Leerdoelen 2.4
Restauratie materialen
• Benoemt en verklaart de werkzame stof, functie en werking van ets, primer en
bonding.
Etsen van glazuur:
Na het beslijpen van het glazuur (een preparatie bijvoorbeeld) komt er een smeerlaag
van organisch materiaal op de glazuurprisma. De smeerlaag zorgt dat de hechting niet
optimaal kan zijn. We willen daarom het glazuur conditioneren (voorbewerken) met een
ets.
Ets bestaat uit fosforzuur, 30-40%. De ets zorgt ervoor dat de smeerlaag uit de
glazuurprismata wordt verwijderd. Door de ets krijg je putjes in het glazuur of in de
collageen en dus een honinggraadeffect.
Een etsmiddel demineraliseert het glazuur en dentine. Om het goed te laten werken,
moet het tandoppervlak eerst worden ontdaan van plaque en andere verontreinigingen.
Naspoelen met water is nodig om alles weer van het oppervlak te laten verwijderen.
Vervolgens moet het oppervlak worden gedroogd, tot het dof-wit wordt.
Bonden van glazuur:
Na het etsen van glazuur ga je bonden.
De bonding is een makkelijke, ongevulde kunststof die makkelijk de etsputjes
binnenloopt en zich na het uitharden stevig verankert in het glazuur. De bonding zorgt
ervoor dat de composiet kan hechten aan het element. Als je de bonding uithard, gaat de
bovenste, inhiberende laag niet uitharden, hierin zitten dus nog monomeren. In de
composiet zitten ook monomeren. Als je dan de composiet en bonding samen uithard,
gaan de monomeren met zijn alle polymeriseren. Dan zit de composiet vast aan de
bonding.
Etsen van dentine:
Op het dentine ga je na het beslijpen ook etsen, om zo het dentine te ontdoen van de
smeerlaag. De smeerlaag wordt door de ets opgelost. Als je dentine etst, gaat het
demineraliseren en de collageen blijven intact. Je wilt de collageenvezels overeind
hebben staan, zodat de bonding hier goed in kan vloeien. Niet teveel droogblazen anders
krijg je collaps van collageen.
Primen van dentine:
Primer is een hydrofiel impregeneermiddel, opgelost in aceton, alcohol of water. Het
verwijdert vocht tussen het collageen, zodat de bonding ertussen kan zitten en het zorgt
voor de hechtlaag voor de bonding. Glazuur hoef je niet te primen, omdat er geen vocht
in glazuur zit. Bonding kan namelijk niet samen met water.
Primer penetreert het gedemineraliseerde dentine en verwijdert het vocht tussen de
vrijgelegde collageenvezels, zodat de hechtlak de vezels en het dentine goed kan
impregneren en de zogeheten hybride laag wordt gevormd. Aanbrengen, kort en zacht
droogblazen.
Bonden van dentine:
Bonding is een makkelijke, vloeiende ongevulde kunststof. Het bevat monomeren die
amififiel zijn (hydrofiel (=voor hechting aan dentine) en hydrofoob (= voor hechting aan
composiet)). Daarom mag dentine niet té vochtig zijn. Bonding hecht aan primer, vormt
hechtlaag voor composiet.
Niet op de tray aanbrengen, niet te veel aanbrengen, kort en zacht uitblazen.
,• Benoemt welke 4-adhesief type systemen er zijn en wat hun werking is.
- Type 1: een driestapsadhesief /meercomponent : losse ets, losse primer en losse
bonding = standaard.
- Type 2: tweestapsadhesief: losse ets en primer-bonding. = geeft een mindere
hechtsterkte en binding aan composiet en tandmateriaal.
- Type 3: tweecomponenten – zelfetsende primer en bonding (SE Bonding)= goede
resultaat, komt hetzelfde als type 1 uit.
- Type 4: alles in 1, eenstapsadhesief – ets-primer-bonding = geeft een minder goede
hechting aan het glazuur en dentine
• Beschrijft en benoemt de soorten en samenstelling van composiet
De soorten composiet:
- Opake composiet: zijn minder translucent en worden gebruikt om dentine na te
bootsen.
- Radio-opake composiet: op de röntgenfoto is een witte vlek te zien
- Radio-lucente composiet: op de röntgenfoto is een zwarte vlek te zien. Dit mist een
bepaalde stof.
Ook heb je nog verschillende stugheden in composiet:
- Vloeibare (spuitbare) composieten: deze spuit je in de preparatie. Minder kans op
luchtbellen en betere opvulling van de caviteit
- Condenseerbare composieten: stugger, deze duw je in de preparatie. Meer kans op
luchtbellen, moeilijk in kleine hoeveelheden te doseren.
De samenstelling van composiet:
• Matrixfase: de kunsthars is bis-GMA, monomeren die kunnen polymeriseren, de
vloeibare fase.
• Vulstoffase: de harde anorganische deeltjes, bijvoorbeeld de kwarts, glas of een
ander keramisch product. Verbetert de materiaaleigenschappen van de matrix.
• Verbindingsfase: het materiaal dat zorgt dat de harde deeltjes kunnen hechten aan
de vloeibare fase. Silaancoating om de vulstofdeeltjes zodat de vulstof en de matrix
aan elkaar hechten.
• Initiator: zorgt dat de monomeren niet zelf spontaan met elkaar gaan polymeriseren
(uitharden)
• Activator: start de polymerisatie, door de lamp bijvoorbeeld.
= Dit is composiet, de matrix is de vloeibare
kunststof, de vulstof zijn de harde deeltjes hierin en de verbindingsfase.
, Matrixfase: bestaat uit monomeren die kunnen polymeriseren die dus lange ketens van
monomeren worden → polymeren. Tussen de polymeren kunnen er crosslinks
plaatsvinden, je verbindt de grote ketens met elkaar, waardoor je een sterke, harde
composiet krijgt.
4 methode om een polymeerreactie (monomeren worden gestimuleerd om een binding
aan te gaan) op gang te brengen:
• Spontaan
• Thermisch
• Chemisch
• Lichtuithardend
Vulstoffase: is er om de matrixfase te verbeteren. Het verbetert de
materiaaleigenschappen van de matrix. De polymerisatiekrimp, vervormbaarheid en
thermische uitzettingscoëfficiënt nemen af. De sterkte en slijtvastheid nemen toe.
Verbindingsfase: is een silaancoating om de vulstofdeeltjes heen, zodat de vulstof en de
matrix aan elkaar kunnen hechten.
Initiator/activator:
Je wilt de matrixfase en vulstoffase verbinden, en die moeten dan een reactie gaan
plaatsvinden om hard te worden, dus polymerisatie.
1. Chemische polymerisatie: 2 componenten, een bevat de activator en de ander de
initiator die je gaat mengen.
2. Fotochemische reactie: 1 component, door licht (activator) wordt de initiator
geactiveerd en gaat de harding plaatsvinden.
Je moet snel werken. Zodra je gaat mengen gaat het namelijk uitharden.
Vorm van composieten zijn vaak poreus, minder sterk en kunnen snel verkleuren.
De incomponent worden veel gebruikt. De werkingstijd is langer. Nadeel is dat de
polymerisatie plaatsvindt tot waar het licht kan komen, dus je kan geen dikke laag
maken.
• Benoemt de factoren die een rol spelen met betrekking tot de uithardingslamp op
de polymerisatiegraad
De initiator zit in de matrixfase, dit zorgt dat de monomeren niet spontaan met elkaar
gaan polymeriseren. Composiet verhardt door polymerisatie, die op gang wordt gebracht
door een initiator gecombineerd met een activator (= een katalysator). Als je die mengt
wordt de composiet hard. Daarom heb je een initiator nodig om dit te reguleren.
Activator: start de polymerisatie, bijvoorbeeld de lamp
- Lichthardende composiet: ruime verwerkingstijd en een korte uithardingstijd
- Chemische hardende composiet: korte verwerkingstijd en een lange uithardingstijd
Polymerisatie: uitharding
- Fotochemische reactie: 1 component, licht (activator) activeert de initiator
- Chemische polymerisatie: 2 componenten: activator en initiator die uitharden als ze
met elkaar in contact komen.
Factoren die invloed hebben op de polymerisatie:
- Vermogen lichtbron (volle sterkte)
- Belichtingstijd (20 seconde ongeveer)
- Dikte en kleur van de composietlaag (2mm kan licht tot de bodem komen hoe
donkerder, hoe minder makkelijk het licht erdoorheen komt)
- Grootte van het lichtvenster
- De afstand licht tot oppervlakte
De aanwezigheid van obstakels zijn bepalend voor de polymerisatie, moeilijk bereikbare
restauraties in meerdere richtingen belichten.
, • Beargumenteert het belang laagsgewijs aanbrengen van het composiet met
betrekking tot de polymerisatiekrimp en krimpspanning
Polymerisatiekrimp en krimpspanning zijn nadelen bij composiet. Ze kunnen namelijk voor
randspleten, lekkages, knobbelfractuur, barstjes en pijn zorgen.
Polymerisatiekrimp: de composiet neemt in vloeibare vorm meer ruimte in dan in de
uitgeharde vorm, de composiet is gekrompen.
Krimpspanning: de spanning die ontstaat tussen de composiet en de verbinding met het
tandmateriaal veroorzaakt door de krimp.
De krimpspanning wordt hoger als de composiet aan meer wanden hechten.
De krimpspanning wordt hoger als je grote hoeveelheden composiet in een keer uithard.
Beperken krimpspanning:
Composiet in laagjes uitharden, de manier van uitharden.
Denk aan het voorbeeld van de paperclips; als je de paperclips nog niet hebt verbonden, is
de rij langer dan als ze met elkaar zijn verbonden.
(Monomeren die gaan polymeriseren)
Om ze te laten ‘hechten’ is het nodig om werk te verleggen. De 1e blauwe paperclip wilt
de rode hebben om de polymeriseren. Om dit te doen, moet de blauwe paperclip gaan
buigen om de rode vast te krijgen. Het samentrekken ervan geeft spanning.
Zolang de hechting aan het tandweefsel groter is dan de krimpkrachten als gevolg van
de polymerisatie, blijft de verbinding intact en ontstaat er krimpspanning. Als de hechting
niet voldoende is om de krimpspanning te weerstaan, breekt de composiet los van de
hechting aan het tandmateriaal en ontstaan er randspleten en randlekkage.
- Hechting groter dan krimpkracht → verbinding blijft intact → krimpspanning
- Hechting onvoldoende → composiet breekt los → randspleten → krimpspanning is
wel minder geworden.