cChemie samenvatting
Week 1
Binaire zuren: H en niet metaal bv HF, HCL,HBR,HL
Oxyzuren: H en een oxyanion: O en een ander element PO4 NO2 SO4
Oxy anion: -aat. Bv sulfaat
Oxy anion: -iet bv sulfiet
Arrrhias: “ base vomt OH- en zuur vormt H+”
Br0nstad lowry:”Base neemt protonen op en zuur staat protonen af”
Hydronium ion: H+ is proton, kerndeel , nooit alleen, bindt met e- van een molecuul of ion bv
h2o hpo h2po4 hco3
Amfolyten: - stoffen die protonen opnemen en af kunnen staan – amfotere stoffen – buffers
Geconjugeerde zuur-base paren
- Verschillen 1 proton
- Zuur één meer dan zn gecojugeerde base
Bv NH3 NH4 NH3 is base en NH4 is het geconjugeerde zuur (h+ erbij)
Bv H2O OH- H2O is zuur en OH- is de geconjugeerde base (H+ eraf)
Sterk zuur: volledige ionizatie
Zwak zuur: onvolledige ionnisatie
pH pondus hydrogenium
-gewicht v. waterstof
- pH= -log [H3O] [H3O+]=10^-pH
Meerwarige zuren
- Meer protonen afsplitsen
- H2SO4 is tweewaardig zuur want twee protonen afsplitsen
- H3PO4 is een driewaardig zuur want drie protonen afsplitsen
Voorbeeld:
CH3COOH + H2 O H2O + CH3COO-
Ph = 2,87 c(CH3COOH) = 0,1 M [H3O+] = 10-2,87 = 0,00134 M [CH3COO-] = 0,00134 M
[CH3COOH] = 0,1 – 0,00134 = 0,09866 M
Slechts 1,34 % is geïoniseerd
Van de 10.000 moleculen zijn er 134 gesplitst in H+ en
CH3COO-
, WEEK 2
Sterke zuren: HCL, H2SO4, HNO3, H3O
Sterke basen: OH-,S-2,O-2 NAOH KOH BA(OH)2
Bij Ba(OH)2
pOH = -log [OH-]
Ba(OH)2 = 0.124 M
Bereken de pH.
pOH = -log(2x0.124) = 0.606 pH = 14 – pOH = 13.4
Sterk vs zwak zuur
0,1 M zoutzuur (c(HCl) = 0,1 mol/L) pH = 1 (= -log 0,1)
0,1 M azijnzuur (c(CH3COOH) = 0,1 mol/L) pH = 2,87 (≠ - log 0,1)
niet alle moleculen zijn geïoniseerd !!!
Voorbeeld bepalen van een zwak zuur
Mierenzuur (HCOOH), 0.100 M Ka = 1.8 x 10-
- +
HCOOH + H O ß → HCOO + H O
2 3
Ka = [HCOO] / [H3O] X [HCOO] = 1,8X10-
1,8 X 10^-4 = [X] [X] / [0,100 – X] =
Aanname >5%
1,8 X 10^-4 = [X] [X] / [0,100 ] =
1,8 X 10^-4 = [X2] / [0,100 ] =
X2 = 1,8 X 10^-4 x 0,100
X = WORTEL 1,8 X 10^-4 x 0,100
X = 4,24 x 10^-3 M
pH= -log( 4,24 x 10^-3 M) = 2,38
Maar je deed een verwaarlozing dus x/c x 100%
4,24 x 10^-3 M/ 0,100 x 100 = 4,24% Dit mag want minder dan 5%
Als de verwaarlozing boven de 5% uit kwam dan ABC-formule
X= −𝑏 ± WORTEL 𝑏2 − 4𝑎𝑐 / 2A = dan een x in de vergelijking van: pH=-log(…)
Bij een zwakke base is het precies het zelfde maar dan met pOH en Kb
Anionen als zwakke base