H1 Verkenning
1.2 Kenmerken van methodisch handelen
Als je je afvraagt of je wel of niet methodisch handelt, kun je voor jezelf afvinken of jouw handelen
aan de volgende kenmerken voldoet:
- Je handelen is doelgericht: als je methodisch werkt, wil dat altijd zeggen dat je van tevoren
hebt bepaald welk doel je wilt bereiken en heb je dit doel zo goed mogelijk geformuleerd.er
kunnen in bepaalde situaties, waarin blijkt dat het lastig is om je doel 1-2-3 te halen, ook
tussendoelen/subdoelen worden gecreëerd. Hiermee creëer je een overzichtelijke afstand
voor jou en je cliënt.
- Je handelen is systematisch: nadat je een doel hebt bepaald, kun je ook volgorde aanbrengen
binnen de verschillende stappen die je gaat zetten op weg naar dat doel. Je kunt prioriteiten
stellen aan je wijze van handelen, en je bent in staat om van te voren volgorde en
prioriteiten aan te geven
- Je handelen is procesmatig: je moet zorgen voor een doorlopende ontwikkelingslijn. Het is
ook nodig dat je realiseert welk effect elke fase heeft op de andere fasen.
- Je handelen is bewust: je weet wat je doet en waarom je hete doet, je kunt iedere fase van je
stappenplan onderbouwen. Het feit dat jij je bewust bent van waar je precies mee bezig
bent, maakt dat je beter in staat bent om je doel te bereiken.
1.3 Voordelen van methodisch werken
Methodisch werken heeft een aantal voordelen die je ten opzichte van de leek een voorsprong
geven:
- Je kunt beter vooruitkijken, waardoor je meer controle hebt over wat er gebeurt en de kans
op fouten afneemt. Jouw systematische aanpak en procesmatige aanpak maken dat je niet
alleen weet wat er komen gaat, maar oom dat je weet hoe de elkaar opeenvolgende
handelingen zich tot elkaar kunnen verhouden. Op die manier worden reacties van de cliënt
of de omgeving voor jou inzichtelijk.
- Je maakt voor een ander inzchtelijk welk proces je wilt volgen. Hierdoor ben je in staat te
onderbouwen wat precies je bedoeling is en je kunt duidelijk maken waarom je het doet en
het ander nalaat. Doordat je hulpverleningsproces inzichtelijk is, ben je ook in staat om een
verschil te maken tussen kwantiteit en kwaliteit.
- Je kunt je eigen handelen bespreeknaar maken/evalueren en op grond daarvan eventueel je
proces bijstellen. Als sociaal werker wordt er verwacht dat je in staat bent tot reflectie, dat je
zelfinzicht hebt en dat je in staat bent met enige afstand naar je eigen handelen te kijken.
, - Je maakt je proces overdraagbaar aan anderen. Je brengt einddoelen in kaart, een soort
‘spoorboekje’ voor de omgeving.Door jouw deskundigheid is het voor de omgeving mogelijk
om het proces te volgen. Door methodisch te werken is het mogelijk het
hulpverleningsproces onafhankelijk te maken van de hulpverlener.
- Je werkt efficiënt en effectief. In de regel is het zo dat je vanuit je werkomgeving kaders krijgt
aangereikt, waarbinnen verwacht wordt dat je tot een zo groot mogelijk resultaat komt.
Binnen de meeste organisaties zijn tijd en geld aan elkaar gekoppeld. Voor jou als sociaal
werker betekent dit dat je voor het uitvoeren van een bepaalde taak de meest praktische
manier moet kiezen: efficiënt werken. Dat betekent ook dat je jouw taken als sociaal werker
zodanig moet kiezen dat de uitvoering je dichter bij je doel brengt: effectief werken.
1.4 Methode en methodiek
In feite is een methodiek het overzicht van meerdere methoden. Bijvoorbeeld: je wilt een cliënt
zelfstandig laten wonen. Je ontwerpt voor elke taak voor het zelfstandig wonen een methode. Jij
weet waarom je iets doet: je wilt hiermee een hoger doel bereiken, namelijk dat je cliënt de
vaardigheden leert die nodig zijn om zelfstandig te kunnen wonen. Jouw overzicht over de
verschillend methoden die je gebruikt om je hogere doel te bereiken is de methodiek. De inhoud van
methodisch werken wordt beïnvloed door wat je kunt, wat je weet en door je inzicht. Jouw
ontwikkeling als professional zal van invloed zijn op jouw methpdisch handelen.
1.5 De regalutieve cyclus
‘Een regalutieve cyclus is een voldoende neutraal kader waarin we competenties kunnen vergelijken
en waarin competenties uit diverse profielen (sociaal pedagogische hulpverlening, maatschappelijk
werk en cultureel werk) tot hun recht komen’. (Kuiper, 2006).
Om zich zo goed mogelijk van zijn taak te kwijten volgt de sociaal werker een aantal
competentiebakens die tot doel hebben de empowerment van de cliënt te versterken:
- Versterkt eigen kracht en zelfregie
- Stuurt aan op betrokkenheid en participatie
- Is zichtbaar en werkt outreachend
- Verheldert vragen en behoeften
- Helpt cliënten contact te maken
- Inspireert tot ander gedrag
- Werkt samen en versterkt netwerken
- Beweegt zich in uiteenlopende leef- en systeemwerelden
- Heeft oog voor verhoudingen en kan inspelen op veranderen
- Benut professionele ruimte
,Dit alles onder het motto: ‘zo snel mogelijk, zo goed mogelijk en zo dicht mogelijk bij huis’. Aan al
deze competenties merken we dat er een gemeenschappelijke visie op het sociaal werk ten
grondslag ligt. Vanuit deze gemeenschappelijke visie zijn een aantal duidelijke taakgebieden
geformuleerd:
- We werken met cliënten
- We werken in en vanuit een organisatie
- We werken aan professionaliteit
Om binnen bovenstaande taakgebieden te werken wordt van de sociaal werker verwacht dat hij
voortdurend bezig blijft om een aantal professionele competenties te ontwikkelen:
1. Een sociaal werker is in staat een agogosische of therapeutische pf pedagogische relatie met
een individu, groep of groter samenlevingsverband aan te gaan, te onderhouden en te
beëindigen en op basis daarvan de professionele taken uit te voeren die behoren tot 1 van
de sociaal-werk-berooepen.
2. Een sociaal werker is in staat deze professionele taken op een methodische wijze en op basis
van gedragswetenschappelijke, sociaalwetenschappelijke en agogische kennis vorm te geven
en uit te voeren door te laten zien dat hij in staat is planmatig, procesmatig, resultaatgericht
en strategisch te werken, onder meer vraaggericht, competentiegericht en systeemgericht.
3. Een sociaal werker is in staat tot voortdurende evaluatie en bijstelling van zijn methodisch
handelen en kan daarop reflecteren en zich daarover verantwoorden aan de hand van
theoretische en normatieve kaders.
De regulatieve cyclus kan je opmaken als volgt: nadenken, dan volgt een plan maken, dan de
uitvoering van dat plan, en tot slot de evaluatie, en van daaruit kan je weer gaan nadenken en zo
begint de cyclus weeer opnieuw. Eigenlijk is de regalutieve cyclus een cirkel, omdat het als een cirkel
telkens terugkomt bij het uitgangspunt.
1.6 Een lineair model
Methodisch werken doe je als je een doel hebt geformuleerd, de weg er naar toe kun je een plan
vaan aanpak noemen of een stappenplan. Als je in gedachte een plan uitzet op een rechte lijn,
ontwerp je dus een lineair model (kun je ook verticaal instellen):
Doelformulering – stap 1 – stap 2 – stap 3 – doelresultaat
1.7 Een circulair model
Begin en eindpunt zijn met elkaar verbonden. Het eindpunt, waarin je het doelresultaat hebt
geplaatst, wordt onderdeel van de cirkel. Het mooie van een circulair model is dat je het cyclisch kunt
maken. Immers, als de lijn afloopt, kom je bij het beginpunt uit. Als op dat moment je doel niet is
behaald, vraag je je af waarom en begin je weer opnieuw. Het is nu goed mogelijk om bij te sturen,
en het grote voordeel hiervan is dat je op koers kunt blijven.
, 1.8 Voordelen van een cyclisch model
Het grote voordeel van een cyclisch model is dat je in staat bent om een cliënt veel langer te
begeleiden zonder dat je het gevoel krijgt dat de cliënt niet in staat is om jou te volgen, of zonder dat
je het gevoel bekruipt dat je niet in staat bent de cliënt te begeleiden. Cyclisch werken is dus ook
goed voor de cliënt. Zijn succes is jouw succes en jouw succes is zijn succes. De voordelen op een rij:
- Je hebt het psychologische voordeel dat je niet het gevoel hebt te mislukken als je
doelresultaat niet meteen gehaald wordt.
- Je bent in staat om veel beter het proces te volgen
- Je bent in staat om duidelijk procesmatig te werken
- Daardoor kun je makkelijk de ene begeleidingsvorm door de andere vervangen. Je bent
flexibel
- Je cliënt wordt niet afgerekend op zijn ‘falen’, want hij krijgt de ruimte om te
experimenteren.
- Elk circulair plan is cyclisch te maken.
H2 Initiatief
2.2 Visie en missie legitimeren
Er zijn veel manieren waarop je in staat bent een beeld te vormen van wat je precies wilt doen en op
welke wijze je dat wilt doen. Je begint dus al vrij snel met het ontwikkelen van een visie en een
missie. Dat je een gerichte studie hebt gekozen, is al een manier die je is ingegeven waarop je je
missie/visie ontwikkelt. In feite volg je hierbij de regalutieve cyclus, stap 1: initiatief. Jouw missie en
visie zijn met name zo belangrijk omdat deze alles wat je doet en laat, beïnvloeden.
Je ontwikkelt een missie door stil te staan bij waar je voor wilt staan, door je bewust te worden
vanuit welke normen en waarden je wilt leven en werken, door te beseffen wie je bent en hoe je met
collega’s en cliënten wilt omgaan. Je ontwikkelt een visie door je af te vragen hoe je jouw missie
zichtbaar kunt maken in concreet handelen. Volgens deze theorie is het van belang dat jouw missie
en visie met elkaar overeenstemmen en dat ze passen bij jouw cliënt, ervan uitgaand dat jouw visie
en missie overeenkomen met de missie en visie van de organisiatie waarvoor je werkt. Het is
belangrijk te weten wat je drijft. Maar als dit deel van de initiatieffase is afgerond, kun je overgaan
naar de praktische deel van de initiatieffase, er wacht immers een cliënt op je. In dit deel probeer je
een beeld te vormen van een cliënt, en dit kan het beste door je te informeren.