Samenvatting Bouwkunde Kwartiel 2
H22 Kappen, daken en dakbedekkingen
22.2 Dakvormen
Daken worden wat betreft de helling van het dak onderverdeeld in:
- Plat dak met een helling van 0 tot 5 graden.
- Flauw hellend dak: 5 tot 20 graden.
- Matig hellend dak: 20 tot 30 graden.
- Hellend dak: 30 tot 40 graden.
- Steil hellend dak met een helling groter dan 40 graden.
Deze helling is van belang omdat de toe te passen dakbedekking afhangt van de
weersomstandigheden. Niet elke dakbedekking is voor elke dakhelling geschikt.
22.2.1 Platte daken
Wanneer wordt gesproken over een plat of dakvloer, wordt een plat dak bedoeld.
De waterafvoer vergt bij platte daken grote aandacht. Als er water op het platte
dak achterblijft, kan dit leiden tot kwaliteitsverlies van de materialen, vervuiling,
wateraccumulatie of vorstschade.
22.2.2 Hellende daken
Het hellende dak heeft als voordelen:
- Zolder biedt mogelijkheid tot uitbreiding van de woning.
- Zolder is een goedkope bergruimte.
Het zadeldak is het meest toegepaste dakvlak. De gevel die haaks op de lengte
van de schilden staat, wordt de topgevel genoemd. De lijn gevormd door de
elkaar ontmoetende dakschilden, heet de noklijn.
Een geveldak is een zadeldak dat gevormd wordt door twee dakschilden die
liggen tussen opgemetselde gevels.
Een mansartkap is een zadelkap met geknikte dakvlakken. Hierdoor komt er op
de onderliggende zolder meer ruimte vrij.
Bij een dak met wolfseind is de topgevel van het zadeldak afgeschuind.
Naast het zadeldak worden vele andere vormen onderscheiden:
- Lessenaarsdak: Eén dakvlak in één richting hellend, meestal niet steil.
- Schilddak: Vier dakvlakken die met een korte noklijn verbonden zijn.
- Tentdak: Dak zonder noklijn, komt op één punt samen.
- Toren- of puntdak: Vier of meer dakvlakken komen op één punt samen.
- Luifeldak: Dient ter bescherming tegen regen en zonnestraling, zoals een
tribune.
- Samengesteld dak op samengestelde plattegrond: Is een combinatie van
twee of meer elementaire dakvormen.
- Zaag- of sheddak: Samengesteld uit dakschilden met verschillende
hellingen.
- Vouw- of schakeldak: Alle daken hebben dezelfde hoek.
- Hangdak: Dakvlak rust op een hangconstructie.
- Koepeldak: Dakvlak is bolvormig.
- Schaaldak: Dakvlak is in een of twee richtingen gekromd.
- Langskap: Denk aan een rijtjeshuis.
- Dwarskap: Lijkt op zadeldak maar dan in meervoud.
- Kruiskap: Twee zadeldaken door elkaar gekruist.
,22.3 Isolatie
De isolatielaag komt zowel bij platte als bij hellende daken voor. Er zijn drie typen
daken te onderscheiden:
- Kouddak: Isolatie bevindt zich onder de dakvloer.
- Warmdak: Isolatie bevindt zich direct onder de dakbedekking op de
platdakvloer.
- Omgekeerd dak: Isolatiemateriaal bevindt zich op de dakbedekking.
22.3.1 Isolatiematerialen
Isolatiematerialen zijn in een coderingssysteem ondergebracht, dat is opgesteld
door KIWA en BDA. Verschillende materialen zijn: organische materialen, kurk,
vlas, stro- en rietplaten en anorganische materialen.
Welk isolatiemateriaal wordt toegepast, is afhankelijk van de eisen ten aanzien
van brandgedrag en begaanbaarheid, en bouwfysische eisen.
22.4 Opbouw platte daken
22.4.1 Draagconstructie
Een plat dak bestaat uit een draagconstructie van hout, beton of staal. De keuze
van het materiaal is afhankelijk van de belasting, de overspanning en het soort
gebouw.
22.4.1a Hout
Als houten draagconstructie worden houten balk, gelamineerde ligger of houten
vakwerkligger toegepast. Wanneer houten balken het gewicht niet kunnen
dragen, wordt gekozen voor gelamineerde liggers.
22.4.1b Beton
Als draagconstructie van beton wordt in de systeem-, montage- en
betonskeletgebouw de betonbalk of voorgespannen betonligger toegepast.
22.4.1c Staal
Als draagconstructie van staal kan worden gekozen voor het stalen vakwerk, dat
net zoals het houten vakwerk opgebouwd is uit driehoeken. Grote
overspanningen zijn hiermee mogelijk.
22.4.2 Dakvloer
Over de draagconstructie wordt de dakvloer aangebracht die het dragend
gedeelte vormt direct onder de dakbedekking.
22.4.2a Hout
Platte houten daken hebben nagenoeg dezelfde constructieve opbouw als houten
vloeren. Ze zijn echter voorzien van een dakbedekking en worden ongeïsoleerd,
zoals voor carports en bergingen, of geïsoleerd uitgevoerd, zoals bovenruimten.
22.4.2c Staal
Wanneer staal als dakvloer wordt toegepast, wordt meestal gebruikgemaakt van
verzinkt geprofileerd staalplaat.
22.4.3 Verankering houten balklaag
De verankering van een plat houten dak moet in verticale en horizontale richting
plaatsvinden. In verticale richting wordt het dakvlak aan de muren gekoppeld. De
stabiliteit van de muren wordt verkregen door ze aan de balken te koppelen. Dit
is de horizontale verankering.
, 22.5 Dakbedekking voor platte daken
Het doel van dakbedekking is het dak waterdicht te maken. De dakbedekking die
hiervoor gebruikt wordt, moet één geheel vormen en derhalve wordt gesproken
van de dakhuid of membraamafdichting.
22.5.1 Bitumineuze materialen
Bitumen is al heel lang bekend en werd oorspronkelijk in de natuur gevonden.
Tegenwoordig wordt het verkregen door raffinage van aardolie. De rest wordt
penetratiebitumen genoemd.
22.5.2 Kunststof dakbanen
Kunststof dakfolies worden ook in baanvorming toegepast. De basisgrondstof is,
net zoals bij bitumen, aardolie waarvan via chemische processen de
halffabricaten worden gemaakt en vervolgens de kunststof folies. Er zijn twee
kunststof dakfolies die als dakbedekking kunnen worden gebruikt, namelijk
thermoplastische folies en rubberfolies.
22.5.2a Thermoplastische folies
De meest toegepaste thermoplastische folies zijn: ECB en PVC.
EBC-folie is ongewapend en kan worden voorzien van een cachering van glas- of
polyestervlies.
PVC-folie wordt met en zonder wapening geleverd. Deze folie kan geplakt worden
aangebracht waarbij een speciale lijm wordt gebruikt.
22.5.2b Rubberfolies (elastomeren)
De belangrijkste rubberfolie is EPDM, een milieuvriendelijke kunststof die
ongewapend en soms met een cacheerlaag wordt geleverd. De folie wordt met
speciale lijm of bitumen aan de ondergrond bevestigd.
22.6 Dakdoorvoeren en afvoeren bij platte daken
Voor doorvoeren ten behoeve van ontluchtingskapjes, kabels, rookgas- en
hemelwaterafvoer moeten passende sparingen in het dakbeschot worden
uitgezaagd. De plaats van de dakdoorvoer kan van de werktekening worden
gehaald en de grootte van de sparingen wordt aan de hand hiervan op het
materiaal afgetekend en uitgezaagd.
22.7 Dakranden bij platte daken
Een plat dak kan op de volgende manieren bij de dakrand eindigen:
- Gelijk met gevel.
- Met overstek, gedeelte dak loopt over buitenwand door.
- Tegen borstwering of opgaande muur.
22.7.1 Dakrand gelijk met gevel
Een dakrand die gelijk of praktisch gelijk loopt met de gevel komt zeer vaak voor.
Om de dakbedekking in de hoeken bij de dakopstanden, dakranden het
opgaande werk voldoende steun te geven, moeten mastiekhoeken of mastiek-
schroten worden aangebracht.
Om de dakbedekking bij de dakrand te beëindigen, wordt deze afwerkt met:
aluminium daktrim, afdeklijst of een kraallat.
22.7.1a Daktrim
Met behulp van de daktrim wordt de dakbedekking aan de rand vastgezet. De
daktrim is vervaardigd van aluminium en heeft een maximale lengte van 2,5