Werkcolleges formeel strafrecht
Week 1
- Pro forma: voor de vorm komt de zaak voor de rechter, maar het OM is nog
inhoudelijk niet zover
- Strafbeschikking: het OM legt een straf op
Opdracht 1
a. Leg uit waarom artikel 6 EVRM voor ons strafprocesrecht van groot belang is.
- Dit laat zien dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces. Alle verdachten zijn in
principe onschuldig, tot het tegendeel bewezen kan worden. Omdat art. 6 EVRM
een ieder verbindende bepaling, kan er door elke Nederlandse burger een beroep
op worden gedaan.
b. Welke andere rechten uit het EVRM zijn van betekenis voor ons strafprocesrecht?
- Art. 8 EVRM: Het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer
- Art. 7 EVRM: Geen straf zonder voorafgaande wettelijke bepaling. → dit is het
legaliteitsbeginsel → staat ook in art. 1 Sv.
- Art. 5 EVRM: Recht op vrijheid en veiligheid.
- Art. 3 EVRM: Verbod van foltering
Opdracht 2 Muilkorf
Muilkorf-arrest
HR 12-4-1897, W. 6954; Ned. Rspr. 1897 I §55
Casus: Krachtens art. 214 lid l van de politieverordening van Bergen op Zoom was het
verboden honden langer dan 65 cm zonder muilkorf te laten loslopen. In art. 214 lid 2
werd bepaald, dat honden zonder muilkorf die door de politie werden vermoed langer dan
65 cm te zijn op aanwijzing van de politie op het bureau gebracht moesten worden om te
worden gemeten. Beklaagde had een dergelijke aanwijzing niet opgevolgd en werd ter
zake hiervan door de Kantonrechter veroordeeld.
HR: Uit de plaatsing van art. l Sv aan het hoofd der algemene bepalingen van dit wetboek
blijkt dat daarin van strafvordering wordt gesproken in de ruimste zin, waarin dit woord
mede omvat de opsporing der strafbare feiten. Een regeling van die opsporing bij plaatse-
lijke verordening is dus in strijd met de wet, dus mist art. 214 lid 2 van de APV van
Bergen op Zoom verbindende kracht.
Volgt ontslag van rechtsvervolging.
a. Welke rechtsvraag deed zich in deze casus voor?
- Was de lagere wetgever bevoegd om regel van strafvordering te maken? Een
dergelijke regeling verdraagt zich niet met art. 1 Sv, die het maken van
strafvorderlijke regels exclusief toebedeelt aan de formele wetgever.
b. Leg uit met welk beginsel artikel 214, lid 2 APV Bergen op Zoom volgens de Hoge
Raad in strijd is.
- Strafvorderlijke legaliteitsbeginsel art. 1 Sv – strafvordering heeft alleen plaats op
de wijze bij de wet voorzien. → oftewel, iets moet in de wet vastgesteld zijn wil het
strafbaar zijn. Als burger moet je weten wat wel en niet mag.
c. Geef aan de hand van het beslissingsmodel van artikel 348-350 Sv gemotiveerd aan
waarom de Hoge Raad komt tot zijn beslissing dat de verdachte dient te worden
“ontslagen van alle rechtsvervolging”.
, - Artikel 350 Sv:
- Vraag 1 bewijsvraag → vrijspraak
- Vraag 2 kwalificatievraag → ontslag van alle rechtsvervolging
- Vraag 3 strafbaarheid dader → ontslag van alle rechtsvervolging
- Vraag 4 beoordelingsvraag → ?
- Artikel 350 Sv:
- Vraag 1 → is het ten laste gelegde bewezen? → in deze casus ja.
- Vraag 2 → Levert het bewezenverklaarde een strafbaar feit op? → antwoord
hierop is nee. Bij deze vraag houdt het op. Dat resulteert in het ontslag van alle
rechtsvervolging.
- Vraag 3 → Is de dader strafbaar?
- Vraag 4 → Welke sanctie dient te worden opgelegd?
d. Wat is volgens de huidige wetgeving de wettelijke grondslag voor de gemeente
Bergen op Zoom om in haar verordeningen strafbepalingen op te nemen.
- Zie art. 154 Gemeentewet → het staat de gemeente toe om een verordening op
te stellen met daarin bepaalde gedragingen die strafbaar zijn, wel alleen maar
overtredingen met een zeer beperkte strafmaatregel: maximaal hoogte
gevangenisstraf en boete.
Opdracht 3 MMA
Op 6 oktober wordt aan een rechercheur van de Regiopolitie Brabant Zuid-Oost een
melding van “Stichting M” (Meld Misdaad Anoniem = MMA-melding) beschikbaar
gesteld, die luidt:
“Pieter-Jan Broeren, Marnixstraat 22, Helmond, heeft een XTC-laboratorium in huis. De
tablettenmachine staat op de zolder van zijn woning. Op dit moment heeft hij ongeveer
20.000 pillen klaarliggen.”
De rechercheur voert een controle van de Gemeentelijke Basisadministratie uit (GBA)
waaruit blijkt dat op de Marnixstraat 22 woont een man genaamd Pieter-Bas Broertjes.
Op basis van deze informatie neemt de rechercheur telefonisch contact op met de officier
van justitie te Den Bosch. Met haar goedkeuring en met schriftelijke machtiging tot
binnentreden ter inbeslagname wordt nog dezelfde dag, op 6 oktober, binnengetreden in
de woning gelegen aan de Marnixstraat 22. Omdat er niemand thuis is wordt de voordeur
geforceerd. Eenmaal binnen vindt de politie op tafel een restje wit poeder. Bij de
gehouden ESA kleur-reactietesten blijkt dat een monster van het poeder positief reageert
op de aanwezigheid van MDMA en MDA (het werkzame bestanddeel van XTC). Vanuit
de woning neemt de politie opnieuw contact op met de officier van justitie en zij vordert
van de rechter-commissaris de woning ter inbeslagname te doorzoeken. Bij de
doorzoeking worden in plastic tassen in de slaapkamer vervolgens zo’n 8000 XTC-
tabletten, een brok van ongeveer 2000 gram amfetamine, alsmede, in de woonkamer
onder een stoel, een plak van ongeveer 100 gram hasjiesj aangetroffen.
Pieter-Bas Broertjes wordt niet veel later aangehouden als verdachte en verklaart dat hij
de enige bewoner is van de Marnixstraat 22 en dat niemand anders de sleutel heeft. Uit
door het NFI uitgevoerd onderzoek naar de inbeslaggenomen drugs blijkt dat het
inderdaad gaat om MDMA en amfetamine.
Verdachte ontvangt een dagvaarding en ter zitting voert zijn advocaat primair het
volgende aan:
“De anonieme telefonische ‘klik-lijn’ van Stichting M is een buitenwettelijke en dus
,onrechtmatige opsporingsmethode. Zij behoeft wettelijke regeling aangezien de methode
zeer risicovol is voor de integriteit en de beheersbaarheid van de opsporing. De
opsporingsinstanties hebben geen directe invloed op de werkwijze van Stichting M, voor
de OvJ is geen rol weggelegd en controlemechanismen ontbreken. Kenmerkend voor M
is dat niemand de identiteit van de melder kent en dat de informatie niet op
betrouwbaarheid kan worden getoetst. Toepassing van de MMA-melding als
opsporingsmiddel is onrechtmatig wegens het ontbreken van een specifieke met
waarborgen omklede regeling. Door die methode toch toe te passen wordt doelbewust
dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdediging afbreuk
gedaan aan het recht op een eerlijk proces alsmede gehandeld in strijd met de
beginselen van een behoorlijke procesorde.” De advocaat vindt dat het OM niet-
ontvankelijk verklaard moet worden.
a. Is MMA een opsporingsmethode en heeft de politie in deze zaak de melding gebruikt
als opsporingsmiddel / -methode?
- MMA is een opsporingsmethode → zie art. 132a Sv. Opsporing =het onderzoek in
verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel
het nemen van strafvorderlijke beslissingen. Als je dit artikel leest dan kan je
concluderen dat MMA een opsporingsmethode is.
b. Gesteld dat sprake is van een opsporingsmethode, wat vind je dan van het verweer
van de raadsman dat deze methode onrechtmatig is omdat ze een specifieke
wettelijke grondslag ontbeert?
- Art. 3 politiewet. Één tip kan genoeg zijn, als het concreet genoeg is en waarom je
denkt dat er sprake is van.. dus als je kijkt naar de basis van art. 3 politiewet en
dat de tip heel specifiek is, dan heeft het verweer van de raadsman niet veel zijn.
Het is de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde.
De advocaat van verdachte heeft ter zitting verder – subsidiair – aangevoerd dat
wanneer het gebruik van MMA-informatie op zich niet onrechtmatig geoordeeld moet
worden, daaraan in ieder geval geen redelijk vermoeden van schuld van overtreding
van de Opiumwet kon worden ontleend. De advocaat vindt dat de toepassing van het
dwangmiddel binnentreden ter inbeslagneming onrechtmatig heeft plaatsgevonden.
c. Vind jij dat de politie ten tijde van het binnentreden redelijkerwijze kon vermoeden dat
op de Marnixstraat 22 de Opiumwet werd overtreden (art. 9 Opiumwet)?
- Er is een vermoeden, en op basis van art. 9 Opiumwet hebben ze dus de
mogelijkheid om binnen te treden in het huis.
d. Naar aanleiding van de MMA-melding zijn gegevens in de GBA gecontroleerd. Wat
had de politie nog meer kunnen doen om de anonieme melding te toetsen of met
nadere onderzoeksgegevens te onderbouwen?
- De persoon zelf checken, observatie, wijkagent vragen of hij iets heeft
gezien/gehoord, strafblad, de buren ondervragen. Zodat je meer aanwijzingen
hebt om te weten wat er aan de hand is.
e. Op welke manier legt de politie verantwoording af over hetgeen hen aanleiding heeft
gegeven tot het binnentreden van de woning aan de Marnixstraat?
- Opmaken van het proces-verbaal, zie art. 152 jo. 153 Sv.
- Verantwoording afleggen (verslag maken)
- Controle mogelijk maken (rechter moet op zitting kunnen controleren of volgens
regels is opgespoord)
- Geheime opsporing onmogelijk maken (feiten onder het kleed vegen)
, Week 2
Opdracht 1 Dave
De recherche ontvangt een telefoontje waarin wordt gesteld dat Dave betrokken zou
zijn bij cocaïnetransporten in de haven van Rotterdam. De drugs is afkomstig uit Bolivia
en komt tussen de ladingen noten, in schepen aan in de haven van Rotterdam. Dave
zou er vervolgens voor zorgen dat de drugs vanaf het schip naar een afgelegen loods
op het haventerrein worden gebracht om van daaruit verder te worden verdeeld met
kleinere transporten per bestelbusje. Dave is geen onbekende in de drugswereld en hij
regelt zijn chauffeurs in het uitgaansleven in Rotterdam.
De recherche stelt na overleg met de officier van justitie direct een onderzoek in, omdat
men al langer vermoedt dat Dave betrokken is bij drugshandel en deel uitmaakt van
een drugsbende. Zo heeft de recherche hem al een aantal keer laten volgen door
wisselende teams van opsporingsambtenaren, maar dit heeft geen nadere
aanwijzingen opgeleverd voor het veronderstelde misdrijf. Ook de telefoontaps geven
vooralsnog geen helderheid. Het lijkt wel of hij door heeft dat de politie hem in de gaten
houdt en het lukt de recherche dan ook niet om bewijs te verzamelen van Dave’s
betrokkenheid bij drugshandel.
Degene die het telefoontje heeft gepleegd heeft Dave de avond ervoor aan de bar van
een uitgaansgelegenheid in Rotterdam aan twee andere mannen horen vertellen dat er
donderdagavond een grote deal zal plaatsvinden in de loods op het haventerrein. In het
gesprek dat de beller heeft afgeluisterd heeft Dave allerlei details besproken, zoals de
plaats van de loods, de hoeveelheid pakketten en het tijdstip van het transport. Deze
informatie wordt in een proces-verbaal opgenomen, zonder dat de naam van de
tipgever, ook een bekende van de recherche, wordt vermeld.
De recherche neemt het telefoontje uiterst serieus en stuurt, met toestemming van de
officier van justitie, een arrestatieteam naar de loods. Op het doorgegeven tijdstip zien
ze dat een grote bestelbus bij de loods aankomt. De bestuurder en de bijrijder rijden de
loods binnen en vertrekken een uur later met een volgeladen bestelbus. Daarop houdt
de politie de bestelbus aan en treft 100 kg cocaïne met een straatwaarde van 2,5
miljoen euro aan. De twee mannen worden aangehouden en beroepen zich tijdens de
verhoren op hun zwijgrecht. De politie wil weten of Dave de opdrachtgever is, maar de
mannen laten niets los. Wel wordt in de telefoon van één van de mannen het
telefoonnummer van Dave aangetroffen en vastgesteld kan worden dat er met dit
nummer in de dagen voor het transport en een uur voor de drugsdeal is gebeld.
De politie besluit de woning van Dave te doorzoeken en vindt een vuurwapen en een
tas met een grote hoeveelheid bankbiljetten.
Dave wordt opgepakt maar ontkent iets met het drugstransport te maken te hebben.
a. De tweede alinea in de casus luidt:
“De recherche stelt na overleg met de officier van justitie direct een onderzoek in, omdat men
al langer vermoedt dat Dave betrokken is bij drugshandel en deel uitmaakt van een
drugsbende. Zo heeft de recherche hem al een aantal keer laten volgen door wisselende
teams van opsporingsambtenaren, maar dit heeft geen nadere aanwijzingen opgeleverd voor
het veronderstelde misdrijf. Ook de telefoontaps geven vooralsnog geen helderheid. Het lijkt
wel of hij door heeft dat de politie hem in de gaten houdt en het lukt de recherche dan ook
niet om bewijs te verzamelen van Dave’s betrokkenheid bij drugshandel.”