Er kunnen altijd kleine foutjes inzitten!
Theorie examen kerntaak 1, deel VAK
Inleiding oog.
- Functies
o Scherp zien (lezen, iemand aankijken)
o Een gebied zien (gezichtsveld)
o Een onderdeel van coördinatie → doordat we diepte zien kunnen we afstanden
inschatten.
- Onze ogen werken samen via de hersenen met vrijwel het hele lichaam.
- Adnexa
o Bijbehoren
o Oogleden
▪ Zijn zonder hulpmiddelen zichtbaar
▪ Let op de kleur, mogelijke zwellingen of andere afwijkingen
o Extra oculaire oogspieren, oogkas, traanklier.
o Let ook op de stand van het hoofd
▪ Eventuele draaiing, kanteling of neiging.
o Hoe beweegt iemand zich voort?
▪ Resoluut
▪ Aarzelend, zoekend.
- Macroscopisch onderzoek
o Het onderzoek zonder microscoop. Het is met het blote oog waarneembaar.
o Noteer alles wat je opvalt of afwijkend is
▪ Objectief en zonder oordeel.
,Anamnese:
- Klacht specifieke anamnese
o De reden van komst
o Hoelang?
o OD of OS of ODS
o Stabiel, toenemend of afnemend?
o Continue aanwezig of wisselend?
o Bij klachten zicht
▪ Op welke afstand?
▪ Omstandigheden
▪ Tijdstippen
o Bij bepaalde klachten
▪ Lichtflitsen?
▪ Visusdaling?
▪ Pijn?
▪ Jeuk?
- Vragen algemene anamnese
o Medicatie?
o Allergie?
o Eerder bij de oogarts geweest?
o Familiare oogaandoeningen? (GCL, MGD)
o Grotere operaties ondergaan?
o Onder controle andere medische specialisten?
o Bloeddruk?
o DM?
o Hartfalen?
o Schildklier?
o Alcohol, roken, drugs?
o Bril of CTL
▪ Bril
• Sterkte
• Hoe oud is de bril
• Wanneer voor het laatst opticien?
• Hoelang brildragend
▪ CTL
• Sterkte?
• Type?
• Wanneer voor laatst CTL specialist
• Reservebril?
,De spleetlamp basis.
- Een biomicroscoop
- De verlichting kun je als smalle bundel projecteren → vandaar de term spleetlamp
- Onderdelen
o Verlichting
▪ Boven of onder
▪ Meer of minder
▪ Bundel smaller of breder
o Vergroting
o Oculair
o Joystick
▪ besturing
o Applanator
▪ Kun je de oogdruk meten
- Instellen oculairen
o Instellen oculair op eigen ogen
o Draai oculairen naar maximaal “+”
o Stel de afstand van de spleetlamp zo in dat het beeld zo scherp mogelijk is.
o Schijn op en kijk naar de neusbrug van de patiënt om het beeld per oog scherp te
stellen.
o Draai langzaam naar de min kant tot het beeld scherp is. (instellen kan zowel met als
zonder je eigen correctie)
o Om de PD (pupil distantie) goed in te stellen kijk met je dominante oog door het
bijbehorende oculair en draai je het andere oculair bij net zolang tot het beeld van
het andere oog er ook bij komt
- Patiënt instellen
o Laat je patiënt plaatsnemen met de kin op de steun, voorhoofd tegen de band
o Stel de hoogte van de kinsteun zo in, dat de inkeping op de steun gelijk staan met de
ogen van de patiënt
o Laat je patiënt de ogen nog even sluiten zodat je rustig kunt instellen zonder de
patiënt onnodig te belasten
o Stel scherp op wat je wilt zien door de afstand van de spleetlamp tot je patiënt te
veranderen.
- Het onderzoek
o Van groot naar klein
o Van buiten naar binnen
o Groot beginnen
▪ Groot gezichtsveld bekijk je met een een kleine vergroting
o Diffuus → oog en adnexa bekijken
▪ Zacht verspreid licht
o Kijk naar de huis (kleur, structuur), ooglidranden en wimpers.
o Oogleden
▪ Laat je patiënt de ogen openen en kijk dan naar de conjunctiva, cornea en je
kunt de ogen laten draaien om alle kanten goed te kunnen zien
▪ Trek ook het bovenooglid even omhoog en laat de patiënt naar beneden
kijken.
▪ Trek het onderooglid even omlaag en laat de patiënt omhoog kijken.
o Kijk ook naar de iris
▪ Structuur, kleur, vergelijk OD met OS.
▪ Kijk naar de pupil; is de pupil mooi rond.
, o Optische coupe (optic section)
▪ Zo smal mogelijke bundel zonder diffuus filter weg.
o Vergroting op 10x
o Ongeveer op 45 graden en begin temporaal.
o Met de joystick bewegen richting nasaal.
o Doorsnede cornea
▪ In detail → vergroting 16x. En spelen met de vergroting bij afwijkingen.
o Kijk in het licht → directe belichting
o Naast het licht → indirecte belichting.
o Zeggen wat je doet! Goede volgorde hanteren.
- Notatie
o Altijd noteren!!! Niet genoteerd = niet gedaan. Ook bij geen bijzonderheden.
o Noteer waar je naar gekeken hebt en dat je een onderzoek hebt gedaan.
o Afwijkends? Beschrijf je observatie, stel geen diagnose.
Spleetlamponderzoek uitgebreid
- Je onderzoekt bij iedereen patiënt het volgende:
o Macroscopisch → Hoofstand, gelaat, oogstand en pupilreflex
o Microscopisch → Oogleden, conjunctiva, cornea , VOK, iris, lens en glasvocht
- Werk systematisch
o Met vaste volgorde
o Van buiten naar binnen
o Wat verwacht je te zien bij deze patiënt
o Je kan/wil/hoeft niet altijd alles bekijken.
- Macroscopisch onderzoek
o Observeer hoe iemand binnenkomt → doelbewust, twijfelend, zoekend
o Hoofdstand → recht, gekanteld of gedraaid
o Knipperbeweging → normale knipperslag, heel weinig of extreem veel of knijpend.
o Stand van de oogleden/ogen.
- Microscopisch
o Bekijken structuren
▪ Oogleden en huid rond de ogen, conjunctiva (bulbair en palpebraal), cornea,
kamerhoek, voorste oogkamer, iris, pupil, lens.
o Microscopische vergroting
▪ Overzicht → kleine vergroting → 6-10 x
▪ Details → grote vergroting → 25, 40 x
▪ Speel met belichting en vergroting om je voorwerp van onderzoek zo goed
mogelijk in beeld te brengen
o Belichting
▪ Diffuus
• Een zachte belichting die gelijkmatig verspreid wordt. Het licht wordt
niet scherp afgetekend afgebeeld.
• Bekijk de oogleden, conjunctiva en een overzicht van het oog eerst
met diffuse belichting
• Kleine vergroting.