ziekteinsleep verkleint.
Definitie 2: schone weg = schone voeten (melkafvoer, mengvoeraanvoer, kadaver- en
dierafvoer). Vuile weg = vuile voeten (mest, ruwvoer).
Een melkveebedrijf kent diverse looplijnen. Mensen hebben routes voor bijv. werkende personen, de
aanvoer van melk en de afvoer van melk, dieren (levend en dood) en mest. Daarnaast hebben
levende dieren ook hun eigen routes. Het is belangrijk dat koe- en voerverkeer elkaar niet kruisen.
Daarnaast moet het snijvlak bij voorkeur op het noorden zijn gericht: hier is sprake van minder
zoninstraling met het oog op broei en opwarming. Let op de voersnelheid, het aantal soorten voer en
de opvang van perssappen.
Vervuild water van het erf mag niet in het oppervlaktewater terecht komen. Vang het water op en
maak het evt. schoon m.b.v. een voorziening (helofytenfilter). Scheidt de diverse waterstromen en
houd het erf schoon: gebruik voederapparatuur dat niet morst en veeg het erf regelmatig.
Zorg voor een goede ongediertebestrijding. Ongedierte, zoals muizen en ratten, vreten aan
ruwvoerpartijen en bekabeling wat kan leiden tot broei en storingen. Daarnaast vergroten vliegen
het risico op ziekteinsleep, dus neem ook hiervoor preventieve maatregelen.
Hygiënesluis: aparte ruimte die alle bezoekers moeten passeren, voordat zij bij de dieren
komen. Een hygiënesluis beperkt het risico op ziekteinsleep
Zorg voor een afleverruimte voor kalveren en koeien. Een afleverruimte beperkt het contact met
mensen die veel in aanraking komen met verschillende dieren, zoals veehandelaren en
transporteurs.
Bij aanvoer van dieren dient een reinigingsplaats aanwezig te zijn. Op de reinigingsplaats kunnen
voertuigen worden gereinigd. De plaats moet een vloeistofdichte vloer hebben, zijn verlicht en
toepasbaar zijn voor ontsmettingsmiddelen.
4