1. Welke uitspraak over bedrijven is het meest juist? (pm)
a. Bedrijven hebben alleen een economisch aspect.
b. Bedrijven hebben verschillende aspecten, die met elkaar samenhangen
en waaronder het economisch aspect sterk op de voorgrond treedt.
c. Bedrijven hebben weliswaar allerlei aspecten maar die kunnen allemaal
herleid worden tot het economisch aspect.
2. Hagemeyer, een bedrijf in de distributie en het onderhoud van electrotechnische
producten, had in haar jaarverslag de volgende zin staan:
“Terugbrengen van het aantal leveranciers en het verstevigen van de relatie met
de belangrijkste leveranciers”.
Waarvan is sprake in dit citaat? (pm)
a. Van de doelstelling van Hagemeyer.
b. Van de missie van Hagemeryer.
c. Van de strategie van Hagemeyer.
Ondernemingsvormen (3; 1Kb; 2T)
3. Waarin is voor de ondernemer het voordeel gelegen van een eenmanszaak ten
opzichte van een besloten vennootschap? (pm)
a. In de aansprakelijkheid van de eigenaar.
b. In de continuïteit van de onderneming.
c. In de vrijstelling van publicatieplicht.
,4. Een ondernemer met een eenmanszaak heeft een winst van € 30.000 in 2011.
Over welk bedrag moet hij belasting betalen? (hf)
a. € 30.000
b. € 25.398
c. € 22.350
5. Een ondernemer met een BV heeft een looninkomen van € 30.000. Hoeveel
belasting moet hij hierover betalen (heffingskorting buiten beschouwing gelaten).
(hf)
a. € 6.000
b. € 12.585
c. € 10.917
6. Een ondernemer investeert in een nieuwe machine van € 50.000. Zijn dit voor de
ondernemer kosten? En/of is het een uitgave? (hf; kf)
a. het zijn alleen kosten
b. het is alleen een uitgave
c. het zijn kosten en het is ook een uitgave.
7. Een ondernemer verkoopt in september voor € 20.000 aan goederen op
rekening. Is dit in september een opbrengst, een ontvangst, of zowel een
opbrengst als een ontvangst? (hf; kf)
a. alleen een opbrengst
b. alleen een ontvangst
c beide, zowel een opbrengst als een ontvangst.
8. Piet Pluim heeft alleen liquide middelen als vlottende activa. Zijn liquide middelen
zag hij afgelopen maand dalen van € 650 naar € 420. In diezelfde periode zijn de
vaste activa op zijn balans toegenomen met €240 en zijn de schulden afgenomen
met €100.
Bereken voor Piet de verandering van zijn eigen vermogen over afgelopen
maand. (pm; T)
a. Zijn eigen vermogen is afgenomen met €230
b. Zijn eigen vermogen is toegenomen met €10
c. Zijn eigen vermogen is toegenomen met €110
, 9. Nicole Paas is op 1 september van dit jaar een studie begonnen aan een hoge
beroepsopleiding ‘vormgeving’. Haar kamerhuur (€300 per maand) betaalt zij op
de 28e van elke maand achteraf over diezelfde maand. De verzekeringspremie
van €120 per kwartaal betaalt zij op 30 september vooruit voor het laatste
kwartaal.
Welke bedragen staan in verband met de genoemde kosten op de Balans van
Nicole per 1 oktober? (pm T)
a. Nog te betalen: €0; Vooruitbetaald: €0
b. Nog te betalen: €0; Vooruitbetaald: €120
c. Nog te betalen: €300; Vooruitbetaald: €120
Op 1 oktober heeft zij haar huur al betaald (geen schuld als balanspost)
Op 1 oktober heeft zij de dag ervoor 30/9 120 premie vooruitbetaald (bezitting als
balanspost)
10. Sylvia Knol heeft per 1 september de balans van haar studentenhuishouden
opgesteld. Haar bankstel heeft ze voor een bedrag van €90 op haar balans
opgenomen. Op 15 september verkoopt ze haar oude bankstel voor €120 en ze
schaft voor €1.000 een nieuw bankstel aan. Het nieuwe bankstel komt voor
€1.000 op haar balans te staan.
Wat gebeurt er vanwege deze twee transacties met het eigen vermogen van
Sylvia? (pm T)
a. Het eigen vermogen stijgt met €30
b. Het eigen vermogen stijgt met €1.030
c. Het eigen vermogen daalt met €970
Op haar oude bankstel behaalt ze bij verkoop een winst van 120 – 90 = 30. Dat is
toename van EV. Het nieuwe bankstel impliceert een investering en laat het eigen
vermogen ongemoeid. Haar liquide middelen dalen 1.000 en daarvoor komt het
bankstel in de plaats voor 1.000 (allebei aan de debetzijde).
11. Welke stelling is juist? (pm; Kb)
a. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting leiden
automatisch tot verschillen tussen begin- en eindbalans.
b. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting leiden tot een
mutatie in het eigen vermogen.
c. Verschillen tussen liquiditeitsbegroting en exploitatiebegroting hebben altijd te
maken met verschillen tussen afschrijvingen en aflossingen.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper JosEiland. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.