JEUGDRECHT IN DE PRAKTIJK
Ido Weijers
Compleet boek
,Inleiding
De term jeugdrecht verwijst meestal naar vier aspecten van het familierecht zoals
Afstamming, minderjarigheid en ouderlijk gezag;
De vrijwillige jeugdhulp;
De kinderbescherming;
Het jeugdstrafrecht.
Als je een goed beeld wilt krijgen van het Nederlandse recht met betrekking tot kinderen,
moet je ook kijken naar uiteenlopende gebieden als onderwijs, medische behandeling en
migratie.
Kwesties als ouderschap, minderjarigheid, adoptie en voogdij zijn onderdeel van het
Burgerlijk Wetboek. Daarin zijn ook regels betreffende de kinderbescherming vastgelegd,
verspreid over diverse artikelen, evenals de regels m.b.t. de medische behandeling. De
regels voor de jeugdhulp zijn vastgelegd in de Jeugdwet die deel uitmaakt van het
bestuursrecht: die regels staan dus weer in een ander wetboek. Belangrijke regels wat
betreft het onderwijs staan in de grondwet en regels betreffende het jeugdstrafrecht zijn niet
zoals in sommige landen in een apart wetboek bij elkaar gezet, maar zijn slechts terug te
vinden als bijzondere regelingen in de veel omvattende wetboeken van strafrecht en
strafvordering.
Wie een helder begrip wil verwerven van het Nederlandse jeugdrecht, dient allereerst een
beeld te krijgen van de grote lijnen in de historische ontwikkeling ervan. Twee brede
internationale ontwikkelingen zijn daarbij cruciaal.
De eerste ontwikkeling betreft het gelijktijdig ontstaan van een systeem van
kinderbescherming en een apart jeugdrechtsysteem rond 1900 tegen de achtergrond
van de ‘sociale kwestie’. In het kader van de snelle industrialisatie en urbanisatie van
de westerse wereld ontstond oog voor verpaupering van gezinnen in de snel
uitbreidende steden. In reactie daarop ontstond zowel op landelijk als internationaal
niveau een roep om actief staatsoptreden ter bescherming van het kind. In Nederland
resulteerde dat in de opzet van de Kinderwetten in 1901, een jaar na de invoering
van de algemene leerplicht. Met de Kinderwetten werden ingrijpende vernieuwingen
in gang gezet op twee gebieden: kinderbescherming en jeugdstrafrecht.
De tweede cruciale ontwikkeling kwam ruim een halve eeuw later opgang. Die
ontwikkeling draaide niet zozeer om kinderbescherming als wel om kinderrechten.
Deze trend begon met de aanname van het Europees Verdrag tot bescherming van
rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in 1950. De ontwikkeling van de
mensenrechten leidde tot een verbetering van de kinderrechten. Hierin kunnen 4
algemene principes onderscheiden worden:
o Dat alle kinderen recht hebben op alle rechten en vrijheden die in het verdrag
worden genoemd zonder discriminatie van welke aard dan ook;
o Dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind een
eerste overweging vormen;
o Dat alle kinderen recht hebben op leven, overleven en ontwikkeling;
o En dat alle kinderen het recht hebben om hun mening te geven en te
participeren in beslissingen die heb betreffen in overeenstemming met hun
leeftijd en rijpheid.
Ido Weijers
Jeugdrecht in de praktijk
,Deze ontwikkeling heeft de laatste jaren in Nederland en andere landen in Europa op vele
gebieden tot discussies en tot ingrijpende aanpassingen van de wetgeving betreffende
kinderrechten geleid. Het speelt hierbij een rol dat elk land dat het kinderrechtenverdrag
heeft geratificeerd eens in de vijf jaar een rapport moet presenteren over wetgeving en beleid
op het punt van kinderrechten in de achterliggende jaren. Dit rapport wordt besproken op
een open vergadering van onafhankelijke deskundigen.
Nederland kreeg van het comité de aanbeveling om een Kinderombudsman aan te stellen,
als een onafhankelijk instituut dat de ontwikkeling van de rechten van het kind controleert.
De kinderombudsman biedt hulp aan kinderen die menen dat hun rechten niet of
onvoldoende worden nagekomen; geeft advies aan regering, parlement en andere
instellingen; en onderzoekt structurele problemen van kinderen, zoals armoede en kinderen
die gedwongen thuiszitten omdat geen school ze opneemt. Nederland heeft sinds 2011 een
kinderombudsman.
Ido Weijers
Jeugdrecht in de praktijk
, Hoofdstuk 1 – Familierecht
Inleiding
Het familierecht heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen personen op het terrein van
families en relaties. Het regelt zowel de ‘verticale’ relaties (zoals afstamming en ouderlijk
gezag) als de ‘horizontale’ relaties (zoals huwelijk en geregistreerd partnerschap).
Juridisch ouderschap
Europees verdrag voor de Rechten van de Mens
Artikel 8 – Recht op eerbieding van privé- familie- en gezinsleven
1. Eenieder heeft het recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn
woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht,
dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is
in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn
van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van
de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van
anderen.
Het afstemmingsrecht regelt de afstemming tussen ouders en kinderen. Het geeft antwoord
op de vraag wie volgens de wet familie van elkaar zijn. het afstemmingrecht geeft het kind
een rechtsbetrekking tot zijn ouders, broers en zussen, grootouders, ooms en tantes, neven
en nichten, etc. Het afstemmingsrecht is ‘dwingend recht’, dat wil zeggen dat er geen ruimte
is om dingen op dit gebied zelf naar eigen inzicht te regelen. Het afstemmingrecht is hevig in
beweging. Eerst was een uitgangspunt dat een kind minimaal een ouders heeft en maximaal
twee. Inmiddels is hierover discussie in Nederland, ze willen dat de regering het juridisch
ouderschap voor drie of vier ouders tegelijk mogelijk maakt.
Bij de ontwikkeling van het Nederlandse afstemmingrecht speelt het internationale recht een
zeer belangrijke rol.
Hierbij moet allereerst worden gedacht aan het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens (EVRM). Dit verdrag heeft in Nederland rechtstreekse werking, dit wil
zeggen dat de rechterlijke macht alle wetgeving en bestuur direct aan het EVRM
moet toetsen en dat personen in Nederland bij de rechter tegen beslissingen van de
overheid bepalingen uit het EVRM kunnen inroepen.
Verder moet worden gedacht aan belangrijke, richtinggevende uitspraken van het
Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM).
En aan het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Moeder door geboorte
De vrouw uit wie het kind geboren is, is voor de Nederlandse wet de juridische moeder met
alle rechten en plichten die daarbij horen. Dit beginsel is ook van toepassing als bij de
bevruchting genetisch materiaal van anderen is ingebracht, zoals een eicel van een andere
vrouw. Een draagmoeder wordt ook beschouwd als juridische moeder.
Ouder van rechtswege
De vader van een kind is de man die op het moment van de geboorte van het kind gehuwd is
met de vrouw uit wie het kind is geboren, dit geldt ook voor geregistreerd partnerschap.
Wanneer het kind geboren wordt voordat beide partners getrouwd zijn of een geregistreerd
partnerschap hebben gesloten, ontstaat er geen vaderschap van rechtswege maar zal de
man het kind moeten erkennen.
Ido Weijers
Jeugdrecht in de praktijk